N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Film
Daar is ze dan. Barbie. Een hoogst-ironische maar toch nergens bozige speelfilm over een omstreden cultureel icoon. Een pop met borsten maar verder anatomisch incorrect. De film met Margot Robbie als Barbie en Ryan Gosling als Ken (en nog tientallen anderen als de andere Barbies en Kens) heeft een lange ontstaansgeschiedenis, maar heeft onder regie van Greta Gerwig (onder andere bekend van coming-of-age-films als Lady Bird en Little Women) vleugels gekregen. En het uiteindelijke scenario dat ze samen met haar echtgenoot-filmmaker Noah Baumbach (Marriage Story) schreef is vermakelijk en veel gelaagder en grappiger dan je met al die financiële belangen die er aan zo’n megaproductie hangen voor mogelijk had kunnen houden.
Het enige wat je erop aan zou kunnen merken is dat Barbie te slim voor z’n eigen bestwil is: de film wil Barbie vieren én kritisch bezien; zit propvol verwijzingen naar ruim zestig jaar Barbielogie én is, dankzij de licht-schertsende stem van Helen Mirrens voice-over, ook een soort Barbie-voor-beginners; is divers én tegelijkertijd zo oogverblindend waterstofperoxide blond, uniform en zuurstokroze dat je ogen nog een paar dagen tranen. Het is een film voor alle generaties, maar waarschijnlijk net een beetje meer voor de leeftijd waarop zelfspot om de hoek komt kijken.
Oh ja, en dan is het ook nog een avonturenfilm én een musical én een cultuurfilosofische reflectie op feminisme, fantasie en werkelijkheid. Kom er maar in Plato en Baudrillard, Ursula K. Le Guin en bell hooks. Hierover gaan essays vóór en tégen worden geschreven. Dit is een perfect voorbeeld van hoe je een oogstrelende cake kunt bakken, verkopen, op een kristallen plateau wankelend optasten en je er dan ook nog zat aan schransen. Het is alleen jammer dat Barbie niet eet.
Platvoetenpaniek
De eerste scheurtjes in Barbies paradijs ontstaan als op een dag haar toast verbrandt, ze naast haar auto valt, en ze door haar altijd perfect gewelfde enkels zakt. Grote paniek: ze blijkt enorme platvoeten te hebben. Er zit niets anders op dan vanuit Barbieland op weg te gaan naar de ‘echte wereld’ om het meisje te vinden dat haar heeft onttroond. Het eerste signaal dat deze geglazuurde utopie alleen bestaat bij de gratie van degenen die hem verzinnen en vormgeven. Dat zijn niet alleen de meisjes die met hun Barbies spelen, en zo kunnen fantaseren over een leven als advocaat, astronaut of de eerste zwarte vrouwelijke president mét bijbehorende outfits en accessoires. Het is ook vooral de ronde tafel vol identieke jonge mannen en CEO Will Ferrell die de (veelal) jongemeisjesdromen graag naar Barbieland blijven outsourcen zodat ze in de echte wereld de baas kunnen blijven.
En het is vooral ontwerpster Gloria, een alleenstaande moeder met Latinx roots, die er geen zin meer in heeft om altijd alleen maar van die shiny happy Barbies te verzinnen. Hoe zit het met vrouwen die even hun dag niet hebben, die het zat zijn om altijd maar de tweede viool te spelen, die worstelen om hun hoofd boven water te houden? Mooi staaltje van intertekstualiteit is dat Gloria wordt gespeeld door America Ferrera, de Hondurese actrice die bekend werd door haar rol in comedyserie Ugly Betty (2006-2010), waarin schoonheidsidealen in de modewereld werden aangekaart.
Dankzij een vernuftige vorm van kwantumverstrengeling tussen pop en speler is zij er uiteindelijk verantwoordelijk voor dat Margot Robbies Barbie in een, weliswaar vederlichte, existentiële crisis geraakt. Ze wordt zich zelfs van haar eigen alledaagsheid bewust: „Ik ben maar een stereotype Barbie”.
Un-Kenny
En dan is er nog Ken. Barbies ‘armcandy’. Ook hij is er in alle soorten en iets minder maten. De verhoudingen zijn duidelijk: „Barbie heeft elke dag een geweldige dag; Ken alleen als Barbie naar hem kijkt.” De door Ryan Gosling gespeelde Ken reist met Barbie als verstekeling mee naar de ‘echte wereld’, waar hij al snel ten prooi valt aan de verlokkingen van het patriarchaat. Terwijl Barbie zichzelf opnieuw uitvindt, en een vorm van Barbie-feminisme 2.0 in Barbieland wil installeren, probeert Ken Barbieland om te vormen tot de natte droom van Andrew Tate. Van zoete beach boy verandert hij in een potsierlijke lookalike van rockster Billy Idol.
Dat Barbie en Ken worden gespeeld door acteurs die flink wat ouder zijn dan de ‘onvergankelijke leeftijd’ van 19 jaar die Mattel hen ooit heeft toegedicht, werd vooraf bekritiseerd, maar het werkt geweldig. Hun eeuwige jeugd en gewenste uiterlijk zijn un-Kenny. Ze maken schoonheidsidealen lelijk. Zeker in combinatie met de griezelige parade van uit de handel gehaalde Mattel-poppen als Midge, de zwangere Barbie met openklappende buik, Growing Up Skipper, die met één draai aan haar arm borsten kreeg, of de lichtjes grijzende Sugar Daddy, waarvan een Mattel-medewerker zich ooit haastte te zeggen dat hij zo heette omdat hij de vader van hondje Sugar was. Ze maken de film tot complete cultuurgeschiedenis.
Barbie doet veel. En doet veel goed. In die zin is de film te vergelijken met de doorbraak die Wonder Woman teweegbracht, al kon je net als van de perfecte Barbie zelfs van Wonder Woman niet verwachten dat ze alles in één keer goed deed. Met name op het gebied van intersectionaliteit is er in Barbie nog wel wat te winnen. En de gekleurde personages hadden echt meer zeggingskracht in hun eigen verhalen moeten hebben. Door de lichtheid van het komediegenre wordt Barbie misschien minder serieus genomen dan atoombomspektakel Oppenheimer die deze week ook in première gaat. Dat is onterecht. De films vormen een ideale double bill. Barbie maakt duidelijk dat Oppenheimer is wat er gebeurt als een of andere vorm van Kenland te lang de enige werkelijkheid blijft.