Begin jaren vijftig vond slechts 11 procent van de Duitsers dat joodse slachtoffers een schadevergoeding dienden te krijgen

ZAP Met het nieuws van deze week in het achterhoofd keek je toch anders naar de documentaire Reckonings (EO) – over de Duitse ‘wiedergutmachung’ voor overlevenden van de Holocaust.


Foto EO

Het heden sijpelde het verleden binnen, en andersom. Half Nederland was nog aan het bijkomen van de schrik van dinsdag, met het nieuws dat 23 procent van de Nederlandse jongeren niet weet wat de Holocaust was, en áls ze het al weten de gebeurtenissen betwijfelen of betwisten. Feiten als: zes miljoen vermoorde joden, dat er óók in Nederland jodenvervolgingen waren, dat Anne Frank niet alleen tijdelijk in het Achterhuis woonde, maar uiteindelijk stierf in een concentratiekamp.

Via allerlei wegen kwam er kritiek op het onderzoek zelf. De cijfers kloppen niet, de methodiek rammelt, meldde de Volkskrant. Ook waren er bezwaren tegen de „tamtam” waarmee het nieuws werd gebracht door de opdrachtgever, de Amerikaanse organisatie Claims Conference, die opkomt voor de rechten van Holocaustoverlevenden. Ik ga niet over statistisch onderzoek, steekproeven of respondenten, en het laatste woord is hier vast niet over geschreven. Ik kan alleen maar denken: zelfs als het voor een kwart waar is, is het erg.

Vervolgens keek ik toch anders naar de documentaire Reckonings (EO) – over de Duitse ‘wiedergutmachung’ voor overlevenden van de Holocaust. Niet zo gek dat deze documentaire donderdagavond werd uitgezonden, vrijdag is het 78 jaar geleden dat concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd en is er een internationale herdenkingsdag. De Nederlandse Auschwitzherdenking is altijd op de laatste zondag van de maand.

Even – heel kort maar – de geschiedenis. Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van het na-oorlogse West-Duitsland, hield in 1951 een toespraak waarin hij zei dat zijn regering bereid was te praten over schadeloosstelling van de joden die de genocide hadden overleefd, maar alles waren kwijtgeraakt. Dat van die bereidheid klopte niet helemaal, zijn minister van Financiën Schäffer was er erg op tegen, het parlement grotendeels ook.

De Duitse bevolking zag het evenmin zitten. De geallieerden lieten destijds een enquête uitvoeren onder de West-Duitse bevolking. Vraag: wie zijn de voornaamste slachtoffers van de oorlog? Antwoord: de Duitsers. Onderaan het rijtje getroffenen: de joden. Volgende vraag: moet Duitsland joodse slachtoffers schadevergoeding betalen? 11 procent stond achter dat idee. In beeld verschijnt een Duitse man, voormalig overheidsfunctionaris. Hij zat in de jaren vijftig op het gymnasium. Bij ons op school, zegt hij, werd nooit gesproken over de Holocaust. Ziet u al overeenkomsten met het heden?

Collectieve schuld

De bevolking van Weimar werd overigens wel met de neus op hun geschiedenis gedrukt. Omwonenden, iedereen die beweerde nooit iets geweten te hebben van de moorden, martelingen en misdaden die vlakbij werden begaan, werd in 1945 gedwongen de kampen te bezoeken. Iedereen, kinderen incluis, zie je schuifelen langs de pas bevrijde barakken en voorbij rijen, stapels lichamen en skeletten. Zij moesten hun collectieve schuld, letterlijk, onder ogen zien.

Bondskanselier Adenauer drukte zijn wens door om te praten over wiedergutmachung. In 1952 begonnen de onderhandelingen. Op neutraal terrein. Kasteel Oud-Wassenaar, Nederland. De Israëlische regering wilde wel aan tafel, de staat bestond net (sinds 1948) en was blut. Hoe moest het land met 600.000 inwoners 700.000 nieuwe joodse immigranten „absorberen”? Alleen, wie moest er namens de joodse slachtoffers onderhandelen? Van de Europese joodse instellingen was bijna niemand meer over. Namens 23 landen werd toen in rap tempo de ‘Conference on Jewish Material Claim against Germany’ opgericht. Kortweg: Claim Conference, de opdrachtgever van de enquête over ‘onze’ povere Holocaustkennis. Alsof ze willen waarschuwen dat het verleden niet voorbij is.