Architect Floris Alkemade: ‘Nederland beschikte in de Middeleeuwen over meer woonvormen dan nu’

Wie in de ochtendzon door het vredige Sint-Oedenrode wandelt, krijgt niet de indruk dat Nederland in een crisis verkeert. Traag stroomt de Dommel onder de brug. Toch is de situatie waarin Nederland zich bevindt nijpend, stelt een van de inwoners van deze plaats in de Brabantse Meijerij, architect Floris Alkemade. Hij was van 2015 tot 2021 rijksbouwmeester, een onafhankelijke adviseur van het kabinet. Hij is een van de auteurs van het onlangs verschenen en veel besproken rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. In een fraaie woning, zijn geboortehuis, legt Alkemade (62) kalm uit dat Nederland in de geschiedenis is aanbeland op „een moment van totale onzekerheid en kwetsbaarheid”, dat hopelijk zal worden aangegrepen om met „verbeeldingskracht” en „vernuft” een „geheel nieuwe bouwcultuur” te vestigen.

Het rapport van de staatscommissie lijkt in algemene termen vooral de vraag op te werpen hoe Nederland de komende decennia in hemelsnaam de ruimte moet vinden voor voldoende woningen voor een groeiende bevolking, landbouw én natuur, en ook voor energietransitie en klimaatadaptatie. Alkemade zet in zijn toelichting op het rapport enkele stappen verder. „Het rapport is het geraamte, wat ik hier vertel is het vlees.” Zijn visie houdt in dat Nederland niet simpelweg moet blijven vechten om de ruimte, en dat het, bijvoorbeeld niet ten koste van de landbouw, in elke gemeente een straatje woningen extra moet neerzetten, zoals vele woningmarktdeskundigen met regelmaat bepleiten.

Alkemade: „Steeds een beetje meer van hetzelfde bouwen hebben we jaren gedaan. De jaarringen die we rond onze steden bouwen, beginnen elkaar te raken. We lopen tegen grenzen aan. Er wordt nu vaak gesteld dat we maar gewoon de steden moeten gaan uitbreiden met woningen zoals we die al jaren gewend zijn te bouwen. Maar hoe zit dat met de milieuruimte? Met stikstof? Waterkwaliteit? Met de beschikbaarheid van materialen?

„De bouwcultuur stokt. We kunnen niet op dezelfde manier doorgaan. In de jaren tachtig en negentig zijn er heel veel woningen in Vinexwijken gebouwd. Dat was een adequaat antwoord op de woonwensen uit die tijd, toen er bovendien nog voldoende ruimte beschikbaar leek. Maar die ruimte is er niet meer. Alle grote vragen van nu zijn ruimtelijke vragen geworden. En daarboven komen nu fundamentele demografische verschuivingen.”


Lees ook
Staatscommissie Demografie: beperken migratie nodig om welvaart te behouden

Een plek met tijdelijke woningen voor arbeidsmigranten in de Limburgse gemeente Horst.

Tekenfilmfiguurtje

Het moet anders, meent Alkemade. „Het kan handig zijn om als cultuur in brede zin te blijven doen wat je altijd al hebt gedaan, met steeds meer kennis en grondstoffen en slimmere machines. Daar word je rijk en welvarend van. Maar het boeiende van deze tijd is dat we na het maken van een enorme welvaartssprong en op de toppen van ons kunnen ineens tot het besef komen dat we dit niet kunnen volhouden, dat de fundamenten waarop we hebben gebouwd het lijken te begeven. Het klimaat gaat eraan. De natuur staat onder druk.”

Met vorsende blik: „Dit is een fascinerend moment. We kunnen doorgaan als een tekenfilmfiguurtje dat nog even boven de afgrond doorloopt om pas daar tot de ontdekking te komen dat hij gaat vallen. Of we kunnen dit moment van ultieme kwetsbaarheid aangrijpen om systemen te herzien, andere routes te kiezen.

„Mensen zijn logischerwijs bang voor verandering. Je zult ook verzet krijgen. Maar als verandering nodig is, is angst niet de beste raadgever. Angst is geen bestendige bron van verandering. Verlangen is dat wel. Het is aan de verbeeldingskracht en het vernuft van onze architecten om mensen keuzes aan te bieden en een verlangen naar andere mogelijkheden op te roepen.”

Nederland moet anders leren denken, anders bouwen. Want niet alleen is de ruimte schaars, ook de behoefte van de inwoners is aan het veranderen. Alkemade: „De sociale en maatschappelijke kant moet de woonopgave bepalen.” Treffend noemt hij de enorme en aanhoudende groei van het aantal eenpersoonshuishoudens. Die maken nu 40 procent uit van het totale aantal huishoudens. „Dat is in alle opzichten een revolutie en onder onze ogen bijna onopgemerkt gebleven. De vraag is welk type woning daarbij hoort.

„Op dit moment lijkt het of we in Nederland maar twee smaken hebben: een eengezinswoning of een appartement. Maar er zijn zo veel andere woonvormen mogelijk. Nederland beschikte in de Middeleeuwen over meer woonvormen dan nu, met kloosters, begijnhoven, gildehuizen. Je had een rijk spectrum aan vormen die goed aansloten bij hoe mensen wilden wonen en werken.

„Die verfijning is verdwenen uit de woningbouw; we hebben de afgelopen generaties meer gebouwd dan alle voorgaande generaties bij elkaar, gericht op kinderrijke gezinnen en een snelle bevolkingsgroei. We kunnen het huidige moment aangrijpen om opnieuw meer verfijning aan te brengen, met aantrekkelijke woonvormen.”

Zoals? „Een van de sinds oudsher voor Nederland en Vlaanderen typische woonvormen is het woonhof; kleine, individuele woningen met een gemeenschappelijke tuin. Dat schept een sociale samenhang, die misschien wat truttig kan klinken, maar waar vooral bij een ouder wordende bevolking heel veel behoefte aan bestaat.” Immers, doceert Alkemade, met de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens is ook de eenzaamheid gegroeid. „Schrijnend.”

Samen maar toch apart

Alkemade, gedurig tekenend en schrijvend op een vel papier voor zich op tafel, legt geduldig uit dat Nederland ongeveer acht miljoen woningen telt. Daarvan zijn er vijf miljoen eengezinswoningen terwijl in slechts ruim de helft daarvan gezinnen wonen. Alkemade: „Het laatste wat ik wil is gelukkige bewoners van die grote woningen hun huis uit jagen. Maar ik ken ook veel bewoners die willen verhuizen bijvoorbeeld omdat hun partner is overleden en die in hun eigen buurt willen blijven wonen, maar niets kunnen vinden omdat een appartement te duur is.”

Dus wat ligt er meer voor de hand dan voor deze ouderen binnen de steden aantrekkelijke andere woonvormen aan te bieden? Alkemade noemt een experiment in de stad Groningen, waarbij eengezinswoningen zouden worden gesplitst in een benedenwoning voor ouderen en een bovenwoning voor jongeren, samen maar toch apart. „We hebben in Nederland de beste ontwerpers ter wereld die zoiets mogelijk kunnen maken. Je voegt een heel aantal woningen voor starters toe en voor beide groepen daalt dan de huurprijs.”

De architect wil maar zeggen: de bouwopgave in Nederland behelst meer dan vierkante meters, de bouwopgave moet ook rekening houden met sociale samenhang en behoefte aan zorg. Alkemade: „Ouderen willen niet geholpen worden door mensen die ze niet kennen. Daar doen ze de deur niet voor open. Maar als je in een woonhof een tuin deelt en elkaar kent, dan willen ouderen dat wel en zijn jongeren echt niet te beroerd om voor hen boodschappen te doen.”

Je zou, meent Alkemade, fundamenteler moeten nadenken over de identiteit van dorps- en stadscentra. „Hoe komt het dat we iedere vorm van gezelligheid en sociaal leven zijn gaan associëren met een winkelstraat? Kunnen we niet op een andere manier nadenken over de sociale functie van pleinen en woonstraten? Kunnen we wonen en werken op een andere manier combineren? Onze steden en levens zijn nodeloos saai geworden.”


Lees ook
‘Nederland is al een van de kleinste en drukste landen, we kunnen zo niet doorgaan’

Drukte bij de pontjes in Amsterdam.

Pijlen naar het midden

Juist de binnensteden moeten worden versterkt. Alkemade tekent een paar pijlen en zegt: „Als we onze pijlen alleen maar richten naar de buitenkant van dorpen en steden, en steeds maar nieuwe jaarringen om onze steden en dorpen bouwen, dan adresseer je geen enkel probleem dat op ons af komt: de moeite van starters om een woning te krijgen, de vergrijzing, de vereenzaming, de vraag naar zorg die onbetaalbaar wordt, de noodzaak om voedselproductie en natuurontwikkeling te combineren. Als je daarentegen de pijlen naar het midden richt, dan verbeter je de kwaliteit van leven door het toevoegen van een nieuw type woningen en een sociaal gebruik van de openbare ruimte.”

Is dat trouwens niet ook een pleidooi voor de terugkeer van het bejaardenhuis? „Ik denk niet dat je die in dezelfde vorm terug zou moeten bouwen. Maar het is boeiend om na te denken over vormen van collectief wonen en collectief inkopen van zorg. En dat hoeft zich niet te beperken tot ouderen.”

Alkemade vertelt dat hij als architect werkt aan het ombouwen van een aantal kloosters. „Het is fascinerend hoe deze religieuze cultuur vijftienhonderd jaar onze cultuur heeft bepaald en nu ineens verdwijnt. Ik spreek wel eens met negentigjarige oude zusters en vind dan iets terug van het ideaal waarmee ze ooit als novice dat klooster in gingen, het verlangen om in een gemeenschap aan een ideaal te werken. Dat is natuurlijk prachtig. Dat deze religieuze motor is weggevallen, betekent niet dat mensen niet in een gemeenschap willen wonen. Dat moeten we mogelijk maken, en niet alleen voor ouderen. Zo organiseer je idealisme, solidariteit.”

Maar toch: zijn Nederlanders dan niet gehecht aan hun privacy? Zeker, stelt Alkemade, en die wil hij grote groepen Nederland ook niet ontzeggen. Maar privacy wil je niet in alle fasen van je leven. „Neem studenten. In een studentenhuis heb je weinig privacy, dat weet iedereen die op een gegeven moment een nieuwe vriendin mee naar huis neemt. Maar privacy is voor hen ook niet het belangrijkste in het leven. Een eigen studio met een douche en keuken betekent een zekere mate van luxe. Maar er is ook veel vereenzaming onder studenten. En is een eigen keuken voor studenten belangrijker dan sociale contacten?”

Er is volgens Floris Alkemade trouwens nog een argument om vooral binnen de dorpen en steden te bouwen: op de Grote Vergrijzingsgolf zal onherroepelijk een even Grote Verstervingsgolf volgen. Alkemade noemt een artikel uit The New York Times: „Alle modellen zeggen dat rond 2080 de piek in de groei van de wereldbevolking is bereikt met ongeveer tien miljard mensen, en dat daarna de wereldbevolking ineens scherp daalt. In het jaar 2300 of zo zitten we gewoon weer met twee miljard mensen. Ongelooflijk. Hoe gaan we om met die krimp? Dat is niet alleen een vraag voor onze kinderen.”