Wie weleens in Napels is geweest, weet dat je in iedere steeg de typische luchtjes opsnuift die naar buiten kringelen vanuit de vele cafés, restaurantjes en friggitoria’s. En het is alsof je precies dát geurige Napels binnenstapt bij het concert van barokensemble L’Arpeggiata. Dans, opzwepende muziek en een Italiaans gevoel voor theater: een feestje voor de zintuigen.
Ja, ze spelen op barokinstrumenten, het ensemble van de Oostenrijkse luitist Christina Pluhar, maar het leuke van L’Arpeggiata is dat hun muziek juist vaak zo tijdloos klinkt. Het programma Alla Napoletana, dat ze in 2021 op cd uitbrachten, bestaat vooral uit werk van zeventiende-eeuwse componisten, maar dan in zo’n fris en levendig jasje gestoken dat je vergeet dat de meeste muziek al meer dan drie eeuwen oud is. Met zes zangers, negen instrumentalisten én een blootsvoetse danseres op het podium brengen ze Napels in geur en kleur tot leven.
Het is bijna alsof je midden in een muzikaal schouwspel valt waarbij de ober vanachter de toog begint te zingen. Aangemoedigd door zijn collega-zangers loopt tenor Alessandro Giangrande in zijn witte smokingjasje naar het midden van het podium, terwijl hij de zaal rondkijkt met een air van: let op, ik zal jullie eens een goed verhaal vertellen.
Lekker theatraal zingt hij de razendsnelle tarantella ‘Lo guarracino’, waarin de liefde tussen een sardientje en een koraaljuffertje uitmondt in een ware vissenvete. Giangrande plooit zijn lichte tenorstem geestig naar alle onderwaterpersonages. Al net zo beeldend virtuoos zingt mezzosopraan Luciana Mancini haar humoristische scène ‘La pazza’ (de waanzinnige) van componist Pietro Antonio Giramo, compleet met springveerachtige geluidseffectjes op mondharp en contrabas.
Lees ook
Christina Pluhar: ‘We hebben werkelijk geen flauw benul wat voor soort zangers Monteverdi gewend was te horen’
Tijdloosheid
Christina Pluhar bewerkt het barokrepertoire vaak tot creatieve arrangementen en geeft haar ensemble daarmee een heel eigen klankwereld. Die hoor je op zijn best in het vurige ‘Il spiritillo Brando’ van componist Andrea Falconieri. Gepeperde percussie op trommel en tamboerijn, vloeiende vioolloopjes en een virtuoze cornetto – een vaste waarde bij L’Arpeggiata. De cornetto, een gebogen houten pijp die klinkt als een kruising tussen trompet en hobo, was populair in de tijd van Monteverdi, maar Pluhar weekt hem met haar vrijzinnige insteek geregeld los uit die periode. Op eerdere cd’s maakte ze er zelfs een jazzinstrument van.
Diezelfde tijdloosheid zit bij Alla Napoletana vanavond in de zangstemmen. Luister maar naar het moeilijk te plaatsen timbre van countertenor Vincenzo Capezzuto: hij heeft geen operastem, maar een breed inzetbaar hoog geluid met een bijna smartlapachtige voordracht. Zijn intieme en gevoelige versie van Rodolfo Falvo’s ‘Dicitencello vuie’ uit 1930 staat mijlenver af van de dramatische draai die Pavarotti ooit aan het liefdesliedje gaf – en past daarmee naadloos tussen barokke dansen en tarantella’s.
Maar het is niet alles wereldlijke muziek wat de klok slaat in het Napolitaanse café van L’Arpeggiata: van componist Cristoforo Caresana klinkt het vrolijke kerstliedje ‘La Pastorale’. Geen zijige herdertjes-lagen-bij-nachte-melodie, maar een opgewekt lied van de engelen die zich feestelijk uitdossen en hun vleugels in bonte kleuren tooien voor de geboorte van het kindje Jezus. Zulke swingende kerstmuziek (uit 1675 nota bene!) hoor je maar zelden.
Maar het zou Napels niet zijn als er ook aan het kerstverhaal niet een wat grimmige draai wordt gegeven. In Caresana’s kerstcantate ‘La Veglia’ wordt de Messias geportretteerd als kaartspelende ‘matador van de hellekrochten’. Prachtig hoe de violen zich eerst nog zachtjes voegen bij een getokkeld slaapliedje op theorbe en gitaar, maar daarna losbarsten in een wild steekspel: Jezus speelt kaart met zijn eigen leven als inzet en verliest. Met liefde als troefkaart, dat dan weer wel.