Beethovens opera Fidelio is maximaal idealistisch. De Reisopera windt geen doekjes om het verschil tussen licht en donker.

Recensie

Muziek

Opera Bij de Reisopera hoor je nu Beethovens enige opera: Fidelio. Op een podium waar lichtkunst belangrijker is dan acteerwerk, speelt en zingt Kelly God een struise Fidelio.

In deze uitvoering van Beethovens Fidelio is Kelly God een struise Fidelio/Leonore
In deze uitvoering van Beethovens Fidelio is Kelly God een struise Fidelio/Leonore

Foto Marco Borggreve

Het is nogal een ruwe val. Van de sprookjeswerelden van Hänsel und Gretel en Die Zauberflöte, sluit de Nederlandse Reisopera hun seizoen af in de gevangenis.

Beethoven schreef één opera: Fidelio. Dat deed hij in een paar revisierondes. De Reisopera snoeide de gesproken delen weg, en husselde wat in volgorde met een positief resultaat; er ontvouwt zich een logisch verhaal in behapbare tijd:

Florestan is door gouverneur Don Pizarro onterecht gevangengezet. Florestans vrouw Leonore verkleedt zich als man, noemt zich Fidelio en bemachtigt een baantje in de gevangenis. Als bij een onverwachte gevangenisinspectie ontdekt dreigt te worden dat Florestan onterecht vastzit, maant Pizarro cipier Rocco om Florestan te doden. Rocco weigert. Als Pizarro het dan zelf maar wil doen, springt Fidelio ertussen, onthult zich en …

Beethoven dacht in idealen. In Fidelio staat ongenuanceerd slecht tegen ongenuanceerd goed: gevangenis tegen vrijheid, kerker tegen binnenplaats; hel tegen hemel, donker tegen licht. Bij de Reisopera is het gevangenisidee impliciet, maar het ideaal uitvergroot: we zien drie witte wanden die ofwel donker zijn, ofwel helwit verlicht.

Kelly God is een struise Fidelio/Leonore. Aan haar lichaam geen kermis van nepbuiken of boezemminimizers, 19e-eeuwse cipierscollega’s zouden gerollebuikt hebben als deze Leonore gezegd had dat ze een man was. Maar in deze tijd is haar ‘hallo ik ben meneer Fidelio’ in een onverholen vrouwelijk lichaam wel sympathiek. God gaat zeker niet voor mooi en liefelijk, maar voor krachtig en kordaat, zowel in zang als in acteren. Komisch voordeel van haar naam: zinnen als ‘Wij vertrouwen op Gods hulp’ en ‘Oh God gij zendt mij hoop’ zijn nu… enfin, je snapt het.

Gevangenen fluisteren elkaar ombeurten toe

Het is erg genieten van de lichte maar ver dragende bas van Rocco (een ontspannen spelende Yorck Felix Speer) en de mooie tenor van Florestan (Bryan Register). Don Pizarro (bariton Bastiaan Everink) speelt zijn woede net ongeloofwaardig over de top, zeker omdat zijn aanwezigheid steeds samengaat met er erg dik bovenop liggende bliksemflitsprojecties. Helaas komt de inspecteur van de gevangenis Don Fernando pas helemaal aan het einde, want bas-bariton Frederik Bergman is de friste van allemaal. Ook het koor Consensus Vocalis is goed, vooral in ‘O welche Lust im freier Luft’, als de gevangenen elkaar om beurten toefluisteren zachtjes te zingen. Orkest Phion onder leiding van Otto Tausk heeft mooie momenten, zeker als de hobo de boventoon voert of de trompetten van de naderende inspecteur uit de verte schallen. Wel ontglippen zangers en orkest elkaar net iets te vaak.

De verder lege donker- en lichtbak gaat op den duur wat vervelen, maar er zijn met lichtprojecties een paar leuke vondsten gedaan. In het kwartet ‘Mir ist so wunderbar’, waarbij er steeds een zanger bijvalt, staat aan het begin alleen de eerste zanger in een verticale bundel licht. Langzaam verschuift een tweede verticale bundel van de eerste naar de tweede zanger, die precies aankomt als diens zanglijn begint. Zo gaat dat nog tweemaal. Het resultaat: een decor dat verlicht lijkt vanachter tralies. Na de pauze, als we in de diepste kerkers zijn, hangen er pilaren tot bijna op de grond. Eronder zit een lampje. De kleine kringen licht die erdoor op vloer vallen, lijken het schaarse licht dat door spleten in de kerkercellen valt. Vreemd is wel dat op het achterdoek enorme fabriekshalramen geprojecteerd worden.

Projecties van armen in de lucht, of twee handen die naar elkaar reiken als Leonore en Florestan herenigd worden (na eerst nog lang te worden gescheiden door een lichtbundel, ondanks dat ze al lang zingen over hun heerlijke herenigingsknuffel) zijn wat al te esoterisch. Leg daar de wat minimale en voorspelbare regie naast, en je komt tot de som dat deze Fidelio meer licht- dan acteervondsten heeft.

De blijdschap van de vrijgelaten gevangenen aan het einde, wat op het podium met een paar mobieltjes wordt gefilmd en groot op het achterdoek geprojecteerd, is dan wel weer aandoenlijk geloofwaardig. Sowieso is de kans om Beethoven enige opera te horen er niet een om te laten schieten.