Het is een drukte van belang op de geasfalteerde weg die tuinman Jonny Bruce (33) afloopt van Prospect Cottage naar zijn vaste lunchplek. Dagjesmensen stappen in en uit hun auto’s, koppels laten zich fotograferen op het brede kiezelstrand, een fotoclubje struint door het struikgewas.
De meesten van hen hebben geen idee dat ze een van de beroemdste tuinen passeren van het Verenigd Koninkrijk, misschien wel ter wereld. De kust waar de tuin van Prospect Cottage aan ligt, op dit uiterste, zuidoostelijke puntje van Engeland, is op zichzelf al een publiekstrekker. Het gebied, bezaaid met half-vergane vissersboten, is een van de grootste kiezelvlaktes van Europa (31 vierkante kilometer) en wordt soms de enige woestijn van Engeland genoemd – niet omdat er zo weinig regen valt, maar de zon schijnt er relatief vaak en het is er vlak en kaal. De enorme kerncentrale aan de horizon geeft het landschap een extra bevreemdende aanblik.
Voor sommige mensen voelt de rit naar de tuin die hij onderhoudt echter als een „pelgrimstocht”, zegt Bruce. Vaak zijn die bezoekers queer. Prospect Cottage is beroemd geworden als laatste woonplaats van Derek Jarman, de schrijver, filmregisseur, kunstenaar en homo-activist die als een van de eerste bekende Britten ervoor uitkwam dat hij hiv had. In 1994 stierf hij aan aids.
De tuin werd beroemd in 1991, toen Jarman zijn dagboeken publiceerde uit 1989 en 1990, Modern Nature. De symboliek van een aftakelend lijf in een opbloeiende tuin, de vele plantennamen die langzaam overgaan in de namen van medicijnen, liet weinigen onberoerd, tot vandaag de dag. In 2018 verscheen een editie met een voorwoord van de Britse schrijver Olivia Laing. Die kwam begin 2024 in Nederlandse vertaling uit (Moderne Natuur). De uitgave heeft een papieren band met zaadjes erin. Als je de band begraaft, groeien er veldplanten uit.
Achter Jonny lopen zijn zus Harriet Bruce (31), die hem dit weekend helpt, en zijn twee honden. Bijna elke dag dat ze aan de tuin werken halen ze tussen de middag broodjes vis met gefrituurde aardappelen bij de Dungeness Snack Shack, een paar honderd meter verderop. Daar hebben ze de beste die je ooit hebt geproefd, beloven ze.

Derek Jarman, zijn goede vriendin Tilda Swinton en zijn nieuwe liefde Keith Collins hadden net fish and chips gegeten toen ze in de lente van 1986 langs Prospect Cottage reden. Jarman kende het vissershuisje al, met z’n zwartgeteerde panelen en gele kozijnen, van toen hij in de omgeving locaties spotte voor zijn anti-Thatcher-film The Last of England (1987) waarin Swinton, dan nog aan het begin van haar acteercarrière, de hoofdrol zou spelen. Jarman had er zelfs al over gefantaseerd het huisje ooit te kopen, schrijft hij in Derek Jarman’s Garden, dat in 1995 postuum werd uitgegeven.
En verrek, nu hing er een te-koop-bordje in het kozijn. Swinton maande Jarman te stoppen en te gaan kijken. Ter plekke deed Jarman een bod aan de bewoonster. Hij kocht het huisje, vier kamers en een stuk grond, voor 32.000 pond (toen zo’n 100.000 gulden).
De tuin ontstond per ongeluk, was niet gepland. Tuinieren leek Jarman immers onmogelijk op een kiezelstrand. Te weelderig groeiende planten hebben er geen schijn van kans: geteisterd door de zoute harde wind reikt het struikgewas zelden tot boven heuphoogte. Bovendien: juist het kale, buitenaardse landschap had Jarman getrokken, met die kerncentrale die ’s nachts vreemd oplicht als een klein Manhattan. Of beter: als Emerald City – Jarman was fan van The Wizard of Oz.
Voor het huisje was al wel een tuinbed gebouwd, met gebroken bakstenen en stukken beton. Op een dag zag Jarman een grote vuursteen uitsteken bij de kustlijn. Hij bracht het naar het tuinbed en verving er een baksteen mee. Dat deed hij telkens als hij nieuwe vuurstenen vond, die vooral opduiken na een storm en bij eb. Zo kreeg het tuinbed ‘drakentanden’, en zijn ochtendwandeling een doel. Achter het huisje plantte hij hondsroos die hij een stukje verderop vond. Hij liet die langs een stuk zwerfhout groeien dat hij als een totempaal in de grond had gestoken, hing er een zelfgemaakte stenenketting aan, en de tuin was begonnen.
Datzelfde jaar hoorde hij dat hij hiv had. De tuin werd therapie.

„Jonny is een lopend cliché vandaag”, zegt Jonny’s zus Harriet als we de Dungeness Snack Shack naderen. Hij draagt een strohoed en een blauwe tuinbroek. Daaronder een shirt met een print van de tuin van Claude Monet in Giverny, een van de favoriete tuinen van Jarman.
Harriet draagt ook een hoed tegen de zon. Ze is illustrator en woont in Mexico-Stad, maar is een ambitieuze leerling van haar broer. Ze wil uiteindelijk in de plantenkwekerij werken die hij nu opzet, vier uur rijden hiervandaan, bij Cirencester. Zo’n tien keer per jaar maakt hij de rit naar Prospect Cottage om er een weekend te werken, vooral in de zomer. Soms komen vrijwilligers hem helpen.
Alle picknickbanken zitten vol en de vis is eigenlijk al uitverkocht, maar Harriet en Jonny kennen de eigenaren. Ze steken hun hoofd door de zijdeur van de tot viskraam omgebouwde container en een kwartiertje later staan er knapperige gefrituurde aardappeltjes en zachte bolletjes met gefrituurde vis met saus en een schijfje citroen op tafel. De vis wordt elke dag vers uit de zee gehaald door de familie Thomas, een van de handvol vissersfamilies die al net zo lang in Dungeness wonen als Prospect Cottage bestaat.
Prospect Cottage werd rond 1900 gebouwd. Er is een foto van de eerste eigenaren, een visser en zijn vrouw, bij een bordje met ‘Verse garnalen’ voor het huisje. Dat lag toen nog veel dichter bij de zee; bij een winterse storm kwam er water het huisje in, schreef de man, Charlie Richardson, in zijn dagboek. Het strand is in honderd jaar honderd meter breder geworden door Het Kanaal, dat de kiezelstenen van de ene naar de andere kant van de landtong brengt. De familie Richardson haalt nog steeds vis uit de zee.
De ouders van Derek Jarman gaven hem Beautiful Flowers and How to Grow Them toen hij 4 jaar was. Hij woonde toen, in 1946, met zijn ouders in Villa Zuassa bij Lago Maggiore. De villa had een ommuurde, weelderige tuin, die trapsgewijs omlaag liep naar het meer, met geraniums, lupinen, camelia’s, een pergola met rozen, enorme pompoenen, moerbeibomen en hagedisjes die over de warme stenen schoten. Zijn vader was als piloot van de Royal Air Force in Italië gestationeerd.
Het bloemenboek werd algauw zijn Bijbel, schrijft hij in Modern Nature. Hij tekende de bloemen over, las erin op regenachtige dagen. Hij hielp zijn ouders mee met het zaaien van bloemen en het maaien van het gras. Aan zijn hobby kwam abrupt een einde toen hij op zijn achttiende naar Londen verhuisde om te studeren. Eerst Engels aan King’s College, vervolgens schilderen en decorontwerp aan de Slade School of Fine Art.
Als schilder en decorontwerper had Jarman bescheiden succes, maar beroemd werd hij met zijn avantgardistische films: Sebastiane (1976), een van de eerste Britse films waar expliciete homo-erotiek in voorkwam, en volledig in het Latijn; The Tempest (1977), een punkbewerking van Shakespeares toneelstuk; Caravaggio (1986), een niet-lineaire vertelling van het leven van de schilder, onder meer over zijn relaties met mannen en vrouwen. Even bekend werd hij als activist en fel Thatcher-criticus. Hij hekelde de wet die ‘promotie’ van homoseksualiteit moest tegengaan en later de trage reactie op de aidscrisis.
Toch had hij tuinman moeten worden, zou hij een jaar voor zijn dood zeggen op de Britse tv. „Ik heb meer lol gehad met deze plek [Prospect Cottage] dan met al het andere wat ik heb gedaan.”
De moeder van Jonny Bruce gaf hem Modern Nature toen hij 21 jaar oud was. Dat was niet lang nadat hij uit de kast was gekomen, vertelt Bruce bij terugkomst van de lunch in de zonovergoten tuinkamer van Prospect Cottage die Derek Jarman aan de achterkant bouwde. De grote ramen bieden uitzicht op de achtertuin, waar bezoekers af en toe doorheen struinen, en op de kerncentrale, die in 2006 is stilgezet. De tuinkamer staat vol kamerplanten en gieters. Op een van de houten kasten torent een enorme gipsen mannenhoofd, boven de bank hangt een schilderij van een communistische aap.
Toen hij Modern Nature kreeg werkte Bruce al een aantal zomers in tuinen in het buitenland. „Een manier om goedkoop te reizen en prachtige plekken te zien.” Dat jaar, in 2011, verbleef hij bij een tuinman in Florence, en besprak hij met hem zijn twijfels over zijn studie kunstgeschiedenis aan de universiteit van Cambridge. Hij was gedesillusioneerd geraakt door de vaak corrupte kunstwereld, vertelde hij. „Ik had moeite om daarin een toekomst voor mezelf te zien.”
Waarom word je geen tuinman, had de tuinman gevraagd. Je houdt toch van planten en van hun geschiedenis? „Die zomer”, zegt Bruce, „kwam alles samen.”
De oostenwind is het ergst, ontdekte Jarman al snel. Die neemt zout water mee en zout ‘verbrandt’ de bladeren. De westenwind mishandelt de begroeiing alleen maar. Toch zijn er genoeg planten die overleven rond Dungeness, zag hij. Jarman groef kuilen in de kiezels, vulde die met mest van een boerderij verderop en stopte daar zaadjes in die hij verzamelde in de omgeving. Hij plantte zo twee cirkels van gaspeldoorn, een struik met goudgele bloemetjes. De stekelige sleedoorn groeide ook goed, al was hij daar in constante oorlog met insecten die de planten opvraten. Zeekool is niet uit het landschap weg te denken: die reikt met z’n meterslange wortels tot onder de kiezels, sterft in de winter zo goed als af, krijgt daarna paarse en dan groene bladeren, dan witte bloemetjes, en wordt dan een bol zaad.
Ondertussen maakte Jarman een beeldentuin. Hij jutte zwerfhout, verroest ijzer (vaak anti-tank-hekwerk uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog) en mooigevormde kiezelstenen. Sommige mensen dachten dat hij er magische rituelen op nahield, en dat was tot op zekere hoogte ook zo. De cirkels van ‘drakentanden’ zijn geïnspireerd op Avebury, een met Stonehenge vergelijkbare opstelling van grote stenen (hij maakte er in 1971 een korte film over). Hij geloofde dat hij zijn tuin zo met die prehistorische kracht kon laden.
De vlierstruik die hij plantte moest heksen op afstand houden. Al noemde hij zichzelf een ‘witte heks’: een deel van het bed dat hij in de hoek bouwde, reserveerde hij voor medicinale kruiden.
Een tuin moet rommelig, shaggy, zijn, vond Jarman. De tuin van Claude Monet, waar Jarman in 1993 zijn laatste vakantie zou vieren, noemde hij de shaggiest tuin ter wereld.

Na Italië besloot Jonny Bruce zijn studie af te maken en koos hij Prospect Cottage als scriptieonderwerp. Het kostte hem moeite een scriptiebegeleider te vinden omdat geen enkele docent zich op zijn gemak voelde met een tuin als kunstobject. Maar Bruce had van Modern Nature geleerd dat tuinen niet alleen versiering zijn voor rijkemensenhuizen, maar ook een conceptuele plek kunnen zijn. Zijn tuin vond Bruce misschien wel „het meest succesvolle kunstwerk” van Jarman. Hier iets laten groeien is sowieso een prestatie, maar de tuin heeft ook een enorme invloed gehad op het Britse tuinieren, zegt hij. „Aspecten ervan die in de jaren tachtig nog radicaal waren, zijn nu breed geaccepteerd.” Zoals: leg een tuin niet je wil op, laat planten groeien die er willen groeien.
Modern Nature ligt altijd naast zijn bed. „Ik heb het zó vaak gelezen”, zegt hij. „Het is een dagboek, dus je kan er makkelijk kleine stukjes uit lezen. Het is leuk om in een bepaalde week naar precies die week te bladeren.”
Het is de poëtische schrijfstijl die Bruce inspireert, hoe onbeschaamd Jarman zijn homoseksualiteit uitdraagt, hoe hij sociale geschiedenis en politieke statements verweeft. „Derek was erg kritisch op de overheid. Tegelijkertijd sprak hij met een behoorlijk deftig accent, was hij naar de kostschool geweest.” Het leerde Bruce dat hij, ondanks zijn middenklasse-achtergrond, maatschappijkritisch kon zijn.
Jarmans tuin is een politieke daad op zich, zegt Bruce. „De diagnose hiv was destijds natuurlijk een doodvonnis. Dus het idee om op dat moment een tuin te maken is een vorm van verzet, een uiting van zijn behoefte om te bestaan.
„De dichter Ian Hamilton Finlay schreef: ‘Certain gardens are described as retreats, when they are really attacks.’ En dat geldt zeker voor Prospect Cottage. Alleen al de naam: ‘prospect’ betekent ‘uitkijken over iets’. De tuin gaat een relatie aan met het landschap. Het confronteert. Het is niet gewoon een plek om in te ontsnappen.” Zo heeft de tuin geen hek, wat Jarman erg aantrok; de grens van zijn tuin was de horizon. Bescherming komt van de ijzeren sculpturen die lijken op soldaten, van de stenenkettingen die kunnen worden gezien als amuletten, van de ‘drakentanden’. „In de Griekse mythologie – was het Jason en het Gulden Vlies? – groeien drakentanden uit tot gewapende krijgers.”

Na zijn afstuderen deed Bruce een tuincursus in Wales, en een jaar later was hij de uitverkorene om met een studiebeurs twee jaar op de beroemde, weelderige tuin van Great Dixter te werken, op 45 minuten rijden van Prospect Cottage. Hij stuurde Keith Collins, die hij tijdens zijn scriptie-onderzoek had ontmoet, een bericht of hij hem in het weekend kon helpen met Jarmans tuin. Dat mocht, en ze werden vrienden.
Derek Jarman liet Prospect Cottage na aan Keith Collins. Hij was zijn grote liefde, maar ze hadden nooit een seksuele relatie. Het is ongelofelijk hoe Jarman binnen acht jaar een bloeiende tuin wist aan te leggen op zo’n onmogelijke plek, zegt Bruce, maar onderschat niet de invloed van Collins, die de tuin nog bijna 25 jaar zou onderhouden. „Keith Collins is de reden dat deze tuin nog bestaat.”
Na Jarmans dood leed Collins aan een flinke depressie. Hij verhuisde naar Prospect Cottage en werkte acht jaar als visser bij de familie Thomas. Die familie heeft hem geheeld, vertelde hij aan Bruce. Daarna werd hij metrobestuurder in Londen, maar hij bleef de tuin onderhouden, zo goed en kwaad als dat ging.
In het begin was Bruce zenuwachtig in de tuin. Hij behandelde hem als heilige plek, durfde nauwelijks iets te verplaatsen. „Alsof Derek elke grasspriet zo had bedoeld.” Het hielp ook niet dat overal nog mythologische spullen stonden van Jarman. „Maar Keith leerde mij om niet te zuinig te zijn op deze plek, om Derek te zien als een normaal persoon.”
In 2017 vertrok Jonny Bruce naar Nederland om te werken op de biologische kwekerij De Hessenhof op de Veluwe – Bruce spreekt daardoor aardig Nederlands – maar kort daarna werd bij Keith Collins een hersentumor ontdekt. Vanaf zijn ziekenhuisbed vroeg hij Bruce na zijn dood voor Prospect Cottage te zorgen. „We dachten dat hij op dat moment nog een jaar zou leven, maar vier maanden later was hij dood.” Collins, die 54 werd, werd naast Jarman begraven in Old Romney, een gehucht dat je op een heldere dag als deze landinwaarts kan zien liggen.
De tuin was in slechte staat, en de 27-jarige Bruce had nog relatief weinig ervaring. Hij wist hoeveel de tuin betekende voor zo veel mensen, en voelde direct de verantwoordelijkheid die daarbij komt kijken. Een paar keer per jaar kwam hij over vanuit Nederland, maar er was geen geld om groot onderhoud te plegen.
Art Fund begon in januari 2020 een crowdfunding, waarvoor onder anderen Tilda Swinton campagne voerde, om Prospect Cottage over te kopen van de Keith Collins Will Trust en te behouden voor de toekomst. Meer dan achtduizend mensen deden een donatie, en enkele grote fondsen. In tien weken haalden ze 3,6 miljoen pond (4 miljoen euro) op. Het geld dat overbleef na de koop werd belegd en die beleggingen leveren nu zo’n 50.000 pond per jaar op, waarmee Bruce kan worden betaald, de gidsen, reparaties en schoonmaak.
Het huisje, dat ook een residentie is voor kunstenaars, is alleen op afspraak te bezoeken. De muren hangen vol kunst, in een gang staat over de volle lengte een kast met boeken. Hoe licht de keuken en de tuinkamer aan de achterkant zijn, zo duister zijn de kamers aan de voorkant, met crucifixen op een zwarte kist die dient als altaar, stenenkettingen op totempalen en sinistere schilderijen aan de muur. ‘Horror’ staat er op eentje. Op een ander: ‘Dear God, please send me to hell. Yours sincerely, Derek Jarman.’
Er zijn dingen die Bruce nooit zou veranderen aan de tuin. Zeekool en valeriaan zijn onlosmakelijk met Prospect Cottage verbonden, net als de sculpturen van zwerfhout en roestig metaal. We nemen de achterdeur en staan meteen naast een kopergroene granaat uit de Tweede Wereldoorlog. „Die is nu wel duizend keer gefotografeerd, Collins vond hem in een van zijn vissersnetten. Als de vissers nu iets interessants vinden, bellen ze mij eerst.”
Net als Jarman experimenteert Bruce erop los met planten. Bruce wijst naar de cephalaria, met een lange stengel met lichtgele bloemen, die hij een paar jaar geleden plantte. „Die was hier nog niet in Dereks tijd, maar voelt niet out of place.” In een zandbed naast het huis kijkt hij wat er groeit in de hardvochtige omgeving. Hij probeert allerlei soorten salies, de Jeruzalem-salie doet het goed. „Of planten met zilveren bladeren zoals deze”, hij plukt een blaadje, wrijft erop, en een sterke geur stijgt op, het is een helichrysum, „doen het hier ook goed. De zilveren bladeren reflecteren de zon en geven olie af. Als die verdampt koelt de plant af. Zoals bij zweten.”
De beste tijd om de tuin te bezoeken is mei, juni, zegt Bruce. Dan staat die in volle bloei: oranje klaprozen, witte zeekool, blauw slangenkruid, gele hoornpapaver. Daarna wordt de tuin door de felle zon „krokant”, zegt Bruce in het Nederlands. Veel planten lijken dan dood, maar vaak slapen ze om zich te beschermen en komen ze in het voorjaar weer op.
Nu, in augustus, zijn Harriet en hij vooral aan het opruimen. Ze knippen dode stelen af, halen dode bladeren weg om ruimte te maken voor nieuw leven, snoeien struiken terug in hun vorm, zoals die grote bol daar, de kerrieplant. En alles met precisie. Ze werken met kleine schaartjes, of met de hand. Harriet voelt zich soms „een kapper”, zegt ze. Ze zit op haar hurken aan de voorkant van het huis. Na een paar jaar weet ze wel wat ze wel en niet kan weghalen, maar het komt nauw. „Gras kan vaak weg, dat verstikt de klaprozen, maar goud gras willen we houden. Hier staat alleen een beetje veel.” Het gaat om een goede balans, verder komt het aan op een „gevoel voor esthetiek”.
„De uitdrukking luidt: als de tuinman sterft, sterft de tuin”, heeft Bruce eerder in de tuinkamer gezegd. „En op een bepaalde manier is dat ook zo. Je kan een tuin niet stilzetten, dan wordt het een kooi. Maar met een tuin als deze, met zo’n rijke geschiedenis, moet je respectvol omgaan.”
Vanavond zullen hij en zijn zus nog een strandwandeling maken om nieuwe ‘drakentanden’ te verzamelen – bezoekers van de tuin nemen die soms mee. „Keith kende deze plek natuurlijk goed toen Derek nog leefde. En ik leerde de tuin weer kennen via Keith. Het is alsof er een levende brug is naar de tijd dat Derek hier woonde, en ooit zal ik het stokje weer doorgeven.”
