De 79-jarige Ismail Polat verloor eerst zijn teen, en toen zijn baan op de Amsterdamse NDSM-werf. Eind jaren zestig viel er tijdens zijn werk als lasser zeven ton ijzer op zijn voet. Hij kon niet meer werken en daarnaast klaagde hij over zijn huisvesting: woonoord Atatürk in Amsterdam Noord, waar zo’n 270 Turkse ‘gastarbeiders’ in barakken woonden, vaak met acht mensen op een kamer. „Ik werd ontslagen omdat ik daarover klaagde en niet meer kon werken.”
Kort daarvoor was Polat vanuit Turkije naar Nederland geëmigreerd. Het leven in kamp Atatürk viel tegen, vertelt hij. Je had weinig privacy en weinig vrijheid. Koken mocht niet in de eigen kamer. Eten moest gezamenlijk, alleen op gezette tijden. „We kregen vlees geserveerd dat smaakte alsof het al tijdens de Tweede Wereldoorlog was ingevroren”, zegt Polat. „En de strenge regels in het kamp deden denken aan een militaire dienst.”
Het verhaal van Polat toont gelijkenissen met de problemen waar arbeidsmigranten uit onder meer Polen, Roemenië en Bulgarije vandaag de dag tegenaan lopen. Arbeidsmigranten die in Nederland laagbetaald werk doen, zoals in de tuinbouw of distributie, zijn kwetsbaar. Ze werken doorgaans op flexibele contracten en lopen bij ziekte risico om ontslagen te worden. Soms is de werkgever ook de huisbaas en verliest de arbeidsmigrant bij ontslag ook de woonruimte; vaak een kleine kamer die hij of zij met meerdere anderen moet delen.
Wie naar de geschiedenis kijkt, ziet talloze gelijkenissen tussen eerdere pieken in arbeidsmigratie en vandaag, zo schreef het CPB afgelopen week in een rapport. Volgens de onderzoekers hangt arbeidsmigratie sterk samen met de stand van de economie. Toen het in de decennia na de Tweede Wereldoorlog goed ging met de economie, kwamen gastarbeiders naar Nederland om in de textiel- en metaalindustrie of in de mijnen te werken. De overheid voerde daarvoor een actief beleid van werving in onder meer Turkije en Marokko.
Ook het huidige aantal arbeidsmigranten (in 2022 bijna een miljoen) is volgens het CPB naast de stand van de economie het gevolg van economische beleidskeuzes, zoals de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Die maakte het na uitbreiding van de Europese Unie voor werkgevers aantrekkelijk om laagbetaalde arbeidsmigranten te werven. Het aantal arbeidsmigranten in Nederland is de laatste vijftien jaar verviervoudigd. Deze eeuw kwamen er twee keer zo veel arbeidsmigranten als asielzoekers naar Nederland.
Het rapport komt op het moment dat aan de formatietafel wordt gesproken over inperking van migratie. Over de relatie tussen migratie en de economie gaat het in de politiek maar nauwelijks.
Terwijl, zo benadrukt het CPB, de vraag naar arbeid en de daarmee gepaard gaande gezinsmigratie de grootste aanjager is voor de bevolkingsgroei in Nederland. Welke lessen vallen daarover te leren uit het verleden?
1
Er zijn altijd sectoren die bijna niet zonder arbeidsmigranten kunnen
„De eerste gastarbeiders komen al in de jaren veertig”, zegt Leo Lucassen, hoogleraar migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden en tevens directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. In de Limburgse mijnen is dan als eerste een tekort aan arbeid. De arbeidsmarkt is dan niet eens zo krap, maar in bepaalde sectoren zijn er grote tekorten. „Het opleidingsniveau van Nederlanders gaat omhoog, ze gaan langer naar school en krijgen meer zin in kantoorbanen.”
Nederland slaat aan het werven, met name voor de mijnbouw, de scheepsbouw en de textiel- en metaalindustrie, overigens net als veel andere Noord-Europese landen. In Spanje, Italië, een beetje in Joegoslavië en vooral: Turkije en Marokko. In de jaren zestig komen er zo’n 200.000 gastarbeiders naar Nederland.
Ron Molenaar (78) weet het nog goed. In de jaren zestig zocht Hoogovens – het huidige Tata Steel – mensen. Heel veel mensen. Er was net een nieuwe hoogoven geopend. „Van oorsprong haalde het staalbedrijf zijn personeel uit de landbouw en tuinbouw in Noord-Holland”, zegt Molenaar, die destijds werkte als leerling-manager. „Daar zaten mensen die fysieke arbeid konden verrichten.” Maar die bron „droogde op” in die tijd, aldus Molenaar. Iedereen die bij Hoogovens wilde werken, werkte er al. „En op zware arbeid werd steeds meer neergekeken.”
Een HR-team ging naar Sardinië en Sicilië. Daar was de werkloosheid relatief hoog. „Ze richtten een kantoor in, plaatsten advertenties. En dan werd er een reis georganiseerd met geïnteresseerden deze kant op. Het mocht allemaal wat kosten.” Wie uiteindelijk aan de slag ging, had goede kans terecht te komen op het schip Arosa Sun. Dat lag in de haven van IJmuiden, en bood kamers aan gastarbeiders om in te wonen.
Een van de Italianen die naar Nederland kwam om bij Hoogovens te werken, was de vader van André Alfonsi (57). Die was in Rome begonnen aan een priesteropleiding, maar vond dat eigenlijk niks. „Hij was echt de eerste generatie”, vertelt Alfonsi, die vandaag de dag zelf bij Tata Steel werkt. Het werk was zwaar en vies, maar zijn vader vond het mooi. „Er was veel kameraadschap, de ploegen waren gemêleerd: Nederlanders, Turken, Marokkanen.” In de fabriek werd een gebedsruimte ingericht.
Later, als de EU in 2004 uitbreidt naar onder meer Polen, neemt het aantal arbeidsmigranten dat naar Nederland komt opnieuw een vlucht. Het aantal seizoensarbeiders steeg in 2007 volgens het CPB „spectaculair” tot 65.000. Drie jaar later waren dat er 100.000. Tomatenteler Loek van Adrichem uit Steenbergen huurt nu zo’n twintig jaar arbeidsmigranten in die tomaten in zijn kas plukken, vooral Polen en Bulgaren. Zijn vader, die ook tomatenteler was, had in de jaren 50 nog „netjes Hollanders in dienst”, vertelt Van Adrichem. „Maar tegenwoordig willen Hollanders niet meer zweten.”
Werk in de kassen is voor veel lokale werknemers niet aantrekkelijk, denkt Van Adrichem, omdat hij slechts tijdelijke contracten kan bieden. Als de tomaten ’s winters groeien, is er veel minder personeel nodig. In de zomer, als de tomaten geoogst moeten worden, huurt hij zestig extra arbeidsmigranten in. Als het hoogseizoen voorbij is, moet een deel van hen op zoek naar ander werk.
Bovendien is het ’s zomers warm in de kwekerij, zegt Van Adrichem. De zon schijnt recht op de kas en er is geen airco. Je wordt vuil: tomatenplanten geven groen af. Haren moeten in een netje. De werkdag begint vroeg, om 7.00 uur. En de meeste tuinbouwbedrijven liggen in buitengebieden en zijn slecht bereikbaar met openbaar vervoer. „Als je geen eigen vervoer hebt, moet je soms kilometers lopen vanaf een bushalte.”
Arbeidsmigranten, die deze arbeidsvoorwaarden wel accepteren, zijn voor Van Adrichem dan ook onmisbaar. Hij wil wel investeren in machines die geautomatiseerd tomaten plukken, maar tot nu toe zijn die te duur. „Als ik die apparaten wil gebruiken, worden mijn tomaten zo duur dat ik ze niet meer kan verkopen in de supermarkt.”
Volgens Lucassen laat dit uiteindelijk zien: arbeidsmigratie gaat altijd door, tenzij je als overheid heel bewust bepaalde sectoren gaat „afbouwen”. „Als je zegt: we willen niet meer het slachthuis van Europa zijn, geen pakjesdistributiesector meer hebben. Je kan alleen iets aan arbeidsmigratie doen door de economie anders in te richten.”
2
Arbeidsmigratie is nooit alleen maar tijdelijk
Waarom kregen hij en zijn andere Turkse collega’s op de NDSM werf eigenlijk geen Nederlandse lessen? Polat wilde de taal leren en zich verdiepen in de Nederlandse geschiedenis. Zijn werkgever en de kampchef van Kamp Atatürk reageerden verbaasd op zijn vraag. Ze zouden na een paar jaar werken toch allemaal weer teruggaan? „Wacht maar, zei ik. Níémand gaat terug.”
In het woord zit het al besloten: het was nooit de bedoeling, vanuit Nederlands perspectief tenminste, dat gastarbeiders hier zouden blijven. Maar uiteindelijk bleven toch grote groepen. Twee op de drie Marokkaanse immigranten zijn volgens het CBS gebleven, en drie op de vijf Turkse. Van de mensen die in de jaren zestig kwamen, gingen er relatief veel weer terug. Maar van wie begin jaren zeventig kwam, bleef ongeveer de helft.
Zij besloten vooral te blijven nadat het kabinet-Den Uyl – in de periode na een korte recessie en de oliecrisis – het voornemen had uitgesproken de grenzen te gaan sluiten voor arbeiders en stopte met het actief werven van mensen in het buitenland. „Mensen realiseerden zich: als ik wegga kom ik er niet meer in, maar ik heb hier bijvoorbeeld wel pensioen opgebouwd.” Het risico dat dat zou vervallen, betekende dat wie van plan was te vertrekken, of regelmatig heen en weer reisde (zoals veel gebeurde), dat niet meer deed.
Vandaag de dag is er net zo goed sprake van veel heen-en-weer-gereis, zegt Lucassen. Net als in Spanje en Italië destijds neemt de welvaart in Polen en Roemenië toe, waardoor arbeidsmigranten sneller teruggaan. „Dat reservoir aan mensen is binnen tien jaar leeg.” Tegelijk is er ook bij deze groep sprake van een deel dat besluit zich in Nederland te vestigen: het aandeel mensen dat geboren is in Polen en zich permanent in Nederland vestigt, groeit: nu tot boven de 200.000 personen. Van alle arbeidsmigranten is een kwart na tien jaar nog in Nederland.
Toen Polat op zijn 23ste voor het eerst uit de trein stapte op Amsterdam Centraal, wist hij meteen dat hij wilde blijven, vertelt hij. In Turkije was er weinig werk en de lonen waren laag. Dat een baan in Nederland hem meer zou brengen, was al duidelijk. Toen hij eenmaal de trein uit was, zag hij veel mensen hand in hand lopen – dat was anders dan hij gewend was. „Naast economische voordelen was de vrijheid hier een belangrijke reden om te blijven.”
Ook de vader van André Alfonsi, die bij Hoogovens aan de slag ging, bleef. Hij was actief bij lokale voetbalverenigingen en trouwde met een Nederlandse vrouw. „Mijn moeder uit Noord-Holland wilde best naar Italië, maar mijn vader niet, die had zijn hele sociale leven hier opgebouwd.” Het compromis, na zijn pensioen: zomers in Nederland, winters in Italië.
3
Wees voorbereid op een veranderende arbeidsmarkt
Overheden hielden bij het aantrekken van arbeidsmigranten weinig rekening met toekomstige ontwikkelingen in economische sectoren, concludeert het CPB in zijn rapport. De textielindustrie, de scheepsbouw en de mijnbouw verdwenen bijna volledig uit Nederland in de jaren zeventig. Dat leidde tot grote werkloosheid onder Turkse en Marokkaanse gastarbeiders.
Zorg ervoor, schrijft het Planbureau, dat migranten die nu naar Nederland komen langdurig inzetbaar zijn. Het is risicovol om arbeidsmigranten in te zetten in sectoren waar de vraag naar arbeid binnen enkele jaren zal afnemen. Migratiebeleid moet consistent zijn met de richting waarin de economie zich zal ontwikkelen, aldus het CPB.
„Veel voormalige mijnwerkers bleven lange tijd werkloos”, zegt directeur Arbeidsmarkt van uitzendbureau Randstad Marjolein ten Hoonte. Ze schreef onlangs een boek over zekerheid voor werkenden op de arbeidsmarkt. Destijds ging men volgens Ten Hoonte na ontslag op zoek naar nagenoeg hetzelfde werk. „Ik ben mijnwerker, dus ik moet in een mijn werken, werd vaak gedacht.” In oude mijnwerkersbuurten, bijvoorbeeld in Heerlen en Kerkrade, is onder voormalige mijnwerkers en hun jongere generaties nog altijd sprake van relatief hoge werkloosheid ten opzichte van de rest van Limburg. Het CPB waarschuwt er expliciet voor dat hier bij stilgestaan moet worden in het geval van de huidige arbeidsmigranten: in de tuinbouw, de distributiecentra en de slachterijen.
Sectoren zullen de komende jaren door technologie nog sneller komen en gaan, zegt Ten Hoonte. „Bijvoorbeeld in de tuinbouw en industrie, waar veel arbeidsmigranten werken, maken veel bedrijven nu al vaker gebruik van machines die het werk doen.” Werknemers zullen daardoor vaker van werk, sector en omgeving moeten wisselen, verwacht ze. De overheid, het UWV en regionale werkcentra moeten zich daar volgens Ten Hoonte op voorbereiden.
De massale werkloosheid na de sluiting van de mijnen leert ons, zegt Ten Hoonte, dat de overheid een strategische arbeidsmarktplanning moet maken: „We moeten veel meer kijken naar wat iemands kwaliteiten zijn en hoe die ingezet kunnen worden in een andere sector”, zegt ze. Migranten doen volgens Ten Hoonte vaak werk dat beneden hun potentie ligt. Ze denkt dat er veel meer uit de groep te halen valt. „Je kunt op voorhand met iemand afspreken: je werkt nu in de tuinbouw maar hierna kunnen we je begeleiden naar werk in de zorg.”
Lees ook
Wie arbeidsmigratie wil inperken, moet aan de economie sleutelen
Tomatenteler Van Adrichem kan zich ook voorstellen dat arbeidsmigranten door de snelle vergrijzing in de toekomst nodig zijn in de zorg, zegt hij. „Maar dat zullen niet mijn tomatenplukkers zijn. Dat zijn jongens en meisjes die graag hard werken en niet te veel nadenken.”