Arbeidsmigranten uitsluiten, mag dat zomaar?

Economie & recht Een gemeente in Noord-Brabant besloot nieuwe hotels te verbieden om kamers te verhuren aan arbeidsmigranten en seizoensarbeiders. Een hoteleigenaar vond dat discriminerend en stapte naar de bestuursrechter.

De zaak

De gemeente Heeze-Leende in Noord-Brabant wilde meer grip krijgen op de huisvesting van arbeidsmigranten en seizoenswerkers. Dus stelde de gemeenteraad in 2020 een bestemmingsplan vast waarin hij ‘nieuwvestiging’ van logies voor seizoensarbeiders en arbeidsmigranten verbood. Nieuwe hotels, motels, pensions en andere aanbieders van nachtverblijf mochten alleen maar toeristen ontvangen. Huisvesting van seizoenswerkers bij agrarische bedrijven in het buitengebied bleef wel mogelijk.

Een hoteleigenaar was het niet eens met de beperking. Hij wilde geen gasten uitsluiten en vond het verbod discriminerend. Ook zou de exploitatie van zijn nieuwe bedrijf eronder lijden, meende hij. Want hoe moest hij controleren of iemand toerist is? De gemeente hield voet bij stuk. De hoteleigenaar stapte naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste algemene bestuursrechter in Nederland.

De uitspraak: Bestemmingsplan deels vernietigd

Dat de gemeente onderscheid maakt tussen toeristen en niet-toeristen, is volgens de Afdeling aanvaardbaar. Dat levert geen discriminatie op, omdat het verbod voor iedereen geldt die geen toerist is. Bovendien is daar een rechtvaardiging voor: de gemeente wil toeristisch verblijf stimuleren en een goed woon- en leefklimaat beschermen. Om dat te bereiken, had ze kunnen volstaan met een verbod voor niet-toeristen, zegt de Afdeling. Omdat uitdrukkelijk uitsluiten van seizoensarbeiders en arbeidsmigranten verder gaat dan nodig is, vernietigt de hoogste bestuursrechter de bestemmingsplanregels waarin de uitsluiting is bepaald. De hoteleigenaar kan nu alleen toeristen ontvangen, net als alle andere aanbieders van logies.

Het commentaar

Ondernemers procederen regelmatig tegen beperkende regels uit bestemmingsplannen met het argument dat die in strijd zijn met de Europese Dienstenrichtlijn. Zo ook de hoteleigenaar in deze zaak.

Fleur van Wijk, specialist omgevingsrecht bij Wieringa Advocaten, legt uit: „De richtlijn waarborgt het vrije verkeer van diensten binnen de EU met zo min mogelijk belemmeringen. Overheden mogen wel beperkingen stellen, maar alleen als die vanwege een algemeen belang noodzakelijk en evenredig zijn, en niet discriminerend.”

De hoteleigenaar vond dat de gemeenteraad het discriminatieverbod uit de Dienstenrichtlijn had overtreden. Maar het verbod dat hij aanhaalde, gaat over discriminatie van dienstverrichters – zoals de hoteleigenaar. Omdat géén van de horecaondernemers arbeidsmigranten mag ontvangen, heeft de gemeente dat verbod niet overtreden. De Dienstenrichtlijn kent ook een verbod op discriminatie van afnemers van diensten, maar daar gaat deze uitspraak niet op in.

Was er dan geen sprake van discriminatie van de arbeidsmigranten en seizoenswerkers? Van Wijk: „Hier laat de Afdeling zich daar niet expliciet over uit, omdat de uitsluiting van die groep al in strijd is met de proportionaliteitseis uit de Dienstenrichtlijn. In een andere uitspraak dit jaar oordeelde de Afdeling wél duidelijk dat de uitsluiting van internationale arbeiders door een gemeente indirecte discriminatie opleverde.”

Hoe dan ook, deze uitspraak lost niet het werkelijke probleem op. Dat vindt Tesseltje de Lange, hoogleraar Europees migratierecht aan de Radboud Universiteit. „Bij de meeste uitspraken die ik volg, gaat het over buurtbewoners die tegen de huisvesting van arbeidsmigranten opkomen. Die willen zo min mogelijk met de arbeidsmigrant geconfronteerd worden.” Volgens De Lange gaan de oplossingen meestal over het plaatsen van een heg of afscheiding, extra parkeerruimte en bewakingscamera’s. Of over huisregels die verbieden dat de arbeidsmigranten na 22.00 uur nog buiten komen. „Het gaat dan altijd over de leefbaarheid voor de omwonenden, maar niet over die van de arbeidsmigranten.”

„Nederland onwaardig”, noemde minister van Sociale Zaken Karien van Gennip (CDA) de woon- en werkomstandigheden van arbeidsmigranten. Dit in reactie op het rapport Geen Tweederangsburgers, dat tot stand kwam onder leiding van oud SP-leider Emile Roemer. Het advies was dat Nederland meer moest doen om EU-arbeidsmigranten te beschermen op het gebied van werk, huisvesting en zorg.

Een van de maatregelen is dat iedere arbeidsmigrant nu binnen drie jaar op z’n minst een eigen kamer moet krijgen. „Onmogelijk”, reageren huisvesters. De Lange: „Ik denk dat ze gelijk hebben. Als je zo’n uitspraak ziet, blijkt maar weer hoe moeizaam het huisvestingsproces is.”

Volgens haar ontkomen we er met het woningtekort niet aan om het aantal arbeidsmigranten in Nederland te beperken. „Óf we regelen goede huisvesting, óf ondernemers moeten hun bedrijven anders inrichten zodat ze minder van buitenlandse werknemers afhankelijk zijn.”

De Lange sprak laatst een ondernemer die zich afvroeg wat er zou gebeuren als je alle kassen in het Westland zou sluiten. Hij dacht dat daarmee het huisvestingsprobleem in Den Haag en omstreken in één keer zou zijn opgelost. „Maar daar is men waarschijnlijk nog niet rijp voor”, zegt De Lange.

Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.