Animatie is tegenwoordig bloedserieuze cinema

Tristan Theirlinck Decennialang waren animatiefilms vooral voor kinderen, maar dat is al lang niet meer zo. De vraag is of er überhaupt nog een onderscheid tussen animatiefilms en niet-animatiefilms te maken is.

‘Animatie is cinema, animatie is geen genre.” Er werd hard geapplaudisseerd tijdens Guillermo del Toro’s speech na de winst van zijn Pinokkio. Ik moest er een beetje om lachen. Niet alleen omdat het grappig was dat Del Toro zijn Oscar vierde als zege voor de animatiefilm – terwijl hij won in de categorie ‘beste animatiefilm’. Maar ook omdat de vraag of animatie échte filmkunst is al jaren irrelevant is.

Ooit was dat wel anders. Decennialang waren animatiefilms vooral voor kinderen en, zoals veel kindervermaak, ook nog eens heel slecht. Het was in die tijd een hel om met je kinderen naar de film te gaan. Mijn vader vertelt erover als een oorlogstrauma: de Troetelbeertjes waren zijn Vietnam. Live action was daarentegen voor volwassenen. Daar ging het over serieuze zaken: geweld, oorlog, liefde of zelfs seks.

Dat schisma was er niet altijd. 1928 was Walt Disneys Steamboat Willie een hit bij volwassenen én kinderen. Terwijl Mickey rondstuiterde en verschillende dieren misbruikte als muziekinstrument (hij speelde xylofoon op de tanden van een os), rolden filmgangers van alle leeftijden over elkaar heen van het lachen. Film en animatie stonden in die tijd dichter bij elkaar. ‘Echte mensen’ waren op beeld ook vertekend – onmiskenbaar mens, maar vergruizeld door het celluloid. Je was je ervan bewust dat je naar een film keek, niet naar de realiteit. De stap naar animatie was kleiner.

Filmtechnieken werden echter beter, al snel werd een bioscoopervaring meer dan een zwart-wit schimmenspel met een honky-tonkpiano op de achtergrond. Het werd een reflectie van het leven, zónder dansende tekenfilmmuizen. Animatie bleef achter als fantasie en ontsnapping: kinderspel.

Sigourney Weaver speelt een tiener, vanuit haar bewegingsregistrerende maillot

Nu is alles anders. Animatiefilms begonnen steeds serieuzere thema’s aan te boren. De tekenfilm Waltz with Bashir brengt de Libanonoorlog hartverscheurender in beeld dan échte films. Pixar-films worden dan wel gemaakt voor kinderen, ze hebben bloedserieuze thema’s en zitten vol grapjes voor volwassenen.

Maar de vraag is of er überhaupt nog een onderscheid te maken is. Via de omweg van CGI (computer generated imagery) kwamen animaties in élke film terecht. Neem Avatar: The Way of Water, in dik drie uur speeltijd zitten slechts enkele niet-geanimeerde personages. De 74-jarige Sigourney Weaver speelt een kind van 14 vanuit haar bewegingsregistrerende maillot. In de tijd van de Troetelbeertjes was „animatie is cinema” een statement geweest. Nu klinkt het even leeg als wat Boris in 2004 riep na zijn Idols-winst: „Keep the soul alive!”

Het Kaboom Animation Festival toont vanaf 28 maart de verscheidenheid van animatie. Marcel the Shell With Shoes on is grotendeels gefilmd, maar heeft een in stop-motion pratende schelp als hoofdpersoon. Nayola is compleet getekend, maar draait om de burgeroorlog in Angola. Gezien het programma van Kaboom kan je de vraag of animatie cinema is aanpassen: is animatie niet méér dan cinema? Want alleen in animatie krijgt elke creatieve ingeving een kans. Een ruimtegevecht kost niet meer dan een praatscène, een film situeren in Syrië is niet gevaarlijker dan in Denemarken. Al is die vraag over tien jaar wellicht ook irrelevant. Misschien zijn er tegen die tijd zelfs geen acteurs meer nodig.

Tristan Theirlynck is filmredacteur