Andere markten, meer vips en jonger publiek: door vernieuwingsdrang komt Formule 1 steeds verder van de ‘gewone’ fan af te staan

Waar een uur geleden nog Formule 1-wagens reden, stopt nu een busje. Het is zaterdagavond, na een lange hete dag zijn er eindelijk wat verkoelende wolken over het circuit in Barcelona getrokken. Vier mannen in fluorescerende gele shirts met reflecterende strepen stappen uit. Een van hen loopt naar het gras aan de binnenkant van het circuit, waarop met blauwe en witte verf een gigantisch logo van de cryptosponsor van de Formule 1 is aangebracht.

De man in het gele shirt knielt, haalt een schaartje tevoorschijn en begint de grassprieten in de witte letters van het logo bij te werken. Knip, knip – spriet voor spriet zorgt hij ervoor dat er een dag later bij de miljoenen tv-toeschouwers van de Grand Prix van Spanje geen onzekerheid kan bestaan over wie de beste aanbieder van cryptomunten is.

Maar hoe secuur de man ook knipt, een andere vorm van onzekerheid kan hij niet wegnemen: die over het voortbestaan van de Formule 1-race op deze plek, die de dag erna voor het 35ste achtereenvolgende jaar gehouden wordt. Na de editie van 2026 loopt het contract van Barcelona af, terwijl Madrid met een nog aan te leggen stratencircuit juist tot 2035 een plek op de F1-kalender heeft bemachtigd.

Als de door Oscar Piastri gewonnen race in Barcelona van deze zondag inderdaad de voorlaatste zal blijken te zijn, is dat dan een groot gemis voor de Formule 1? En wat zegt het dat er meer traditionele racebanen verdwijnen?

Hoogste som geld

De Formule 1 is na bijna tien jaar onder Amerikaans eigenaarschap en een door Netflix ondersteunde doorbraak bij een nieuwe, jonge doelgroep razendpopulair. Racepromotors staan in de rij om een plekje op de kalender te kopen voor hun circuit, waarbij de Formule 1 de voorkeur geeft aan spectaculaire locaties, onaangeboorde markten én partijen die de hoogste som geld kunnen neerleggen. Intussen betalen multinationals grif om hun merk naast het circuit te krijgen.

In die omgeving is het lastig concurreren voor ouderwetse circuits. Het schema is met 24 races vol: voor elke nieuwe bestemming moet een oude weg. Niet alleen Barcelona (geopend in 1991) staat onder druk. Het pittoreske Imola hield twee weken geleden zijn laatste F1-race. Zandvoort durft na 2026 de investering niet meer aan. Spa-Francorchamps in de Belgische Ardennen krijgt vanaf 2027 nog slechts om het jaar bezoek. De Duitse Nürburgring en Hockenheimring zijn ondanks hun historie al jaren uit beeld.

Oscar Piastri (McLaren, hier in leidende positie) won afgelopen weekend de GP Spanje, Max Verstappen eindigde na een tijdstraf als tiende.

Foto Sander Koning / ANP

Laten circuits in die categorie nou net het populairst zijn onder de rijders. Barcelona ook. Het heeft een aantrekkelijke mix van langzame en snelle bochten – niet voor niets was het jarenlang favoriet bij teams om in de winter hun nieuwe auto’s uit te testen. Max Verstappen, die in Barcelona ooit zijn eerste grand prix won, vertelt in de paddock tegen de pers dat hij het „een hartstikke goed circuit” vindt, „erg leuk om te rijden”.

In bocht negen, Campsa, zie je waar Verstappen op doelt. Het asfalt buigt er haaks af naar rechts, flink heuvelopwaarts. Bij het insturen van de bocht kan je het einde ervan niet zien. Als de coureurs er precies de goede lijn kiezen, is Campsa in de kwalificatie met weinig benzine in de tanks, nét volgas te racen. Met 260 kilometer per uur ratelen de auto’s dan over de kerbs, de rood-witte steenstrips aan de buitenkant van de baan. Op sommige plekken voelt het oppervlak van de kerbs niet meer ruw aan, maar glad: het is compleet weggesleten doordat de onderkanten van de extreem laag afgestelde auto’s er telkens de grond raken.

In zo’n uitdagende bocht staat er voor de coureurs écht iets op het spel. Wie Campsa verkeerd inschat, kan er hard crashen. Een F1-seizoen zonder Barcelona, zo concludeert Verstappen, zou vanuit rijdersperspectief „een verlies” zijn.

Of het nieuwe circuit in Madrid straks voor dezelfde adrenalinekick zal zorgen, is de vraag. Op een demonstratiefilmpje waarin iemand met de nodige moeite een auto over een virtuele versie van het parcours stuurt, is te zien dat de bochten óf relatief langzaam, óf makkelijk volgas te rijden zijn. Beide niet het spannendst voor een coureur.

„Bij het aanleggen van een nieuw circuit is het makkelijk om ernaast te zitten”, zegt Lewis Hamilton als NRC hem vraagt wat hij vindt van het mogelijke verdwijnen van Barcelona. „Minstens 90 procent van de keren is het geen verbetering.”

Industrieterrein

Maar wat de coureurs vinden, is irrelevant; het plaatje op tv is belangrijker. De Formule 1 wil vaker naar, zoals marketingmensen het noemen, destination locations. Plekken waarvan kijkers en potentiële sponsors denken: dáár moet ik ook bij zijn. Miami en Las Vegas, respectievelijk sinds 2022 en 2023 gastheer van een race, zijn zulke locaties.

Barcelona niet. Anders dan de naam doet vermoeden, ligt het Circuit de Barcelona-Catalunya niet in de stad, maar zo’n vijftien kilometer erboven, op een stoffig industrieterrein bij het dorp Montmeló. Plukjes toeschouwers die ’s morgens op weg zijn naar het circuit, komen eerst voorbij een handel in hoogwerkers en een bedrijf dat koelvrachtwagens verhuurt, voor ze linksaf moeten bij het uit grijze betonplaten opgetrokken distributiecentrum van een regionale supermarktketen.

Piastri komt als winnaar over de finish in Barcelona.

Foto Albert Gea / Reuters

Op de website van de Madring – zoals het nieuwe circuit in de Spaanse hoofdstad heet – zie je meteen dat de organisatie alle marketingvakjes wil afvinken. Fans wacht „a unique experience”, in een „Europese hoofdstad” die „klaar is om te kloppen van F1-opwinding”, en waar je bovendien terecht kunt voor „concerten, fanzones […] en exclusieve merchandisewinkels”. En dat alles „sustainable”.

Dat de Madring óók niet in hartje Madrid ligt, maar op en rond het uitgestrekte beursterrein van organisator IFEMA, staat er niet bij. Voor de commerciële waarde die het evenement heeft voor de Formule 1 gaat het er vooral om dat Madrid, zoals de sport op de eigen website zegt, straks „de enige Europese hoofdstad met een grand prix” is.

Barcelona kan daar niet tegenop. Het heeft geen unique selling point, of het moet zijn historie zijn. Michael Schumacher die er in 1996 één van de indrukwekkendste natweerraces ooit reed. De botsing tussen Mercedes-teamgenoten Lewis Hamilton en Nico Rosberg die het pad effende voor Verstappens eerste winst. De verbazingwekkende triomf van de Venezolaanse crashkoning Pastor Maldonado in 2012.

„Het is goed dat de Formule 1 naar nieuwe locaties gaat”, zegt de Spaanse publieksfavoriet Fernando Alonso. „Maar we moeten ook de traditionele circuits behouden waar de geschiedenis van de Formule 1 is geschreven.”

Van zulk sentiment heeft Flavio Briatore minder last. De 75-jarige Italiaan, die eind jaren tachtig in de Formule 1 kwam te werken en sinds kort terug is als interimteambaas bij Alpine, vindt de ontwikkeling van de sport in de voorbije tien jaar „ongelofelijk”. „Veel jonge mensen volgen de Formule 1. In onze tijd was dat niet zo, toen was de gemiddelde leeftijd iets van 50 of 55 jaar”, zegt hij tijdens een persconferentie. „De Formule 1 staat in veel hoger aanzien. Kijk naar de Verenigde Staten. Vroeger reden we in Phoenix, verderop was een paardenrace. De mensen die naar de Formule 1 hadden moeten komen, gingen liever naar de paarden. […] Nu hebben we een grote stap voorwaarts gezet.”

Briatores herinnering klopt niet helemaal (het was in Phoenix geen paardenrace, maar een struisvogelfestival dat meer bekijks trok dan de F1-race), maar hij verwoordt wel precies waar tegenwoordig de nadruk op ligt voor de Formule 1. Meer én jonger publiek, meer volgers op sociale media, meer sponsors, meer vips in de pits – méér inkomsten. De voortdenderende F1-trein heeft steeds minder tijd om te stoppen bij kleinere stations als Barcelona.

Grasheuvels

Dikke zwarte mieren trippelen achter elkaar aan over de witte lijnen op het asfalt die de rand van het circuit markeren. Op bijna dezelfde manier sjokt zaterdagavond even verderop, achter de vangrail en een paar hekken, een honderden meters lange rij Ferrari-shirtjes en Alonso-petjes naar de uitgang.

Ook de grasheuvels rondom het circuit lopen leeg. Op die plekken rond het glooiende circuit kun je met de goedkoopste tickets, ongeveer 180 euro voor drie dagen, zelf een plekje uitzoeken. Een man sjouwt een zelf meegebrachte campingstoel de heuvel op. Een ander zit onderuit gezakt met zijn voeten op een koelbox. Verderop vouwt iemand een picknickkleedje op.

Toeschouwers volgen de race in klapstoeltjes of zittend in het gras.

Foto Hoch Zwei

Het is Formule 1 op zijn simpelst. Broodjes en een fles water in de rugzak, zonnebrand mee, klapstoel onder de arm, een stuk wandelen vanaf een overvolle parkeerterrein ergens op een grasveld en dan de hele dag naar racewagens kijken. Op vrijwel alle ouderwetse circuits, van Silverstone tot Zandvoort en van Spa tot Imola, pakken duizenden fans met campingstoel zich samen op heuvels, duintoppen en tussen de bomen.

Dat is misschien wel het meest wezenlijke element dat verloren gaat wanneer plekken als Barcelona uit de Formule 1 verdwijnen. Want nieuwe banen hebben geen vrij uit te zoeken, relatief betaalbare zitplekken op heuvels – al was het maar omdat die heuvels er niet zijn, aangezien dat soort circuits in stadscentra liggen, of op stukken braakliggend terrein en grote parkeerplaatsen. Wie naar Miami of Las Vegas wil, kan de klapstoel thuislaten en de portemonnee trekken voor een dure tribuneplek. Zo komt de Formule 1 telkens een beetje verder van de ‘gewone’ fan af te staan.

‘Nog veertig jaar’

Is er voor Barcelona überhaupt geen hoop meer? Misschien wel. De Formule 1 wil naast Spa ook andere races op roulatiebasis een plek op de kalender geven. Dat zou nog een kans bieden voor het Catalaanse circuit.

Fernando Alonso heeft er vertrouwen in. „Ik denk niet dat we Barcelona gaan verliezen”, zegt hij tegen NRC. Alonso is ambassadeur van het circuit, dus hij heeft belang bij een positieve boodschap. Aan de andere kant doet zijn stelligheid vermoeden dat hij meer weet over de onderhandelingen achter de schermen. „Barcelona is er al drie decennia, en zal er nog tien, twintig, dertig of veertig jaar zijn”.

Tienduizenden toeschouwers stromen zondagmiddag de racebaan op. De race is voorbij, de beveiliging heeft de hekken opengezet. Fans trekken uit het gras naast het parcours de piepschuimen borden waarop met vette cijfers staat hoeveel meter het nog is tot de eerste bocht. Een jongen met een groen Alonso-shirt legt zijn campingstoeltje neer, pakt het bord dat ‘100’ aangeeft en gaat ermee op de foto. Daarna laat hij het achter; er zijn nog meer mensen die ook foto’s willen maken.

Dan komt een groep jongens in witte broeken en op suede loafers aangelopen. Een van hen draait het bord om: het logo van de Saoedische staatsoliemaatschappij komt tevoorschijn. Lachend poseert hij. Dan klemt hij het bord onder zijn arm, en verdwijnt ermee in de menigte.