Een veelkleurig, ingebreid zigzagpatroon. Of de ‘space dye’, een onregelmatig streeppatroon, ook gebreid, waarvoor draad in afwisselende kleuren wordt geverfd. Bijna iedereen kent ze, en veel van de mensen die ze kennen leggen meteen de link met Missoni, het familiebedrijf dat er groot mee werd en nog altijd een van de bekendste Italiaanse modemerken is.
Op 1 januari overleed Rosita Missoni, die het merk samen met haar man Ottavio, ‘Tai’, begon. Ze werd 93 jaar.
Rosita Missoni, geboren Jelmini, kwam uit een textielfamilie in Noord-Italië. Haar tien jaar oudere echtgenoot ontmoette ze in Londen, waar ze heen was gegaan om Engels te leren. Hij nam er als hordeloper deel aan de Olympische Spelen van 1948. Later werd hij modeontwerper; voor de Spelen van 1952 ontwierp hij de outfits van de Italiaanse deelnemers.
Eigen fabriek
In 1953, het jaar dat ze trouwden, begonnen ze een eigen fabriek. Ze kozen voor breiwerk omdat het zo snel te realiseren was. „Je hebt een idee en twee dagen later is de stof er”, zei zij in 2016 in een interview met Business of Fashion.
Aanvankelijk produceerde het echtpaar voor andere modemerken, maar na een paar jaar namen ze het ontwerpen zelf over. Beroemd werd het merk dankzij hun tweede modeshow, waarvoor ze in 1967 waren uitgenodigd in Florence. Niet per se dankzij de kleding: omdat de beha’s van de modellen zichtbaar waren onder de dunne breisels had Rosita Missoni hen gevraagd die uit te doen. Ze had geen rekening gehouden met de felle lampen boven de catwalk. In Florence werden ze niet meer teruggevraagd, maar de ontwerpen van Missoni stonden daarna wel op de covers van bekende modebladen.
Tentoonstelling
Eind de jaren zeventig, toen breisels een grote trend waren, was een trui van Missoni een internationaal statussymbool; het Whitney Museum in New York wijdde in 1978 een tentoonstelling aan het 25-jarig bestaan van het bedrijf. Dat jaar was er ook voor het eerst een mannencollectie. Eind jaren negentig droeg het echtpaar het bedrijf over aan twee van hun drie kinderen.
Zoon Vittorio werd verantwoordelijk voor de zaken, dochter Angela voor de creatieve kant. Rosita Missoni was van plan zich toe te leggen op haar kleinkinderen. Maar alleen grootmoeder zijn maakte dat ze zich „nutteloos” voelde, vertelde ze later aan Business of Fashion. En dus werd ze verantwoordelijk voor de lijn met interieuraccessoires.
Ottavio overleed in 2013 op 92-jarige leeftijd, vier maanden nadat zijn zoon Vittorio met zijn vrouw was omgekomen bij een vliegtuigongeluk.
In haar laatste jaren nodigde Rosita Missoni, die haar witte haar kort droeg maar in haar nek een dun vlechtje met een strik had, met enige regelmaat journalisten uit om haar tuin en kleurrijke huis te komen bekijken. In een interview met The New York Times uit 2017 schepte de toen 85-jarige, die als kind ziekelijk was geweest, op hoe graag ze dook om schelpdieren te vinden en hoe goed ze was in het beklimmen van bergen.
„We hadden een heerlijke ochtend in de tuin, nietwaar”, zei ze, terwijl ze de verslaggever bij de schouder pakte om haar naar buiten te leiden. „Maar mijn echte plaats is op kantoor.”
Hoeveel doden en gewonden moeten er nog vallen voor er een kabinet is dat het aandurft om een landelijk vuurwerkverbod af te kondigen? Kennelijk weegt het plezier van burgers om tijdens de Oudejaarsnacht massaal op straat explosieven tot ontploffing te brengen zwaarder dan het verdriet om de slachtoffers die hierbij vallen.
De Rotterdamse burgemeester Carola Schouten pleitte voor een landelijk vuurwerkverbod en kreeg volop bijval. Elk jaar is hetzelfde pleidooi te horen van lokale bestuurders, korpschefs en medici die weten wat het betekent als burgers aan de gang gaan met explosieven. Sinds enkele jaren geldt weliswaar een verbod op vuurwerk uit de zwaardere categorieën knal- en siervuurwerk, maar wie niet warmloopt voor wat geringschattend ‘kindervuurwerk’ wordt genoemd, rijdt de grens over voor zwaarder, illegaal spul of koopt het via internet.
Tegenstrijdigheden in het overheidsbeleid zorgen bij burgers voor onduidelijkheid over de regels en gebrekkig normbesef. In de ene gemeente mag je vuurwerk afsteken, in de andere niet. En in gemeenten waar een afsteekverbod geldt, is de verkoop van vuurwerk wél toegestaan. Dat maakt ook handhaven lastig: wie op straat loopt met vuurwerk in een gemeente waar een afsteekverbod geldt, kan niet zonder meer worden beboet.
De gewenning van Nederlanders om met explosieven om te gaan speelt volgens criminologen overigens een rol bij de vele aanslagen op woonhuizen. Waren het vroeger ‘rotjongens met rotjes’ bij wie je rond 31 december uit de buurt moest blijven, tegenwoordig gebruiken criminelen het hele jaar door cobra’s, die de kracht hebben van een handgranaat.
Een landelijk verbod op afsteken én verkopen van vuurwerk stelt een duidelijke norm waartoe burgers zich moeten verhouden. Tegelijk helpt het de veiligheid op straat te vergroten, want het letsel tijdens de jaarwisseling wordt voor een deel veroorzaakt door legaal vuurwerk. Het draagvlak onder de bevolking voor zo’n verbod groeit, 57 procent is nu vóór.
GroenLinks-PvdA en PvdD hebben een initiatiefvoorstel klaar voor een verbod, maar dat maakt op dit moment geen kans. Volgens premier Schoof zitten in de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB „geen voorstanders” van een verbod. De politieke meerderheid durft het niet aan, uit vrees om door de eigen achterban als betuttelend te worden gezien.
Partijen die normaliter voorop lopen als het gaat om law and order geven nu niet thuis, bang om aan Nederlandse tradities te komen. Maar het afsteken van vuurwerk was niet altijd de gewoonte. In vroeger tijden sloegen burgers tijdens Oudjaar op potten en pannen om geesten te verjagen. Niet goed voor de oren, maar wel minder gevaarlijk.
Een nieuwe passagiersterminal blinkt naast de verlengde startbaan. Achter een hek lonkt de langparkeervlakte. Laat de zonbestemmingen maar komen, Lelystad is er klaar voor. De geplande openstelling is al vier keer tegengehouden, maar nu gloort hoop voor de voorstanders. In 2025 neemt het kabinet een besluit. Eerdere dwarsligger BBB beheert nu Landbouw en Natuur. Mogelijk zit een milieuvergunning voor 10.000 commerciële vluchten per jaar er nu in.
Het laatste grote vliegtuig dat hier is geland, heeft geen straalmotoren maar twee propellers. De enige nog luchtwaardige DC-3 Dakota, bouwjaar 1944, maakte in december zijn laatste vlucht, van Schiphol naar Lelystad. De Dakota staat nu in een hangar van luchtvaartmuseum Aviodrome, geurend naar olie en metaal, de twee zuigermotoren naakt zonder hun kappen, je snapt waarom een vliegtuig vroeger vliegmachine heette.
Twee F-35’s van de Koninklijke Luchtmacht vlogen samen een stukje op met de DC-3 en keerden toen terug naar vliegbasis Leeuwarden. Als het aan ministerie van Defensie ligt, moeten ze in de toekomst ook op Lelystad kunnen landen. Want er is meer ruimte nodig voor jachtvliegtuigen. Om te oefenen en voor ‘tactische spreiding’: het risico in tijden van spanning minimaliseren. In totaal 2.300 extra vliegbewegingen per jaar, schreef staatssecretaris Tuinman (BBB) in december aan de Kamer.
Lelystad gooit hoge ogen omdat er relatief weinig mensen wonen, wat neerkomt op minder geluidshinder. In totaal dan, niet per persoon, want als je van nabij een F-35 hoort starten, denk je dat er bloed uit je oren komt. Gemeente en provincie zijn niet tegen, mits het vliegveld ook opengaat voor commercieel verkeer. Voor de tegenstanders zal het dubbel slikken zijn.
Starend over de startbaan – onder een blauwe hemel starten en landen alleen wat lesvliegtuigjes – stel ik me voor wat zo’n dubbelrol inhoudt. Met 2,4 kilometer is de baan nog krap voor een F-35. En er moet een parallelle infrastructuur komen: van eigen brandstof en beveiliging tot militaire verkeersleiders.
Er is meer ruimte nodig voor jachtvliegtuigen. Om te oefenen en voor ‘tactische spreiding’: het risico in tijden van spanning minimaliseren
Voor de landelijke luchtverkeersleiding is vliegveld Lelystad al langer een steentje in de schoen, omdat het kan wringen met verkeer van en naar Schiphol. Al jaren wordt er getekend aan nieuwe routes. Met F-35’s is daarin nog geen rekening gehouden, maar mogelijk hoeft niet opnieuw alles op de schop. Zie Lelystad als ‘zesde baan’ van mainport Schiphol. Op 500.000 vluchten per jaar zijn die extra 12.000 er niet veel. Ook een civiel-militair Lelystad is zo vermoedelijk wel ‘luchtzijdig in te passen’ – favoriete term van het ministerie van Infrastructuur.
De echte vraag leek me of het wel is in te passen in ons zelfbeeld. Want hier botsen twee Nederlanden. Het ene is het ‘hedonistische’ land uit de peilingen van Ipsos I&O, waarin driekwart het eens is met de stelling dat ‘het belangrijkste is om vandaag van het leven te genieten; morgen zorgt wel voor zichzelf’. Het andere is het ‘weerbare’ land, dat Mark Rutte nu bepleit. Dat zijn, onder meer, de F-35’s. Vroeger heette straaljagerherrie the sound of freedom. Nu doen we liefst de vingers in de oren.
Die route? Zo zou touroperator Anthony Kiweewa het niet doen, zegt hij tegen een bezoeker bij zijn stand, terwijl hij hoog boven de kaart van Oeganda hangt. Hij fronst. Was hij enkele minuten geleden nog een en al wervend enthousiasme, nu spat de concentratie ervan af. Dit is de Vakantiebeurs voor Bijzondere Reizen in de Beurs van Berlage in Amsterdam, en ook Kiweewa weet wat zijn rol hier is: één deel verkooppraat, vijf delen gepersonaliseerde kennisoverdracht.
Deze beurs is feitelijk het excentrieke kleine broertje van de grote Vakantiebeurs in Utrecht. Hier geen zonreizen: aanwezige touroperators bieden safari’s aan, maar ook boottochten naar Antarctica, duurzame reizen voor ‘filantropen op reis’ en leiderschapsreizen in de bergen („zonder telefoon, natuurlijk”). Volgens organisator Boudewijn Richel komen er jaarlijks 10.000 mensen op af, bezoekers die snakken naar iets anders dan een strand in Turkije. De prijsstijgingen die volgens boekingssite Zoover de Nederlandse interesse in vakanties zouden kunnen drukken, zijn hier niet zo’n enorm probleem. De reizen zijn toch al duur, en trekken een ander publiek. Bovendien blijkt uit de jaarlijkse analyse van boekingsgedrag door GfK dat de populariteit van de zonvakantie over het algemeen iets afneemt – de interesse verschuift naar rondreizen. En juist daar vind je er hier véél van.
„We doen safari’s, hiken, wildwaterraften, bergbeklimmen, community tours”, ratelt Anthony Kiweewa af, bij zijn stand in een van de drie grote zalen van de Beurs van Berlage. Tussen de folders staan gorillabeeldjes. „Waar we de meeste vragen over krijgen? Tja, de gorilla’s, natuurlijk.” Ondanks een stroperig visumproces voor deelnemende touroperators uit het land, blijkt Oeganda een populaire bestemming op de beurs. Vooral vanwege die gorilla’s. In een volgeladen lokaal boven in de beurs geeft een van origine Nederlandse touroperator les over het land. Dat de grenzen eigenlijk door de Britten zijn getrokken en er meerdere rijkjes binnen die grenzen liggen, bijvoorbeeld. Hij haast zich ook om toe te voegen: „Wij zijn niet van die types die lokale mensen dan een dansje laten doen.”
Er klinkt geroezemoes over ‘bucket lists’, lijstjes met alles dat je nog vóór je dood gedaan wil hebben
De zaal knikt braafjes mee. Er klinkt geroezemoes over ‘bucket lists’, lijstjes met alles dat je nog vóór je dood gedaan wil hebben. Een vrouw durft uiteindelijk te vragen hoe lang die gorillawandelingen zijn. In wat voor conditie moet je zijn?
Vertrouwde klanten
Veel van de aanwezigen zijn oudgedienden. Allard van Lingen van Bergwandelen.com geeft toe dat hij in de eerste uren van de dag eigenlijk alleen maar oude bekende klanten heeft gesproken. Erg? Och. In dit persoonlijke, gespecialiseerde deel van de reisbranche zijn die banden met vertrouwde klanten juist cruciaal, zeggen de meeste touroperators op de beurs.
Niet Janine Villiger, die voor het eerst op de beurs staat. Ze verkoopt voornamelijk huisjes in Namibië, maar regelt ook rondreizen, en juist dáár gaan de meeste vragen over. Mensen kennen het land eigenlijk niet zo goed. Een oudere Nederlandse man blijft vijf minuten bij haar stand doorpraten; het dringt maar niet tot hem door dat zij geen Nederlands maar Engels spreekt. „Mensen maken zich zorgen over de veiligheid in Namibië. Ik moet bijvoorbeeld telkens uitleggen dat wij de beste wegen van heel Afrika hebben. Zelfs die in Zuid-Afrika zijn niet meer wat ze geweest zijn”, zegt ze achteraf. „En dat je beter twee weken kan gaan en elke dag maar vier uur rijdt. Het is een groot land, met weinig mensen.”
Even verderop haalt een goedgeluimde Tanzaniaan de schouders op. „Het loont wel om hier geen Nederlander te zijn”, zegt hij. „Ik profiteer ervan dat mensen mij zien en denken: ah, die komt daar écht vandaan.” Want dat is toch uiteindelijk het onderscheid met de Vakantiebeurs: hier in de zaal hangt een zweem van kennis. Van mensen die de geheimen van al die verre landen kennen, en ze willen delen. Veel plekken op de wereld zijn ‘toeristisch geworden’, mopperen bezoekers in de wandelgangen. Hier voegen ze zich onder de begenadigde groep die nog durft te zoeken naar het onaangeraakte. Die onderzoek doet, en begrijpt dat niet alles voor iedereen is.
Met een hotdog in de ene hand, en een papieren bekertje glühwein in de andere, dat wel: het blijft Nederland.