Architect Sjoerd Soeters: ‘Sloop de wijken uit de wederopbouwtijd’

Architect Sjoerd Soeters

Architect Sjoerd Soeters

Foto Lars van den Brink

Interview

Sjoerd Soeters architect

Er is niet genoeg werk meer voor architecten, daarom sluit Sjoerd Soeters zijn bureau PPHP. Ideeën heeft hij nog genoeg: sloop huizen in probleemwijken en bebouw die veel dichter.

‘Goede volkshuisvesting en goede stedenbouw behoren tot de maatgevende factoren van menselijk geluk”, zegt architect Sjoerd Soeters (1947) halverwege het gesprek. „Ja, dat meen ik serieus. Je zult zien dat Nederland de komende jaren naar beneden kukelt op de lijstjes van gelukkigste landen waar het altijd op de vijfde of zesde plaats staat. Jonge mensen die op elkaar verliefd worden, kunnen in Nederland nu geen huis krijgen. Dat is toch verschrikkelijk!”

Aanleiding voor het gesprek in een café in de Kolenkitbuurt in Amsterdam Nieuw-West is dat Soeters (1947) zijn bureau met de programmatische naam Pleasant Places Happy People (PPHP) afgelopen zomer heeft gesloten, na 45 jaar te hebben gewerkt als zelfstandig architect. De reden is simpel, legt Soeters uit. „Ik heb eenvoudigweg geen werk meer voor twaalf mensen. Opdrachten waar we aan werkten werden uitgesteld en nieuwe kregen we niet. Ik heb mijn managementteam voorgesteld om het bureau over te nemen. Ze konden alles voor niks krijgen, inclusief computers en bureaus. Maar zij zagen er ook geen brood meer in.”

Wat is de oorzaak van het gebrek aan werk?

„De directe oorzaak zijn de maatregelen die de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge nu neemt om tot en met 2030 900.000 woningen te bouwen. Het afknijpen van huurprijzen, verhogen van belastingen en transactiekosten voor beleggers en ontwikkelaars enzovoorts, is geen oplossing voor het tekort aan woningen. Integendeel, samen met de gestegen hypotheekrente en bouwkosten zorgen ze ervoor dat de bouwers en projectontwikkelaars hun rekensommen voor nieuwbouw niet meer rond krijgen en hun plannen uit- of zelfs afstellen.”

Maar de wooncrisis is niet veroorzaakt door De Jonge. Die begon al ruim twintig jaar geleden als gevolg van een neoliberaal volkshuisvestingsbeleid en heeft zich sindsdien steeds verder verdiept.

„Zeker, de wooncrisis is verbonden met de afbraak van de verzorgingsstaat in de afgelopen decennia. Net als de crisis in de zorg is de wooncrisis dan ook internationaal. Duitsland, Groot-Brittannië en tal van andere Europese landen gaan er ook onder gebukt. Maar met zijn maatregelen jaagt De Jonge de beleggers nu juist weg, hoewel hij ze hard nodig heeft om woningen te bouwen. Hij zou nu juist met de beleggers, de corporaties, projectontwikkelaars en gemeenten om de tafel moeten gaan zitten om antwoord te krijgen op de vraag: wat moet de Rijksoverheid nu doen om de woningbouw weer op gang te krijgen?”

Eenling in Nederland

Met de sluiting van Soeters’ bureau, dat eens meer dan honderd medewerkers telde, verdwijnt een van de spraakmakendste architectenbureaus van Nederland. Met zijn onversneden postmodernistische architectuur en stedenbouw, zoals Inverdan, het nieuwe centrum van Zaanstad vol gebouwen die zijn geworteld in de Zaanse bouwtradities, baarde Soeters regelmatig opzien in Nederland.

Met Circus Zandvoort, een spelletjeshal in de vorm van een circustent, kwam je in 1991 bekend te staan als enige postmodernistische architect in het neomodernistische Nederland. Vooral onder vakgenoten stuitte je werk op weerstand, je bent voor populist, leugenaar en nog erger uitgemaakt.

„Ja, met Circus Zandvoort werd ik het zwarte schaap van de Nederlandse architectuur. Maar daar heb ik me nooit iets van aangetrokken. Sterker nog, ik heb er altijd wel lol in gehad om tegen de schenen te schoppen van de Nederlandse cultureel correcte en ingedutte modernistische architectenwereld. Van Circus heb ik overigens ook een modernistische variant gemaakt, met keurige grijze en blauwe kubussen. Maar de vrolijke tent met grote, golvende vlaggen past veel beter in een badplaats.

„Natuurlijk wist ik ook wel dat de kubussen meer waardering hadden gekregen van critici en vakgenoten. Maar een van mijn voorbeelden is de Amerikaanse architect Morris Lapidus, de ontwerper van hotels in Miami als Fontainebleau dat in de James Bondfilm Goldfinger voorkomt. Zijn gebouwen werden door critici unaniem als kitsch afgedaan. Toen ik hoorde dat Lapidus in 1974 door zijn New Yorkse vakgenoten was uitgeroepen tot de slechtste architect ter wereld op Albert Speer na, dacht ik: dat is een echte held. Iemand die zo buiten de pot durft te piesen dat hij unaniem wordt veroordeeld – dat wil ik ook.

De wooncrisis is verbonden met de afbraak van de verzorgingsstaat

„Mijn uitgangspunt is altijd geweest: als de kudde de ene kant op gaat, ga ik de andere kant op. Want waar de kudde gaat, is het gras gauw weggevreten. Ik heb me altijd afgezonderd van de meute. Ik denk overigens dat dit meer een ingebakken eigenschap is dan een bewuste strategie.”

Morris Lapidus heeft uit verbittering over de niet aflatende kritiek ten slotte zijn archief verbrand. Jij hebt nooit een belangrijke architectuurprijs gekregen, hoewel het eens desolate Zaanstad nu een bruisend centrum heeft. Heb jij geleden onder het gebrek aan waardering?

„Nee, nooit. Ik heb heel mooie projecten gedaan, zoals Haverleij [de Vinexwijk, bestaande uit 10 woonkastelen, BH]. En al had ik na Circus Zandvoort niet zoveel werk, ik heb nooit op agressieve wijze aan acquisitie hoeven doen. Het werk kwam uiteindelijk naar me toe. Ik ben een naïeve architect geweest, die projecten deed die ik belangrijk vond en waar ik plezier in had.”

In de loop van je carrière heb je je steeds meer op stedenbouw gericht. Hoe kwam dat?

„Na tien jaar gebouwen ontwerpen kwam ik in het begin van de jaren negentig tot de conclusie dat stedenbouw een veel belangrijker deel van het vak is dan de architectuur van losse gebouwen. Ik raakte toen betrokken bij drie grote stedenbouwkundige projecten, in de binnenstad van Nijmegen, het Oostelijk Havengebied van Amsterdam en De Resident in Den Haag, een nieuwe wijk met woningen, horeca en kantoren bij het Centraal Station in Den Haag. De Luxemburgse architect Rob Krier, postmodernist van het eerste uur, maakte het oorspronkelijke ontwerp voor De Resident. Mede door het werken met Krier kreeg ik een andere kijk op de verhouding tussen stedenbouw en architectuur: zonder goede stedebouw is zelfs uitnemende architectuur betekenisloos. Spectaculaire, solitaire gebouwen en torens die worden omgeven door zeeën van openbare ruimte vormen geen fijne stad waar je graag wilt vertoeven. Een prettige stad maak je door te beginnen met het ontwerpen van goede openbare ruimtes. Vervolgens bepaal je wat voor gebouwen en functies nodig zijn om die tot leven te brengen.

„Stedenbouw is veel interessanter dan architectuur. Praten over gebouwen ontaardt altijd in geneuzel over esthetiek. In stedenbouw gaat het niet om esthetiek, maar om samenhang tussen de gebouwen én om complexiteit. Wat is er bijvoorbeeld zo aantrekkelijk aan de binnenstad van Amsterdam? Dat je, lopend over de Spuistraat, langs al die gevels kijkt en zoveel ziet dat je het eigenlijk niet kunt bevatten. Op zichzelf zijn de meeste gevels geen mooie of bijzondere architectuur. Maar ze zijn allemaal met elkaar verwant en vormen tezamen een wirwar die je niet kunt natekenen. Zo zorgt lopen door de Spuistraat voor een soortgelijke ervaring als een boswandeling.”

Sloop en herbouw

Het is geen toeval dat het gesprek plaats vindt in een café in de Kolenkitbuurt, die in 2009 op de eerste plaats stond op de lijst van probleemwijken in Nederland die de toenmalige minister van Wonen, Wijken en Integratie Ella Vogelaar liet opstellen. Niet ver van het café ligt een nieuwe buurt die Soeters al een jaar of twintig geleden in opdracht van woningcorporatie Eigen Haard ontwierp. De nieuwe buurt bij de Akbarstraat, bekend van de documentaire van Felix Rottenberg uit 2002, kwam in de plaats van een aantal stroken flatgebouwen uit de jaren vijftig, toen Amsterdam Nieuw-West werd gebouwd naar een ontwerp van de beroemde, modernistische stedenbouwer Cornelis van Eesteren.

Voordat we in het café neerstrijken, lopen we eerst naar een oud deel van de Kolenkitbuurt om in herinnering te roepen hoe de buurt er 25 jaar geleden uitzag. Het blijkt nog altijd een buurtje met treurige, aftandse appartementenblokken van vijf verdiepingen die in evenwijdige stroken staan opgesteld. Tussen de blokken bevindt zich, achter een hek, een groot, leeg grasveld. Op de begane grond grenzen privétuinen aan de woningen. Heel weinig bewoners houden van tuinieren, zo te zien: vrijwel alle tuinen zijn overwoekerd door soms metershoge wilde planten. „Weet je hoe dat komt?”, vraagt Soeters. „Op de begane grond bevinden zich hier de slaapkamers, de woonkamers zijn op de eerste etage boven. Moet je nooit doen. Een tuin moet altijd grenzen aan een verblijfsruimte of een keuken.”

Met gesloten woningblokken, die bestaan uit sociale, middenhuur- en koopwoningen, is het nieuwe door Soeters ontworpen buurtje veel dichter bebouwd dan het oorspronkelijke. „Doordat twee blokken telkens zijn vervangen door drie, is de schaal verkleind en is er een directe relatie ontstaan tussen wat binnen en buiten de woningen gebeurt”, legt Soeters uit over zijn ontwerp.

In een radicale herstructurering van de wijken uit de wederopbouwtijd ziet Soeters een van de oplossingen om de woningbouw weer op gang te brengen: „Vrijwel elke Nederlandse stad heeft wijken als Amsterdam Nieuw-West. Met onaangename en slecht beheerde openbare ruimtes en vol slecht geïsoleerde en versleten woningen die, hoeveel geld je er ook tegenaan gooit, nooit kunnen voldoen aan hedendaagse energie- en wooneisen. Bepaal van elk bestaand gebouw in die desolate en vaak problematische stadsdelen of het het waard is om te behouden, is mijn idee, en ook of het financieel haalbaar is om ze te verduurzamen. Zo niet, sloop ze en vervang ze door nieuwe, veel dichter bebouwde buurten met duurzame woningen die voldoen aan alle huidige eisen. Zorg ervoor dat er tenminste net zoveel sociale woningen terugkomen als er gesloopt worden en voeg er middenhuur- en koopwoningen aan toe. Zo ontstaan er gemengde wijken.”

Het bouwen van nieuwe, duurzame buurten in de wijken uit de wederopbouwtijd heeft ook als voordeel dat er minder buiten de steden in de weilanden hoeft te worden gebouwd, zo gaat Soeters verder. „Hierbij moeten corporaties, die vaak de eigenaren zijn van de woningen in de naoorlogse wijken, ruim baan krijgen. Ze zijn nu gekneveld door de verhuurdersheffing en andere maatregelen. Maar de corporaties kunnen dit niet alleen doen, ook gemeenten, beleggers en projectontwikkelaars moeten een rol spelen. En de Rijksoverheid, niet te vergeten, want zonder investeringen van het Rijk zal het niet gaan. Zo vang je twee vliegen in één klap: je versnelt de energietransitie die nu stagneert, en er worden nieuwe buurten gebouwd die beter zijn dan de oude.”

Bakstenen gevels

Na het gesprek geeft Soeters een rondleiding door de nieuwe buurt in wat eens de ergste probleemwijk van Nederland was. Het is een herbergzame buurt geworden, met smalle, autovrije straten, een pleintje, een parkje en een Johan Cruyff Court. Alle woningblokken, ontworpen door onder anderen Marlies Rohmer, Heren 5 en Geurst en Schulze, hebben bakstenen gevels, met reliëf en details waaraan het oog blijft haken.

„Ik heb de blaren op mijn tong moeten praten om wethouders, monumentenclubs en andere betrokkenen ervan te overtuigen dat dit een mooi buurtje zou worden”, vertelt hij. „Want Van Eesteren is nog altijd een heilige in Nederland. Als je zijn ontwerp voor Nieuw-West doorbreekt, beschouwen velen dat als het besmeuren van De Nachtwacht.”

„Kijk”, zegt Soeters, wijzend naar het einde van een autovrije straat, waar grote bakken met weelderig groeiende planten en bankjes voor de woningen staan. „Op de kopse kanten van de woningblokjes springen hogere bouwdelen naar voren. Zo vormen ze een soort poort tussen het parkje en de straat.

„Ach,” verzucht hij ten slotte toch enigszins weemoedig. „Zo moeilijk is het allemaal niet.”