
De zaak
Een vrouw werkt met ruim tweehonderd andere pedagogisch medewerkers bij een stichting voor peuteropvang. Die biedt kinderen tussen 2,5 en 4 jaar voorschoolse educatie. De stichting is hiervoor vooral afhankelijk van gemeentesubsidie. Als bekend wordt dat de gemeente gaat korten, moet de organisatie keuzes maken – ook omdat zich sinds corona minder kinderen aanmelden. Het gaat om ruim 6,5 voltijdsbanen. De organisatie besluit de te korten uren over alle medewerkers te verdelen.
Alle medewerkers ‘staan’ het grootste deel van hun werktijd op de peutergroepen, maar ze hebben ook taakuren. In die uren schrijven ze bijvoorbeeld kindverslagen en voeren ze oudergesprekken.
De opvangorganisatie wil alleen in die taakuren snijden. Dan kan ze de verplichte twee pedagogisch medewerkers per groep handhaven, hoeven er geen groepen dicht en blijven de kansen op inkomsten optimaal. Bovendien hebben de medewerkers veel meer taakuren dan de vijftig per jaar die de cao voorschrijft. Natuurlijk zal de werkdruk oplopen, maar dit lijkt de minst pijnlijke oplossing.
Officieel moet dit deeltijdontslag, net als bij ‘gewoon’ ontslag om bedrijfseconomische redenen, volgens het afspiegelingsbeginsel plaatsvinden. Dat betekent dat per leeftijdscategorie degenen met het kortste dienstverband de meeste uren inleveren. Dat blijkt in de praktijk niet te doen; dan kan een deel van het personeel alle taakuren kwijtraken of moet een medewerker van de ene locatie kindverslagen over peuters van een andere locatie schrijven. Daarom wil de organisatie de in te leveren taakuren evenredig verdelen over alle medewerkers.
Het UWV weigert echter instemming; het uitkeringsorgaan houdt vast aan het afspiegelingsbeginsel. Daarop stapt de werkgever naar rechtbank Den Haag om het deeltijdontslag er alsnog, zonder afspiegelingsbeginsel, door te krijgen.
De vrouw is een van de medewerkers die daartegen verweer voeren. Zij zou 0,75 uur per week moeten inleveren.
De uitspraak: afspiegeling hoeft niet
Voor de kantonrechter moet duidelijk worden of sprake is van bedrijfseconomische redenen die de voorgenomen maatregelen rechtvaardigen, of deeltijdontslag echt onvermijdelijk is en of het achterwege laten van het afspiegelingsbeginsel in deze situatie gerechtvaardigd is.
De vrouw draagt punten aan waarmee zij de rechter wil overtuigen dat urenreductie níét te rechtvaardigen is. Zo stelt zij dat de werkgever te weinig doet om zijn inkomsten te verhogen. Bovendien wordt het werk niet minder, dus kan het aantal uren niet omlaag. Want, zegt de Wet werk en zekerheid: „De arbeidsovereenkomst kan niet worden ontbonden als werknemers voor ontslag worden voorgedragen, terwijl het werk naar aard en omvang in het geheel niet wijzigt.”
Op alle punten weet de werkgever de rechter te overtuigen. De rechter stelt vast dat de werkgever zich heeft ingespannen om meer inkomsten te genereren, maar dat de middelen daartoe beperkt zijn, onder meer door een vaststaand tarief. Inhoudelijk verandert het werk niet, erkent de rechter, en de werkdruk neemt dus toe, maar gezien de omstandigheden is dit toch de meest passende oplossing. Bovendien blijft het aantal taakuren ruim boven de cao-norm.
Het aantal uren in de arbeidsovereenkomst kan echter niet zomaar worden aangepast. Die moet worden ontbonden en dan dient er een nieuwe te komen met precies dezelfde voorwaarden en behoud van anciënniteit – maar bij deze vrouw voor 0,75 uur per week minder.
Het commentaar
„Uitgangspunt bij ontslag op bedrijfseconomische gronden is afvloeien van hele fte’s, niet een beetje bij iedereen”, zegt Hanneke Bennaars, arbeidsrechtadvocaat bij A&O Shearman. „Maar in sommige situaties mag dat laatste juist wel. Neem verhuizers. Die móéten met z’n tweeën tillen. Als je nog werk hebt voor één fte, kun je niet de andere verhuizer ontslaan, want die kan zijn werk ook niet meer doen. Bij deze kinderopvang brengt volledig ontslag van een of meer mensen de bedrijfsvoering kennelijk schade toe. Dan is deeltijdontslag toegestaan en de beste optie.
„Deze vrouw vraagt ook om herplaatsing voor de 0,75 uur. Ik kan volgen dat de rechter de werkgever gelijk geeft dat dit niet haalbaar is. De taakuren gaan overal omlaag, en vrijwel iedereen werkt als pedagogisch medewerker. Er is dus niet echt ander werk voorhanden. Het klinkt natuurlijk wat onsympathiek dat je liever wil dat andere collega’s volledig hun baan verliezen dan dat jij 0,75 uur per week inlevert, maar als je de inkomsten nodig hebt, is dat ook een realiteit.
„Deeltijdontslag moet je overigens niet verwarren met deeltijd-WW. Als daar een bedrijfseconomische reden voor is, mag de werkgever je tijdelijk minder uren laten werken en krijg je zo lang een uitkering voor de verloren uren. Maar bij dit deeltijdontslag is de maatregel niet tijdelijk. Als het weer beter gaat met de organisatie, hoeven de uren niet terug te komen – al hoop je dat natuurlijk wel.
„En het lijkt vreemd dat je eerst de arbeidsovereenkomst volledig moet ontbinden en dan een nieuwe arbeidsovereenkomst moet sluiten voor het juiste aantal uren. De rechter noemt het zelf ook omslachtig, maar ‘gelet op de stand van zaken van de wetgeving en jurisprudentie onontkoombaar’. Daar ontkom je dus niet aan.”
