Autonome Reneé Rapp verleidt en vliegt uit de bocht
Ze heet Reneé Rapp, is 25, en groeide op in Huntersville, in North Carolina als een gretig kind, dat sportte en zich creatief uitte. Moeder Rapp kon voor haar babydochter geen andere toekomst bedenken dan popster. Daarom kreeg ze de naam Reneé, voor een allitererende artiestennaam. Reneé speelde al jong in musicals, blonk uit in sport (golf) en hield van zingen.
Ze bleek ook te kunnen acteren, zo kreeg ze de hoofdrol in de nieuwe versie van de film Mean Girls (2024), waarvoor ze ook de soundtrack schreef. Acteren was maar een opstapje, zegt ze in interviews, zangeres worden was haar grootste ambitie. Als kind in Huntersville wilde ze al Beyoncé zijn.
Voor een popzangeres heeft ze alles mee: een krachtige stem, een eigen geluid, een spontane houding op het podium. Het kan bijna niet anders of Reneé Rapp zal haar publiek vinden. Haar debuutalbum Snow Angels verscheen in 2023. Ze had een grote hit met ‘Poison Poison’, en later met het stoer deinende ‘Not My Fault’, gezongen met hiphop-sirene Megan Thee Stallion. En nu is er het warmbloedige Bite Me, haar tweede album.
En hier blijkt, een ding is anders uitgepakt: ze wilde Beyoncé worden, maar ze werd Joan Jett. Joan Jett, een rockzangeres uit de jaren zeventig die onlangs ook door Miley Cyrus als voorbeeld werd genoemd, was een van de eerste vrouwelijke zangeressen die zich macho gedroeg en ook zo klonk. Op dit nieuwe album verklaart Rapp zich een autonome vrouw, in haar zang, en in de tekst. Dat is te horen in het staccato rocknummer ‘Leave Me Alone’ met woorden die klinken als bevelen – en dat is een rechtstreekse verwijzing naar de stijl van Jett, bekend van bijvoorbeeld ‘I Love Rock ’N Roll’. In dit nummer zingt Rapp gebiedend „Leave me alone bitch, I wanna have fun”. En ze laat weten dat ze zich nooit de mond laat snoeren – zelfs niet door een NDA (Non Disclosure Agreement): „Sign a hundred NDA’s but I’ll still say something”.
Op dit nieuwe album is de instrumentatie soms generiek: zoals zo veel hedendaagse popzangeressen kozen Rapp en haar team voor een trendy jarentachtiggeluid. De instrumenten werden weelderig gearrangeerd en gepolijst van klank, met een hint van behaagzucht. Maar onder het glazuur schuilt ook een andere kant van Rapp. Ze slikt een traan weg, in het verlangende ‘I Can’t Have You Around Me Anymore’ en zingt teder tegen een sobere achtergrond van gitaargetokkel. Of ze plaagt en verleidt, zoals in het stuwende ‘Kiss It Kiss It’, gericht aan haar geliefde, de Britse gitariste Towa Bird. Vaak zingt ze op volle kracht, en mag haar stem prettig uit de bocht vliegen, bijvoorbeeld in ‘Good Girl’ en ‘Mad’.
Volgens Rapp wordt de (vrouwelijke) popsector op dit moment gedomineerd door lesbische artiesten. Vooral in Amerika. En juist daar is het een goed idee dat zíj haar mond nooit houdt.
Solo is Burna Boy geweldig, maar zijn samenwerkingen zijn niet om aan te horen
Damini Ebunoluwa Ogulu, zoals de echte naam van Burna Boy luidt, houdt van samenwerkingen. Op I Told Them…, het vorige album van de Nigeriaanse superster, zette hij een overtuigende stap richting Engelstalige hiphop. Hij werkte samen met J. Cole, Dave, 21 Savage en Wu Tang legendes GZA en RZA.
Nu is er No Sign Of Weakness, zijn achtste studioalbum, waarop hij zijn liefde voor onverwachte samenwerkingen verder onderzoekt. Opposites attract, zeggen ze weleens, maar uit onderzoek blijkt dat mensen die op elkaar lijken het langs bij elkaar blijven. Nu lijkt het op het eerste gezicht wellicht interessant, hip en aantrekkelijk om vergane glorie Mick Jagger op een tune met Burna Boy te zetten, of electrodichter Stromae, of autotunebeuker Travis Scott of everybody-at-the-bar-is-getting-tipsy countryzanger Shaboozey. Maar na een paar keer luisteren kan je rustig stellen dat sommige liefdes met reden een bevlieging zijn, en dat het voor iedereen beter is om het snel af te kappen.
Het is dan ook geen toeval dat eigenlijk alleen de solotracks van Burna het beluisteren dubbel en dwars waard zijn: de zoete, kleine ballades ‘Buy You Life’, en ‘Love’, de reggae van ‘Sweet Love’ en het interessante ‘Kabiyesi’, dat afrobeat naar de club brengt, met elementen van tech house en (oké, heel ver gezocht) wat italo disco. Ook ‘Dem Dey’ is de moeite waard, maar had qua sound beter op zijn vorige album gepast.
Verder is het vooral een potpourri van singles, bij elkaar geraapte genres, tempo’s, sferen en gevoelens. Openingstrack ‘No Panic’ is een uptempo repetitieve gitaarrif over amapiano logdrums met een redelijk interessante cadans, maar het repetitieve van de tekst van Burna is hinderlijk. Titeltrack ‘No Sign of Weakness’ daarentegen is een donkere hiphopbeat, met een film-noirfeeling van onheilspellende kracht. Dat komt ook door zijn sterke Engelse tekst en flow die in het refrein op het Igbo, een Nigeriaanse taal, overgaat (al is Burna zelf niet Igbo).
‘Come Gimme’ is een track die past in het rijtje nummers waarmee hij de wereld een paar jaar geleden veroverde. Formule: een simpel rifje en makkelijke beat op afropop tempo, gepaard met een ongeëvenaard gevoel voor herkenbare melodie en een harmonieus koor op de achtergrond die het nummer oorwurmgehalte geven.
Die kracht lijkt hij te vergeten in zijn samenwerkingen. ‘TaTaTa’ met Travis Scott is ronduit vervelend en luistert als een makkelijke manier om geld te willen verdienen met droge teksten als „slide on me”, „I cool her off like AC” (air conditioning) en „ta-ta-ta-ta-ta”. ‘Empty Chairs’ met Mick Jagger is een voorbeeld van waarom sommige genres gescheiden moeten blijven. ‘Pardon’ met de Belgische Stromae is op zich een goede vondst, maar dat komt vooral door die scheurende stem van Stromae. Het is bovendien jammer dat het nummer zo plots wordt afgebroken. ‘Change Your Mind’, de samenwerking met countrysensatie uit Virginia, Shaboozey, is een poging om, ‘Bar Song (Tipsy)’, de megahit van de Amerikaan, te herhalen. Niet slecht, wel saai. Toch valt er wat voor zijn nieuwsgierigheid naar andere genres te zeggen. Je moet het maar durven, jezelf vernieuwen.
Jonasz Dekkers

POP
Madonna
Veronica Electronica
Zeven nummers van haar album Ray Of Light (1998) liet Madonna remixen. Het resultaat is een verwijzing naar haar alter ego uit die periode: Veronica Electronica, gulzig grootverbruiker van elektronische dance. De nu verschenen verzameling – de meeste mixen waren al bekend – is een eerbetoon aan haar geweldige liedjes van toen. De remixen klinken soms als Euro-disco (met rake ‘drops’ in Sasha’s remix van ‘Drowned World /Substitute for Love’). De meeste tracks zijn ingehouden en smaakvol. (HC)

HipHOP
Jim Legxacy
Black British Music
Het is alsof er elke twee minuten aan een FM-knop gedraaid wordt en er een ander radiozender wordt opgezet. De nieuwe van de Britse rapper, zanger en producer Jim Legxacy knettert van de ideeën. Niet allemaal goed, maar wel veel. Veel rap, maar ook een indieballad, afropop, tokkelende gitaren, r&b, haperende samples. Zo ongedwongen vooruitstrevend geproduceerd, dat meteen Frank Ocean te binnen schiet. (Ralph-Hermen Huiskamp)

FUNK
Sly & The Family Stone
The First Family: live at Winchester Cathedral 1967
Twee Nederlandse verzamelaars vonden een jaar of twintig geleden deze liveopname van de versgevormde Sly & the Family Stone uit 1967, nu pas is er een reguliere uitgave. Niet met de beste geluidskwaliteit, maar toch ongelooflijk om bijna zestig jaar later zelfs in een stel soulcovers te horen hoe er daar iets bijzonders aan het borrelen was. (RHH)

HIPHOP
SMIB
Eendraght Maeckt Maght
De albumtitel van het 10-jarig jubileumalbum van SMIB is zowel de wapenspreuk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als die van Brooklyn. Daar ontstond hiphop vijftig jaar geleden. SMIB, de groep artistiekelingen uit de Bijlmer, doet er goed aan om weer meer samen te werken en daarbij mensen uit te nodigen (zoals nu Idaly en Ronnie Flex). Wat een heerlijk rauw, ruw en toch open en emotioneel album. ‘Moodswing Cowboyz’ is meesterlijk. (JD)
