Vastbesloten is hij. Dia Miyamoto uit Sendai wordt de beste jazzmuzikant van de wereld. In Tokio vindt hij na lang zoeken de ideale oefenspot onder een brug. Geen afleiding, geen mensen. Koffertje open. Mondstuk op de saxofoon die hij kreeg van zijn broer. Aandraaien. Een diepe teug lucht en blazen. Lange tonen tot hij hapt naar adem.
Terwijl de auto’s over de brug boven hem razen, is hij de eenzame speler in de nacht. Het is pure jazzromantiek. Een rechtstreekse referentie naar wat een van de meest romantische voorstellingen in de jazz is geworden: hoe saxofonist Sonny Rollins in 1959, hoog op de Williamsburg Bridge boven de East-rivier in New York, nachtelijke serenades speelde op zijn tenorsax. Vol twijfels over zichzelf als saxofonist had de Amerikaanse jazzmuzikant zich teruggetrokken uit het openbare jazzleven en dwong zich nachtenlang hard te spelen.
Dia Miyamoto, de hoofdpersoon van de jazz-anime Blue Giant is hooguit achttien jaar en weet zeker dat het zo moet. Saxofoon spelen buiten in de sneeuw, tot je longen ervan pijn doen. Tot het bloed aan het rietje in je mondstuk zit. Eindeloos, eindeloos repeteren. Wie droomt van de top, moet lijden. Dat. Is. Jazz.
In het jazzsprookje Blue Giant van animeregisseur Yuzuru Tachikawa, dat gebaseerd is op de gelijknamige graphic novel van Shinichi Ishizuka wordt geen cliché geschuwd. Jazz is een moeras, totdat je een paadje vindt. Jazz is afzien. Slapen? Nee! Het is nachtenlang bebop studeren in je hok, alle muzikanten wonen klein en armoedig.
Alles in de animatiefilm ademt jazz. Scènes refereren aan ‘echte’ jazz-situaties of doelen op een groter begrip van de muziek: de ‘sit in’ bij de door de wol geverfde jazzmuzikant; de belangrijkste jazzclub So Blue – het interieur precies als de prestigieuze Blue Note in Tokio. Een obscuur jazzkroegje heeft een enorme platenwand. Lang twijfelt de eigenaresse wat ze zal opzetten voor de jonge man aan haar bar. Ze kiest de plaat Low Flame van Sonny Stitt, die Dia direct herkent en vindt passen „bij het druilerige weer buiten”. Ze ziet dat hij ‘het’ snapt.
Dia’s ontmoeting met een jong arrogant pianotalent introduceert de zoektocht naar vernieuwing. De jazz is op sterven na dood, meent de pianist, „als alle oudjes blijven spelen wat ze al kennen”. Saxofonist Dai houdt zijn doel voor ogen: elke emotie kunnen uitdrukken in geluid. Maar hij moet veel leren: binnen akkoorden vrijheid zoeken, samenspelen. Een gezocht lesje dat dat hij in zijn oren kan knopen: de drumritme is de auto waarin bandleden als passagiers meerijden.
Maar als Dia zijn huisgenoot, die hoopt drummer te worden in het net gevormde bandje JASS, nog eens uitlegt hoe je in jazz níét met je verstand speelt, hoe intens de muziek is, vrij en diep, krijgt iedereen die niets met jazz heeft daar een gevoel bij. En dat is winst.
Van Coltrane tot Hiromi
Blue Giant opent met het nummer ‘Impressions (Live at the Village Vanguard)’ van saxofonist John Coltrane (te vinden op het geniale gelijknamige album); over jazzreuzen gesproken. De beginmelodie is nog toegankelijk en trekt je vol optimisme deze coming of age-film in. Later wordt dat stuk technisch zeer uitdagend. Het is een van de weinige referenties naar Amerikaanse jazz. Alle verdere muziek komt van de Japanse jazzpianist en componist Hiromi Uehara.
Hiromi is een van de grootste jazzsterren uit Japan. Ze studeerde in Amerika, aan de Berklee College of Music in Boston, en debuteerde twintig jaar geleden, met hulp van pianist Ahmad Jamal, met het album Another Mind. Hiromi is thuis in vele stijlen, en zet het frêle lijf helemaal in om haar muzikale verhaal te vertellen: onstuimig bewegend over de toetsen. Haar improvisaties razen als tornado voorbij.
Alle door het jazztrio JASS gespeelde muziek in de film is gecomponeerd door Hiromi: het is levendige moderne jazz, met veel soloruimte voor de sax. Ze componeerde de nummers, zoals de ‘filmhit-song’ ‘First Note’, aanvankelijk enkel als bladmuziek voor de originele papieren strip. Maar in de uiteindelijke wervelende concertscènes van de film hoor je haar spelen, als de fictieve pianist Yukinori, met de Japanse muzikanten Tomoaki Baba (in de film tenorsaxofonist Dia) en Shun Ishiwaka (drummer Tamada). Ook de soundtrack, kleine sfeermuziekjes bij scènes, is opgenomen met haar band.
De strakke ritmische concertscènes in Blue Giant zijn zonder meer het meest indrukwekkend van de film. Dan explodeert de manga tot een buitengewoon spetterende concertregistratie waarin meer dan het fanatieke spel van de musici wordt weergegeven. Hoe muziek kan wegvoeren. Beelden kan oproepen. Gedachten prikkelt. We zien wat er omgaat in de hoofden van de muzikanten, hun associaties en jeugdherinneringen. Het zweet. Het kapotgaan. Hoe intenser het spel, hoe meer gevoel in de noten, des te wervelender de beelden tuimelen.
Krabt de podiumdirecteur zich in de echte jazzwereld dagelijks op het hoofd of „de jazz van morgen” genoeg kansen in de jazzclub krijgt? Tja. De jazz wordt geïdealiseerd, het verhaal is zoet, maar niet heel flauw. Wel grappig hoe het allergrootste jazzcliché wordt gemeden: het máken in jazzmekka New York. Laat staan: muzikanten en hun verslavingen. Dit muzieksprookje gaat keurig over vallen en opstaan, over verbeten repeteren – jazztrio JASS gaat ervoor. Ondanks het (natuurlijk) eerste desastreus verlopen optreden zit de vlam in de sax.
Maar de vraag is of dat erg is? Om met Miles Davis te spreken: So what! Voor veel jonge mensen zal dit een eerste kennismaking zijn met jazz. De beleving is intens. En daarmee is Blue Giant, overigens net als destijds het door jazzfanaten verfoeide Whiplash (2014), waarin een jonge jazzdrummer door een tirannieke docent tot het uiterste wordt gedreven om goed te worden, toch zeer geslaagd.