N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Noord-Iers kunstcollectief Array In 2021 won het 11-koppige Noord-Ierse collectief Array de Turner Prize. Nu vrezen ze dat hun atelier in Belfast wordt verkocht. „Financieel zijn we duidelijk niet succesvol.” Hun winnende pub-installatie Druthaib’s Ball is nu te zien in het Ulster Museum.
Aan het plafond van de illegale pub hangen aan elkaar genaaide vlaggen, banieren en spandoeken. Want Noord-Ierland is een land van vlaggen, banieren en spandoeken. Van symbolen, van politieke statements, van protest. Het is er schemerdonker, gezellig en comfortabel. Je zou er zo een pint willen drinken. Maar het is geen echte pub, het is een kunstinstallatie, met foto’s, video, affiches en objecten. Als je achterin zit, valt één doek aan het plafond het meeste op. Wit met zwarte tekst: „Most of the time, I don’t think about where I came from”. Dit is een plek om samen te zijn, los van de harde, sektarische scheidslijnen die Noord-Ierland nog altijd kenmerken.
De nagebouwde Ierse síbín – een pub waar je illegaal gestookte whiskey kan drinken – is het werk waarmee het kunstenaarscollectief Array Collective uit Belfast in 2021 verrassend de Turner Prize won, de belangrijkste Britse kunstprijs. En nu is het na een tour langs het Engelse Coventry en het Ierse Galway terug in het Ulster Museum in Belfast.
In de maand waarin Noord-Ierland stilstaat bij het 25-jarig jubileum van het Goedevrijdagakkoord, dat na dertig jaar van geweld voor vrede zorgde in het noorden van het Ierse eiland, heeft de installatie nog meer betekenis. „Het gaat deze weken alleen over oranje en groene politici. Dat is te beperkt”, zegt Emma Campbell, één van de elf leden van Array. Ze verwijst naar de protestantse unionisten, die bij het Verenigd Koninkrijk willen blijven, en de katholieke nationalisten die ijveren voor een verenigd Ierland. „In Noord-Ierland worden religieuze identiteiten boven alles geplaatst. Maar er zijn zoveel meer stemmen die gehoord moeten worden.”
Clown
Hun slechtste en beste ideeën krijgen ze in pubs. En die zijn belangrijk in de Noord-Ierse samenleving. Daarom maakte Array de síbín, vertelt Campbell. Druthaib’s Ball heet het werk. Druthaib komt van het Ierse woord Drúhacht, wat zoiets als grappenmaker of clown betekent. Het is een plek waar iedereen veilig is, waar lichtheid en humor de boventoon voeren. Een ander doek heeft de tekst: „Prepare for peas, ready for a sausage war”. Het is een verwijzing naar een leus die nog altijd op een muur prijkt in een protestantse wijk: Prepared for peace, ready for war.’ En het verwijst naar Brexit en de aparte status die Noord-Ierland daardoor kreeg. Stephen Millar, een ander Array-lid: „Politici hadden het alleen maar over de vraag of we nog wel Engelse worstjes konden importeren. Over mensenrechten had niemand het.”
Elke kunstenaar die denkt een individuele kunstenaar te zijn, houdt zichzelf voor de gek
Emma Campbell Array-lid
Emma Campbell en Stephen Millar zijn samen naar de Array Studios in het centrum van de Noord-Ierse hoofdstad gekomen om over de ideeën en het perspectief van het kunstenaarscollectief te vertellen. Dat doen ze altijd met minimaal twee leden, want één persoon kan niet namens alle elf spreken. Een leider van het collectief is er al helemaal niet. Beslissingen nemen ze als acht leden instemmen.
Het is er koud, vanwege de energierekening. Overal liggen half afgemaakte schilderijen, tekeningen, kostuums. Er zijn maar zes studio’s, er is te weinig plek voor de hele groep. En het collectief kan de studio’s over drie maanden kwijt zijn, als de huur wordt opgezegd. De nieuwe eigenaar wil het gebouw verkopen, kondigde die een jaar of twee geleden aan. „Maar we hebben er lang niets meer van gehoord. Ik denk dat het hem niet lukt om het te verkopen. De economie zit niet mee.” Ze vrezen uiteindelijk, net als andere kunstenaarscollectieven, uit de stad te worden geduwd.
Lees ook: Samen sterk. De kracht van het collectief
Array Collective is activistisch. De groep bestaat uit straatartiesten, fotografen, schilders, beeldend kunstenaars. Met straatkunst, voorstellingen en workshops strijden ze voor de rechten van vrouwen, voor de LGBT-gemeenschap, voor de Ierse taal, voor de geestelijke gezondheid, tegen ongelijkheid, tegen Brits kolonialisme, tegen gentrificatie van Belfast. Pas in 2019 was er een eerste expositie, in een galerie in Londen.
‘Noord-Ierland wint nooit’
En in 2021 de Turner Prize. „We hadden dat echt nooit verwacht. Dat we genomineerd waren was al bijzonder. Tijdens de uitreiking waren een paar van ons een beetje dronken. Niemand dacht dat we nog het toneel op moesten”, zegt Campbell. Millar: „Noord-Ierland wint nooit iets.” Ze werden de eerste Noord-Ierse winnaars.
De prijs bracht veel goeds. Ze worden uitgenodigd op scholen en universiteiten, workshops worden beter bezocht. Maar het belangrijkste? „Dat we niet gestopt zijn.” Want in 2019 wilden een paar leden ermee ophouden. Het kunst maken én allerlei baantjes doen om geld te verdienen, was niet meer vol te houden.
En nu? Campbell moet hard lachen. „Financieel zijn we duidelijk niet succesvol.” Alle leden hebben andere banen of baantjes. Campbell werkt zelf voor een ngo die voor het recht op abortus opkomt en is onderzoeker op de universiteit, Millar is kunstpsychotherapeut op basisscholen in West-Belfast.
De reacties op de prijs waren gemengd. Zo omschreef de krant The Guardian het werk als „een theaterdecor zonder toneelstuk. Het heeft slechts een dun laagje artistieke betekenis.” Array was eigenlijk maar „een groepje gewone artiesten op wiens werk je nauwelijks het woord kunst kan plakken”. Twee Ierse schrijvers namen het in het Londense cultuurtijdschrift Elephant op voor Array. Ze zagen in de kritiek de diepe kloof terug met Engeland, waarbij ook de culturele export uit Noord-Ierland niet serieus wordt genomen. En dat Noord-Ierland nog niet half zo veel landelijke culturele subsidies krijgt als Engeland.
Bij de Tate Gallery, die de Turner Prize organiseert, viel het plan van de jury om na het coronajaar 2020 alleen maar kunstenaarscollectieven te nomineren, ook niet meteen in goede aarde, zo vertelden de juryleden in de podcast Talk Art.
„Er was behoorlijk wat weerstand”, hoorde Emma Campbell. Vragen die ze sinds de prijs veel krijgen zijn: Is het creëren van kunst niet iets individueels? Kan goede beeldende kunst wel uit een groepsproces voortkomen? Maak je als collectief niet altijd iets wat een compromis is? „Ik heb hier een heel sterke mening over”, zegt Campbell. „Elke kunstenaar die denkt een individuele kunstenaar te zijn, houdt zichzelf voor de gek. Ik fotografeer. Er zijn mensen die ik op de foto zet, er zijn mensen die het fotopapier maken, die de foto printen. Niks doe je alleen. We zijn allemaal afhankelijk van elkaar. Elke kunstenaar die heeft geëxposeerd of een project heeft gedaan, is geïnspireerd door iemand anders. Je hebt altijd je vaardigheden van anderen geleerd en je ideeën aan anderen ontleend.”
„Ik had het niet beter kunnen verwoorden”, zegt Stephen Millar. De kunstwereld wordt te veel gedomineerd door kunstverzamelaars, door geld dus, vinden ze. „Die mensen zijn niet echt geïnteresseerd in innovatie of het verheffen van de menselijke geest.” Campbell: „Zelfs Damien Hirst, die zich presenteert als een individuele kunstenaar, maakt gebruik van een grote groep onderbetaalde medewerkers in zijn studio.”
Een volgend groot project staat nog in de kinderschoenen. Iets met Cavehill, een indrukwekkende berg ten noorden van Belfast, die Jonathan Swift zou hebben geïnspireerd bij het schrijven van Gulliver’s Travels. Er hangen wat aantekeningen van een gezamenlijke brainstorm in de studio, bij een foto van de berg. ‘Voorbij de grens’. ‘Genderloos’. ‘2024 Star Trek’. „Maar misschien wordt het wel niks”, zucht Campbell. Er is nog veel werk te doen.
Druthaib’s Ball is nog tot eind september te zien. Daarna gaat de installatie naar de opslag van het Ulster Museum, dat inmiddels eigenaar is van het werk. „Misschien is een Nederlands museum geïnteresseerd in een expositie?”, lacht Millar. „Het Rijks. Dat lijkt me wel wat. Of nog beter, ergens in Rotterdam.”