Bashen en cashen, dat is het motto van de Hongaarse premier Viktor Orbán

‘Hello, dictator!’ Zo verwelkomde toenmalig Commissievoorzitter Juncker ooit gekscherend Viktor Orbán op een EU-top. En de Hongaarse premier kreeg nog een tik op de wangen toe. Orbán is het zwarte schaap in de Europese Unie. Al veertien jaar lang. Hij is Europa’s langstzittende en meest omstreden regeringsleider.

Na een grote verkiezingsoverwinning in 2010 hebben Orbán en de zijnen er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ze voor altijd de scepter kunnen blijven zwaaien in Hongarije. Of zoals Tijn Sadée in zijn nieuwe boek De clan van Orbán een uitspraak aanhaalt van de Hongaarse premier: ‘We moeten één keer heel groot winnen, dan geven we het nooit meer uit handen.’

Een comfortabele tweederde meerderheid voor zijn partij Fidesz in het parlement maakte het voor Orbán mogelijk om Hongarije helemaal naar zijn hand te zetten. Het resultaat: de democratie is uitgehold, onafhankelijke rechters en wetenschappers zijn weggepest en media lopen aan de leiband. Fidesz komt tijdens verkiezingen steevast als grootste uit de bus, behalve in het kosmopolitische Boedapest. Orbán is wellicht daarom toch nog niet zeker van zijn zaak. De vorig jaar gelanceerde ‘Soevereiniteitswaakhond’ is een kopie van Poetins wet op buitenlandse agenten, waarmee mensenrechtenorganisaties in Rusland crimineel zijn verklaard.

De door Orbán nagestreefde ‘illiberale’ samenleving bracht hem op ramkoers met Brussel. Maar de Hongaarse premier wuifde kritische rapporten en strafprocedures eenvoudig weg terwijl miljarden aan EU-subsidies vooral naar bevriende zakenlieden vloeiden. Er zijn verdenkingen van grootschalige corruptie. Om die reden is de uitkering van een aanzienlijk deel van het Europese geld nu bevroren.

Orbán heeft zich ontpopt tot notoir dwarsligger binnen de EU. Hij verknoopt bijna alle belangrijke dossiers – van steun aan Oekraïne tot het Finse en Zweedse NAVO-lidmaatschap – aan financiële toezeggingen voor Hongarije. Of zoals Sadée schrijft: ‘Brussel bashen en tegelijk de Brusselse subsidiemiljarden cashen’. Daarmee bezorgt Orbán zijn collega-regeringsleiders keer op keer kopzorgen.

Politieke lefgozer

Als er iemand toegerust is om deze ‘Hongaarse kwelduivel’ te doorgronden, dan is het Tijn Sadée. Hij volgt Orbán al meer dan twintig jaar op de voet als correspondent voor onder meer NRC, NOS en VPRO vanuit zijn standplaatsen Boedapest en Brussel.

De clan van Orbán verschijnt in de aanloop naar de Europese verkiezingen – waar Orbáns politieke geestverwanten in veel EU-lidstaten in de peilingen op winst staan – en het Hongaarse EU-voorzitterschap per 1 juli 2024. De centrale onderzoeksvraag van Sadée is dan ook: ‘Legt de EU uiteindelijk haar wil op aan Orbán, of is het Orbán die de EU een andere kant op duwt?’

Om die vraag te beantwoorden is Sadée in zijn archieven gedoken, op reportage gegaan en heeft hij met Orbáns vrienden en vijanden gesproken. Het resultaat is een boek met een naar eigen zeggen ‘impressionistische opzet’. Her en der wreekt zich dat en herhaalt Sadée zichzelf. Zo weet de lezer na een aantal keer wel dat Zsuzanna Szelényi, schrijver van Tainted Democracy, ooit Orbáns politieke kompaan was maar nu een van zijn felste critici is.

Sadée schrijft in een fijne vlotte reportagestijl. Soms maken intermezzo’s het boek een beetje té caleidoscopisch en soms gaat Sadée net wat té vlot, waardoor feitelijke gebeurtenissen als de verkiezingen in 2022 wat ondergesneeuwd raken. Maar al met al is het een feestje om met deze correspondent op pad te gaan. Gelukkig maar, want de ontwikkelingen in Hongarije in de afgelopen decennia stemmen bepaald niet vrolijk.


Lees ook
dit verhaal

Balázs Orbán, rechterhand van de Hongaarse premier Viktor Orbán en directeur van het Mathias Corvinus Collegium.

In een wervelende reis draait Sadée de klok terug naar Orbáns jonge jaren op het Hongaarse platteland. We zien hoe de politieke lefgozer die in juni 1989 opriep tot vrije verkiezingen en het vertrek van de Sovjettroepen het conservatief nationalisme ontdekte als ‘politiek verdienmodel’. Bovendien boorde hij de breed levende wrok aan dat Hongarije de dupe is van wat de buitenwereld het land allemaal heeft aangedaan. De verkiezingen in 2018 en 2022 wist hij te winnen door respectievelijk migranten en de oorlog in Oekraïne af te schilderen als grote bedreiging voor de Hongaren.

‘Brussel’ is dat volgens Orbán ook, maar het is interessant om te lezen dat Hongarije nooit onverdeeld enthousiast was over de eisen voor het EU-lidmaatschap. ‘Brussel meet met twee maten’ was te horen tijdens de toetredingsonderhandelingen. Tegelijkertijd zeggen Europese diplomaten nu dat de versteviging van de Hongaarse rechtsstaat toen ten onrechte pas op het allerlaatste moment werd afgeraffeld.

Als premier zocht Orbán de confrontatie. Maar ‘echt bijten deed Brussel niet’, schrijft Sadée, terwijl de contouren van de autocratie ‘toen al overduidelijk waren’. Orbán bouwde aan een eenpartijstaat zonder checks-and-balances, zo had socioloog András Bozóki in 2010 al in de gaten. Hij is een van de velen die Sadée citeert. Volgens Pieter de Gooijer – oud-EU-ambassadeur voor Nederland – heeft Orbán ‘zijn modus operandi, oftewel zijn zin doorduwen, kunnen ontwikkelen omdat de EU hem telkens beloonde voor zijn lastige gedrag.’ Scherp aan de wind zeilen leverde hem bovendien thuis stemmen op.

Armlastige dissident

Pas in juli 2020 gingen de handschoenen uit met de introductie van een rechtsstatelijkheidstoets op het uitkeren van EU-gelden. Sindsdien is er sprake van een wedstrijdje armpje drukken tussen Brussel en Boedapest. Maar, zo citeert Sadée historicus Peter Ludlow, ‘Orbán is uiteindelijk een armlastige dissident, hij heeft het EU-geld nodig.’ Aan de vergadertafel is de Hongaarse premier dan ook een ‘zwijgende pragmaticus’.

Brusselse diplomaten maken de balans op: ‘Orbán vertraagt, hij is vervelend, maar geen enkele chantage van Orbán is echt gelukt.’ Orbán is vooral nadelig voor de Hongaren zelf. ‘Die lijden het meest onder de onmogelijke positie waarin hij zijn land heeft gemanoeuvreerd, de Hongaarse economie is totaal verzwakt.’

De Hongaarse regering schermt met mooie groeicijfers, maar de inflatie is hoog en de binnenlandse consumptie ligt op zijn gat. Het geld vloeit vooral naar de clan van Orbán. Die heeft zijn schaapjes op het droge. En Boedapest houdt ook opportunistisch de hand op in Moskou en Beijing.

Sadée kan dan ook nog geen eenduidig antwoord geven op zijn centrale vraag. Viktor Orbán maakt zich in de burcht van Boedapest op voor de volgende ronde in zijn duel met Brussel. Hij wil een ander Europa bewerkstelligen en droomt van een grote coalitie van ‘soevereinisten’ in het Europees Parlement die de natiestaat weer voorop zullen stellen. Dan zullen niet alleen de Hongaren de dupe zijn, want Europese samenwerking is onmisbaar in het huidige geopolitieke krachtenveld.