Het was een berichtje in de rechtse tabloid The New York Post dat duidelijk geschreven leek om clicks te oogsten. Een matrassenbedrijf had onderzoek laten doen naar uit eten gaan, en wat bleek? Voor veel Amerikanen is dat helemaal geen ontspannende aangelegenheid. Een bestelling plaatsen levert hen juist stress op: niet alleen of de maaltijd wel zal smaken, maar ook over de prijs en de milieu-impact. Ruim 40 procent van de volwassen Generatie-Z’ers (1997-2012) en millennials (1981-1996) heeft last van zogenoemde ‘menu anxiety’, ontdekte onderzoeksbureau OnePoll vorig jaar in een enquête. Voor de ondervraagde Gen-X’ers en babyboomers was dit slechts 15 procent.
Het artikel maakte precies de reacties los waarvoor het geschreven leek. „Mentaal, emotioneel en intellectueel zijn deze twee generaties de slapste uit de geschiedenis”, reageerde ene Truthteller1. „Is er ook maar iets wat deze softe watjes geen stress of angst oplevert?” vroeg iemand zich af.
Dat oudere generaties afgeven op de jongeren (‘allemaal snowflakes’) en vice versa (‘okay, boomer’) is van alle tijden. Over het mentale welzijn van Gen-Z’ers (en jongere millennials) leven in de VS echter veel breder en ernstiger zorgen dan onder een paar tabloidlezers. In 2021 waarschuwde de hoogste gezondheidsautoriteit van het land, Vivek Murthy, voor „een geestelijke gezondheidscrisis” onder de jeugd. „Jonge mensen worden via de media en de popcultuur gebombardeerd met boodschappen die hun gevoel van eigenwaarde ondergraven – dat ze er niet goed genoeg uit zien, niet populair of rijk genoeg zijn”, stelde hij.
Sindsdien, en ook daarvoor al, vragen veel Amerikanen zich af: ‘Are the kids all right?’
Sociale media dé boosdoener?
Murthy’s vermaning dat techbedrijven jongeren met hun verslavende mobieltjes en sociale media tot „onwetende deelnemers in een decennialang experiment” maken, kreeg brede instemming van politici. Onder Republikein en Democraten bestaat (in Washington zeldzame) consensus over de veronderstelde gezondheidsschade van sociale media. Vooral de immens populaire app TikTok trekt daarbij als Chinees en ‘dus’ verdacht bedrijf veel vuur.
Een belangrijke stem in dit maatschappelijke debat is sociaal psycholoog Jonathan Haidt, wiens boek The Anxious Generation in maart verscheen. De belangrijkste grafiek uit zijn bestseller toont hoe het mentale welzijn van jonge mensen achteruit holt – hij heeft het over een ‘epidemie’. Vooral vanaf 2010, als smartphones en sociale media beginnen op te komen, keldert de mentale gezondheid. Onder bachelorstudenten is onder meer het aantal diagnoses van angststoornissen, depressies en anorexia sinds 2010 (meer dan) verdubbeld.
Op basis van de uitkomsten van een nationale overheidsenquête naar gezondheid en drugsgebruik laat Haidt vervolgens zien dat vooral Gen Z hard geraakt wordt. Deze toename kan vele andere oorzaken hebben. Dankzij laagdrempeligere gezondheidszorg (door de invoering van Obamacare in 2010) en het afnemende taboe op praten over mentale problemen, worden deze diagnoses vaker gesteld.
Maar Haidt schrijft de alarmerende trend bovenal toe aan de sterk toegenomen schermtijd, met name het gebruik van sociale media. Omdat kinderen de wereld niet langer ontdekken via (buiten) spelen, maar (binnen) op schermpjes zitten, wordt de ‘bedrading’ van hun hersenen overhoop gehaald, stelt hij.
Doomscrollen
Het is een analyse die politiek en maatschappelijk brede weerklank vindt, maar ook wetenschappelijke scepsis oogst. Haidts onderzoek zou wel een correlatie blootleggen tussen socialemediagebruik en angststoornissen en depressie, maar niet bewijzen dat socialemediagebruik er de oorzaak van is. Anders gezegd: worden jongeren depressief van de hele dag Snapchat en TikTok, of grijpen toch al neerslachtige jongeren sneller naar hun mobiel om te doomscrollen?
En: wegen voor sommigen de positieve kanten van sociale media niet zwaarder dan de negatieve? Sociale media waren bijvoorbeeld een uitkomst toen jongeren elkaar tijdens de coronalockdowns en schoolsluitingen niet fysiek konden opzoeken.
Een juistere vraag lijkt daarom niet óf maar in welke mate sociale media de mentale gezondheid van jongeren beïnvloeden, zeker nu sommige jongeren zelf al genoeg krijgen van (bepaalde) platformen.
Verder schakelen ze over op andere apps, laat marktonderzoek zien. Platforms die minder draaien om het scoren van zoveel mogelijk likes (ook van wildvreemden) en meer op het delen van berichten met een select aantal (bekende) contacten. Ook zijn Gen-Z’ers veel visueler ingesteld: ze bekijken liever een video. Ofwel: minder Facebook en Twitter, met zijn ideologische echokamers en konijnenholen, en meer stories op TikTok, Instagram of SnapChat.
Pandemie
Surgeon General Murthy wees op de gevolgen van de pandemie toen hij drie jaar terug alarm sloeg over de geestelijke gezondheid van de Amerikaanse jeugd. Vergeleken met andere rijke industrielanden waren scholen in de VS relatief lang in lockdown, leert een internationale vergelijking door VN-organisatie Unesco.
Maatschappelijke problemen
Zelfs nu de effecten van de coronatijd langzaam wegebben, „zou het een tragedie zijn als we de ene gezondheidscrisis inruilen voor een andere”, waarschuwde Murthy in 2021. Jongeren hebben vele redenen om somber te zijn, zei hij. „Ze ervaren met recht dat op verontrustende kwesties als klimaatverandering, inkomensongelijkheid, raciale onrechtvaardigheid, de opioïdenepidemie en vuurwapengeweld te langzaam vooruitgang wordt geboekt.”
Op die twee laatste punten scoren Amerikanen jongeren internationaal gezien zeker beroerd. Qua vuurwapengeweld nemen de VS in de westerse wereld een unieke positie in: het is sinds 2020 zelfs uitgegroeid tot de belangrijkste doodsoorzaak van kinderen.
Ook qua overdoses scoren de VS door de wijdverspreide verslaving aan pijnstillers en synthetische opiaten slecht. Door de opkomst van het zeer dodelijke fentanyl loopt het aantal drugsdoden per 100.000 inwoners sinds de jaren tien snel op. Deze epidemie raakt alle bevolkingsgroepen en bijna elk Amerikaanse familie heeft inmiddels wel iemand verloren aan deze middelen.
Mijlpalen later bereikt
Een andere manier om naar Gen Z te kijken, is hun jeugd vergelijken met die van hun ouders. En uit één zo’n vergelijking blijkt dat Amerikaanse jongvolwassen veel later bepaalde mijlpalen bereiken dan dertig jaar geleden, toen hun ouders ongeveer hun huidige leeftijd hadden. Jongvolwassenen gaan vaker naar het hoger onderwijs en halen daar ook vaker een bachelor- of masterdiploma dan dertig jaar geleden en ze hebben ook vaker een voltijdbaan. Maar ook al vaker de schulden, in de vorm van een studieschuld of hypotheek. Veruit het grootste verschil zit hem in de leeftijd waarop ze een zelfstandig leven kunnen leiden: trouwen, een gezin, het huis uit.
Jongens eenzaam, meisjes angstig
In zijn boek schrijft Haidt dat sociale media op jongens en meisjes een zeer verschillende impact hebben. Jongens zouden zich vaker verliezen in overmatig porno kijken of videogames spelen, terwijl meisjes zichzelf én hun uiterlijk eindeloos zouden vergelijken met andere meisjes op Instagram of TikTok. Terwijl jongens zo vereenzamen, worden meisjes onzekerder en angstiger, signaleert Haidt.
Een groeiende berg aan data en opinieonderzoek laat zien dat jonge Amerikaanse mannen en vrouwen op meer vlakken een andere richting inslaan. Zo zitten er inmiddels 2,4 miljoen meer vrouwelijke studenten op Amerikaanse universiteiten dan mannelijke. Zij zullen vaker een hoogopgeleide baan vinden in de grote stad. Dit leidt er toe dat mannen en vrouwen op een ander punt juist meer naar elkaar toegroeien: salarissen. In 22 van de 250 grootste Amerikanen steden hebben vrouwen de traditionele loonkloof, waardoor zij minder verdienen voor hetzelfde werk, al dichtgelopen. In de metropolen New York en Washington verdienen ze zelfs gemiddeld meer dan mannen.
Mannen die niet theoretisch zijn opgeleid zien hun sociaal-economische positie stagneren. Hun lonen en deelname aan de arbeidsmarkt blijven de afgelopen vier decennia achter, wijst recent onderzoek van het onpartijdige onderzoeksbureau American Institute for Boys and Men uit. Voor vrouwen is dat anders: onder hen zijn zowel hoger- als lagergeschoolden in dezelfde periode meer gaan werken en meer gaan verdienen.
Zoals in veel meer landen krijgen jonge mensen veel minder kinderen dan voorheen: het Amerikaanse geboortecijfer is gedaald tot het historische dieptepunt van gemiddeld 1,6 kind per vrouw. Deels komt dit doordat er minder ongeplande zwangerschappen zijn. Maar ook omdat vrouwen tussen de 18 en 34 minder vaak dan mannelijke leeftijdsgenoten willen trouwen en een gezin stichten. En zij die het niet uitsluiten, twijfelen nog vaker.
Een politieke genderkloof
Nog een punt waarop mannen en vrouwen een andere weg inslaan: jonge vrouwen keren het geloof vaker de rug toe, wees een grote enquête van het Survey Center for American Life vorig jaar uit. Ze beklagen zich dat kerken en andere religieuze congregaties „vrouwen niet gelijk behandelen”, en uiten ook onvrede over het anti-abortusstandpunt of de behandeling van lhbti’ers.
Ook politiek gezien slaan jonge mannen en vrouwen (18-29 jaar) toenemend een andere richting op. Die trend zette begin deze eeuw in, na de verrassende verkiezing van Donald Trump (in 2016) en die de daaropvolgende feministische Pussy Hat-protesten versnelde, en zet sindsdien door.
Volgens een enquête van de gerenommeerde peiler Gallup delen jonge mannen en vrouwen zichzelf politiek steeds uiteenlopender in. Het percentage jongemannen dat zich ‘liberal’ (links-progressief) noemt, schommelt al jaren rond de 25 procent, terwijl dit onder vrouwen juist groeit.
Bij de presidents- en Congresverkiezingen moet blijken hoezeer deze politieke scheefgroei onder Gen Z tussen jongen mannen en vrouwen electorale gevolgen krijgt. Nu ook dit jaar weer miljoenen leden van Gen Z (geboren tussen 1997 en 2013) de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, groeit hun electorale invloed. Gen Z’ers vertegenwoordigen in november 17 procent van alle stemgerechtigden. Bij de presidentsverkiezingen van 2028 zal dit al 23 procent zijn, een even groot deel als babyboomers (1946-1964) en Gen X (1965-1980) dat jaar nog leveren.
Amerikaanse politiek deskundigen zien de stembusgang als een belangrijke enquête om te zien of de scheefgroei tussen jonge mannen en vrouwen doorzet. Stemmen progressievere, minder gelovige en almaar hoger opgeleide en economisch succesvolle vrouwen uit onvrede over onder andere de afschaffing van het federale abortusrecht Kamala Harris het Witte Huis in? Of helpen conservatievere jonge mannen – bijbelvaster maar onzekerder over hun toekomst als vader, echtgenoot of kostwinner – Donald Trump het presidentschap heroveren?