Autistische cabaretier Chris Verlaan voelt zich bij alle soorten mensen niet thuis

Cabaretier Chris Verlaan ziet zichzelf als ‘trans-sociaal’, een identiteit die hij definieert als dat hij zich „bij alle soorten mensen niet thuis voelt.” Hij is autistisch en autisten zijn volgens Verlaan vaak niet zo goed in contact maken. Ze staan meestal ook niet bekend om hun gevoel voor humor. Na een korte stilte: „Ik wens u een prettige voorstelling”.

Het zijn mede dit soort grappen die Chris Verlaan (38) in 2018 de jury- en publieksprijs opleverden bij het Cameretten Festival. De jury prees zijn „slimme vondsten en woordgrapjes” en vond het knap hoe hij zijn autisme in een voorstelling verwerkte.

In zijn tweede voorstelling De Kringloper gaat Verlaan door op deze weg: hij geeft een kijkje in het hoofd van iemand „die doodsbang is voor mensen”. Waarom hij dan toch op het podium gaat staan? „Als kind werd ik al heel veel uitgelachen. Hier in het theater zijn er opeens ook flinke bedragen mee gemoeid.”

Het is een typische Verlaan-grap, wiens stijl vol zelfspot en reusachtig sarcasme in combinatie met een kalme, mild-opgewekte toon af en toe doet denken aan die van Kees Torn. Of verder terug, aan Toon Hermans, zoals wanneer Verlaan op gortdroge toon vertelt: „Hier sta ik dan met m’n doodsangsten voor u. Maar ik heb er best vertrouwen in.” Even stil en dan: „Dat gaat zo wel weer over.”

Vaak blijven dit soort grappen wat flauw, maar soms treedt de paradoxale kracht in werking dat als iets dusdanig flauw is, het weer komisch kan worden. Verlaan vertelt hoe zijn therapeut hem probeerde te helpen: werd het niet eens tijd om te gaan daten? Antwoord van Verlaan: „Sorry, je bent m’n type niet.”

Door elkaar heen huilen

Verlaans verhalen gaan over zijn worsteling om toch een prettig leven te leiden in een wereld die vaak draait om interactie, terwijl hij zelf meestal vastzit in zijn eigen hoofd. Dit brengt hem onder meer bij een praatgroep genaamd ‘Hup met het leven’. Smakelijk vertelt hij hoe het groepsproces daar weleens te lijden heeft onder alle verschillende problemen, tot het moment dat de groepsleider moet ingrijpen omdat iedereen „door elkaar heen aan het huilen” is.

In De Kringloper wil Verlaan zijn denkpatronen uitleggen en probeert hij begrip te kweken voor mensen met autisme. Met zijn verhaal over de kringloopwinkel vindt hij een geslaagde metafoor voor beide. Minder doeltreffend is het lied waarin hij zich afvraagt waarom hij „geen plekje krijgt op de vlag” [de regenboogvlag] . Het is lastiger om begrip op te wekken wanneer je jezelf ook niet zo begripvol toont („ik heb niet de brutale kracht/ om in zo’n bootje op de gracht/ in een string mijn ding te doen/ ik ben meer van stil fatsoen”).

Verlaans kalme, bij vlagen gortdroge toon en zijn puntige en gevatte grapjes maken De Kringloper tot een degelijke en vaak vermakelijke voorstelling. De kracht ervan ligt meer in Verlaans stijl dan in zijn onderwerpen. Het zou interessanter worden als Verlaan in plaats van praten óver zijn identiteit en óver zijn anders-zijn, zijn alternatieve kijk op de dingen gewoon zou laten blijken. Als we het te zien kregen, terwijl hij het ondertussen over hele andere zaken heeft.