Mustafa Ayranci heeft wat afgeknuffeld het afgelopen jaar. Oude strijdmakkers, politici, een nieuwe generatie activisten; allemaal kregen ze zijn ferme handdruk en een warme omhelzing. In juni was het de beurt aan de Amsterdamse wethouder Touria Meliani (GroenLinks). In de kantine van de Turkse arbeidersvereniging HTIB in Amsterdam, waarvan de 72-jarige Ayranci voorzitter is, was ze te gast op een bijeenkomst om het vijftigjarige jubileum van de vereniging te vieren.
Ayranci is geëmotioneerd als Meliani hem net warm heeft toegesproken op de receptie. De wethouder is voor het eerst bij HTIB, maar spreekt over de vereniging alsof die in haar hart zit. Ze refereert aan haar vader, die als gastarbeider naar Nederland kwam en tegen dezelfde problemen aanliep als mensen die bij HTIB betrokken waren. „Bedankt dat jullie ook voor ons hebben gestreden”, zegt de wethouder.
Het was een plek waar m’n harnas even aan de kapstok kon
De zomeravond ademt geschiedenis. Oude vrienden bekijken affiches en foto’s van weleer. Daarop zijn, naast tal van demonstraties, debatten en culturele activiteiten te zien. „Dilan, die heeft de verkeerde afslag genomen”, grapt iemand voor een foto waarop VVD-leider Dilan Yesilgöz, destijds gemeenteraadslid in Amsterdam, te zien is tijdens een debat. Aanwezigen halen herinneringen op die ze bij HTIB hebben liggen en vieren de rijke, strijdbare geschiedenis.
Op het plantsoen voor de deur zijn bekende Turkse Nederlanders te zien op een rondreizende fototentoonstelling: oud-staatssecretaris en Corendon-topvrouw Gunay Uslu, schrijver Murat Isik, televisiemaker Sinan Can, theatermaker en auteur Funda Müjde, voormalig CNV-bestuurder Talip Demirhan. Allemaal hebben zij, of hun ouders, voetstapjes liggen bij de arbeidersvereniging. „HTIB is een holding”, zegt voorzitter Ayranci. „Eentje die heel veel mensen heeft voortgebracht.”
De Turkse arbeidersvereniging Nederland HTIB (Hollanda Türkiyeli Isçiler Birligi) vindt haar oorsprong in de jaren zeventig, als de eerste gastarbeiders al jaren in Nederland zijn. Hun (arbeids)omstandigheden zijn slecht en ze werken lange dagen, waarvoor ze vaak minder betaald krijgen dan hun Nederlandse collega’s. Buiten het werk zitten ze hutjemutje op elkaar gestopt in kleine pensions. Handvatten om hun situatie aan te kaarten hebben ze niet, ze leven bij de gratie van hun koppelbazen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679394-39a007.jpg|https://images.nrc.nl/6pnYrT2VX7Es-ybew7cPe5edh7o=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679394-39a007.jpg|https://images.nrc.nl/P4HQnP9CgBjTcHslNSJwqXKnBzQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679394-39a007.jpg)
„Ik was geschokt over wat ik aantrof”, zegt Maviye Karaman, die in 1972 haar man achterna was gekomen naar Nederland. „Er was hier helemaal niets, geen taalonderwijs, geen stemrecht, niks.” Dat er niks was, zagen Maviye en haar man Nihat vooral als een aansporing om te zorgen dat er wel wat zou komen. In Turkije waren ze als linkse studenten al gewend actie te voeren, en met een groep andere intellectuelen en arbeiders gingen ze aan de slag. „Eigenlijk net zoals we dat in Turkije deden. We vertelden mensen wat hun rechten waren. En we gingen taalonderwijs organiseren”, zegt Karaman.
Samen met andere migrantenorganisaties keerde de vereniging zich tegen discriminatoire praktijken waar de nieuwkomers mee te maken kregen. HTIB zette zich in voor gelijke rechten en stimuleerde de achterban deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. Er werden pamfletten en kranten gedrukt, er werd samenwerking met gelijkgestemde organisaties gezocht, er werd advies gegeven hoe om te gaan met allerhande bureaucratische hobbels. En er werd gedemonstreerd, veel gedemonstreerd. Tegen de Wet arbeid buitenlandse werknemers, die arbeidsmigratie moest terugdringen, tegen de 1445-maatregel, die migranten een inkomen van minimaal 1.445 gulden per maand oplegde om hun huwelijkspartner naar Nederland te halen; voor verblijfsvergunningen en kiesrecht. En rond tal van andere thema’s. „We waren altijd onderweg. Waar we de tijd vandaan haalden, weet ik niet, maar het gaf ons energie”, zegt Maviye Karaman, wier man Nihat al snel voorzitter van de vereniging werd.
Politieke vluchtelingen
Ook inTurkije, waar in 1980 via een staatsgreep een militaire dictatuur werd gevestigd, bleef HTIB belangrijk. Naast de gastarbeiders, die destijds dachten na een paar jaar terug te keren, waren inmiddels ook veel politieke vluchtelingen naar Nederland gekomen. Om de democratie in Turkije te ondersteunen, werden acties opgezet, bijvoorbeeld ter ondersteuning van vakbonden daar.
„Dan organiseerden we bijeenkomsten om aandacht te vragen en financiële steun. Dat geld brachten we vervolgens naar Turkije”, vertelt Annelies Jansen. Net als haar man Rob Duijker raakte ze bevriend met veel mensen binnen HTIB, en onderhield ze contacten tussen de vereniging en de Nederlandse samenleving. „Als er een zaal mensen moest worden toegesproken over waarom solidariteit met Turkije belangrijk was, dan deed ik dat”, zegt Jansen. „Het voelde goed die vertaalslag te maken en mensen het gevoel te geven dat HTIB ook door Nederlanders werd gesteund.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679310-ce3f11.jpg|https://images.nrc.nl/0aPOgAE1Hhr20SpkhEYXt_tdbgA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679310-ce3f11.jpg|https://images.nrc.nl/g6_SzC4rY4l7j2LHIoDd7FOwheQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679310-ce3f11.jpg)
Die vertaalslag was nodig, want de Turkse politieke cultuur contrasteerde sterk met de Nederlandse politiek, waarin consensus heilig was. Atilla Karaoglan, die secretaris was van HTIB, herinnert zich nog hoe Nederlandse politici hem uitlegden „dat je met elkaar in gesprek hoort te gaan in plaats van elkaar in de haren te vliegen”.
Karaoglan: „We bleven een actieclub, maar leerden hier ook veel van de Nederlandse overlegcultuur.” De vereniging richtte een lobby op politici en was een van de voorvechters van het Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT), vaste overlegpartner van de overheid. Daarin nam ze met andere Turkse organisaties zitting, van seculier tot religieus, van links tot rechts.
Doodgeschoten
Op 27 juni 1988 staat de tijd even stil. HTIB-voorzitter Nihat Karaman wordt in een auto voor zijn huis, in het bijzijn van zijn oudste zoon, doodgeschoten. Er gaat een zucht van emotie door de zaal, als een jonge Paul Witteman het nieuws voorleest dat Karaman, „de alom geliefde Turkse voorvechter van rechtvaardigheid”, is vermoord. Het is de première van de documentaire Strijders voor gelijke rechten, die afgelopen november ter gelegenheid van het jubileumjaar uitkwam. Veel aanwezigen hebben Karaman nog gekend.
Ook Rob Duijker, die met de Karamans bevriend was, zit in de zaal. Op de uitvaart van zijn vriend zei hij destijds dat het een politieke moord was. Die overtuiging is hij, als vele anderen, tot op de dag van vandaag toegedaan. Maar motieven daarvoor kwamen in een rommelige rechtszaak, die wel tot een veroordeling leidde, niet aan het licht. In de jaren na de dood van haar man ging Maviye Karaman door met haar strijd. Via de Turkse vrouwenvereniging HTKB en als gemeenteraadslid voor GroenLinks in Amsterdam zette ze zich met name in voor vrouwenrechten.
De dood van de charismatische voorzitter betekende niet alleen een collectief trauma, maar ook een harde klap voor HTIB. Niemand kon het gat vullen dat Karaman achterliet. Hij kon met zijn charisma als geen ander bruggen bouwen, zegt Duijker. En niemand wilde ook op zijn stoel plaatsnemen, zegt Ayranci, sinds 2003 voorzitter van de vereniging. In de jaren die volgden, bleken voldoende ‘kameraden’ bereid de strijd voor hun idealen, zo goed en zo kwaad als het ging, voort te zetten.
HTIB had niet alleen politieke invloed, maar was ook van persoonlijke betekenis. „Het was een plek waar ik me thuis voelde, en waar m’n harnas even aan de kapstok kon”, zegt Mehmet Bilgen. Vanwege zijn communistische overtuigingen ontvluchtte hij Turkije na de coup van 1980. Voor hem was HTIB een veilige haven in een onbekende samenleving, waar mensen zonder geldige verblijfspapieren even niet over hun schouder hoefden kijken, waar ze elkaar hielpen. Na de dood van Nihat Karaman trok Bilgen zelfs tijdelijk in bij diens gezin, ontfermde zich over de kinderen en waakte over de veiligheid van de familie.
Eind jaren tachtig veranderde de tijdgeest snel. De Sovjet-Unie viel uiteen en acties voor solidariteit met arbeiders vonden steeds minder weerklank in de samenleving. Langzaam maar zeker was duidelijk geworden dat de meeste Turkse migranten in Nederland zouden blijven, en de nieuwe generatie kampte met andere problemen. Van belang voor haar was niet gelijke behandeling in fabriek en pensions, maar in het nachtleven en bij het vinden van stages.
HTIB had intussen tal van rechten bevochten. Zo mochten vanaf 1986 ook niet-EU-burgers die vijf jaar in Nederland woonden, stemmen bij gemeenteraadverkiezingen, werden studiemogelijkheden verruimd en verdween de visumplicht voor Turken in Nederland die naar Duitsland wilden. De vereniging ging zich ook richten op thema’s als huiselijk geweld, eerwraak, homoseksualiteit – taboe-onderwerpen in de Turkse gemeenschap. Die inzet leverde voorzitter Ayranci onderscheidingen op in Nederland, en bedreigingen uit Turkije.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679373-17b0a2.jpg|https://images.nrc.nl/GBLp6jHTLYOk8BQ1O4OgcivLPM4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679373-17b0a2.jpg|https://images.nrc.nl/JETAQOSvpo2zWm9EZx7DAE9yFQM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data126679373-17b0a2.jpg)
Vanaf begin jaren 2000, toen moslimgemeenschappen na de moord op Theo van Gogh en de aanslagen van 11 september in de politieke vuurlinie kwamen te liggen, kwam er een rol bij. De vereniging faciliteerde het gesprek tussen een jonge generatie Turkse Nederlanders en politici. „We hebben daar echt leren debatteren”, herinnert Emre Ünver zich. Hij zat kort in het bestuur van HTIB, werd later gemeenteraadslid en Tweede Kamerlid voor de PvdA en is nu stadsdeelvoorzitter in Amsterdam Nieuw-West. „Het was een perfecte leerschool. En iedereen kwam langs, van Job Cohen tot Rita Verdonk.”
Toch heeft HTIB geen permanente brug kunnen slaan met de kinderen en kleinkinderen van de eerste generatie migranten. Bij de verschillende afdelingen in het land komen tegenwoordig vooral oudere HTIB’ers nostalgie opsnuiven, en halen ze onder het genot van een kop thee of een biertje herinneringen op aan een tijd die achter hen ligt.
Dat is ook zo in Leiden, waar Murat Kurt de afdeling leidt. „We hebben er gewoon onvoldoende werk van gemaakt. En als je dat niet doet, dan lukt het je ook niet die jongeren aan je te binden”, zegt hij.
Bestaansrecht
Wel is de open, tolerante visie van de vereniging altijd bewaard gebleven, maar de slagkracht is afgenomen. HTIB richt zich nu noodgedwongen op een beperkt aantal projecten en de vereniging draait vooral om Ayranci. Hij houdt er nog altijd een uitgebreid netwerk op na, adviseert overheden en houdt zich bezig met losse projecten, bijvoorbeeld over de gezondheidszorg van geremigreerde Turkse Nederlanders.
Ayranci speelde met de gedachte HTIB op te heffen, maar voorlopig gaat hij nog even door. Zijn emotionele band met de vereniging is te sterk. En hij wil zijn ervaring delen, zeker nu er vanuit Den Haag een rechtse, anti-immigratiewind waait. De jubileumbijeenkomsten afgelopen jaar gaven hem de hoop dat een jongere generatie het stokje wil overnemen. Juist in dit politieke klimaat heeft een vereniging als HTIB vandaag de dag nog altijd bestaansrecht, vindt Ayranci.
Voor later deze maand heeft de voorzitter een nieuwjaarsborrel gepland, waarbij hij het met jongere Turkse Nederlanders over de toekomst van de vereniging wil hebben. „Dat hoeft echt niet zoals wij het deden. Maar wij en onze kinderen zijn een onlosmakelijk deel van deze samenleving. Als je rechten bedreigd worden, bedreigt dat ons allemaal. Daarvoor moeten we verantwoordelijkheid nemen, anders hebben we ook geen recht van spreken.”
