De stijlvolle vedette Rik Van Looy had twee in het oog lopende bijnamen, de Keizer van Herentals en Rik II. Hoewel die laatste anders doet vermoeden was Van Looy, die dinsdagnacht op 90-jarige leeftijd overleed, in zijn tijd de populairste renner van Vlaanderen. Een voorbeeld? In zijn beste jaren parkeerden touringcars vol bewonderaars voor zijn spectaculaire villa. Ze werden dan begroet door zijn vrouw Nini, die handtekeningen van haar man uitdeelde.
Van Looy is, samen met landgenoten Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck, de enige wielrenner die alle vijf monumenten in het wielrennen won: Luik-Bastenaken-Luik, Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix, de Ronde van Lombardije en de Ronde van Vlaanderen. Niemand weet precies hoeveel overwinningen hij in zijn carrière boekte, staat te lezen in het boek Koers! (2003) van Jeroen de Preter en Tony Landuyt. „Voorzichtige bronnen spreken van 507, de Keizer telt er 514” – waarvan bijna vierhonderd bij de profs. Alleen Eddy Merckx won vaker.
De Rode Garde
Van Looy was supersnel, maar wachtte desondanks zelden de massasprint af. Hij had enorme aanzien in het peloton. Rik II – nummer I was die andere grote Belgische kampioen, Rik Van Steenbergen – bouwde een hechte, solidaire ploeg om zich heen: de zogenaamde Rode Garde. Mannen als de kleine Edgard Sorgeloos, Willy Schroeders en Gilbert Desmet waren zijn trouwe knechten, die altijd bereid waren zich weg te cijferen voor de kansen van hun egocentrische baas, die altijd wilde winnen.
De Belg dankte zijn successen óók aan zijn trainingsijver en zijn sobere, niets ontziende levenswijze. „Zoals alle grote kampioenen was Van Looy een geboren winnaar”, vertelt generatiegenoot Miel Daems in het boek Rik van Looy 80 (2013) van Mark Vanlombeek en Robert Janssens. „Hij maakte ook indruk door zijn postuur (…) Ik herinner me een pistemeeting in het Parijse Prinsenpark. Rik en ik lagen allebei op een massagetafel, op een meter of twee van mekaar. Ik had serieus dikke dijen, maar die van hem waren nog twee keer dikker. Het was me nooit zo opgevallen als toen (…) Wat een koppel poten was me dat. Indrukwekkend.”
Van Looy werd geboren in Grobbendonk, op 20 december 1933. Als jonge tiener voetbalde hij niet onverdienstelijk bij FC Herentals. De metselaarszoon ging vroeg van school om krantenbezorger te worden. Het slepen met zware fietstassen tijdens zijn jeugd „beïnvloedde mijn karaktervorming in positieve zin”, verklaarde hij later. Op vijftienjarige leeftijd won hij zijn eerste wielerwedstrijd.
Laat Tourdebuut
Rik II won nooit een van de drie grote etappekoersen. In 1958 moest hij, als leider in het algemeen klassement en na vijf ritzeges, met een knieblessure opgeven in de Vuelta. Een jaar later werd hij derde in de Spaanse ronde, vierde in de Giro. De Tour-bazen deden veel moeite Van Looy naar Frankrijk te halen, maar daarin slaagden ze pas in 1962. Bij dat debuut was Van Looy al 29 jaar, maar gold hij voor veel Belgische volgers nog steeds als favoriet. Op weg naar Pau eindigde zijn deelname nadat hij door een onoplettende motorrijder was aangereden en in het ziekenhuis belandde. Zonder die val, oordeelden zijn fans, had de Belg de Tour zeker en vast gewonnen. De kenners wisten wel beter. De zware Franse beklimmingen waren simpelweg te hoog voor de Keizer. Bovendien was hij een matige tijdrijder.
Van Looy piekte in gevechten om de wereldtitel. In 1956 werd hij in Kopenhagen, als 22-jarige, tweede achter de negen jaar oudere Van Steenbergen, het begin van een jarenlange strijd tussen Rik I en Rik II. Ze werden grote rivalen. In Koers! zegt Van Looy: „Ik werd al vroeg Rik II gedoopt. Rik I probeerde Rik II van de top weg te houden, en Rik II probeerde Rik I van de top te stoten.” Van Looy kwam Van Steenbergen ook op de wielerbaan tegen. Beiden waren bijzonder kundige pisterijders. Van Looy won twaalf zesdaagsen, waarvan tien samen met Peter Post.
Zijn mooiste herinneringen bewaart de Keizer aan zijn gewonnen WK’s van 1960 en 1961. In het eerste jaar lanceerde de Italiaans-Belgische veteraan Pino Cerami hem op de Sachsenring en was hij André Darrigade de baas, in 1961 versloeg hij in Bern in een massasprint Nino Defilippis en Raymond Poulidor. In 1963 was Van Looy topfavoriet. De hele sterke Belgische ploeg zou als één geheel voor zijn kopman rijden, maar Benoni Beheyt hield zich niet aan die afspraak. Hij spurtte Van Looy kort voor de finish voorbij en veroverde de regenboogtrui. Na dat ‘Verraad van Ronse’ werd er bitter weinig meer vernomen van Beheyt.
Een slechte verliezer
Van Looy was een slechte verliezer. Dat bleek bijvoorbeeld in 1964 bij het WK in Sallanches. Daar wilde hij revanche nemen voor zijn pijnlijke nederlaag een jaar eerder. Toen dat mislukte zei hij volgens Van Looy 80 over zijn concurrenten: „Het zijn allemaal kaffers.” Hij kon ook bot reageren op zijn eigen ploeggenoten. Gilbert Desmet: „Ik werd aangeworven voor 3.000 franc in de maand. Dat was amper het loon van een doorsnee arbeider. (…) Af en toe liet ik Rik verstaan dat het wel wat meer mocht zijn voor alles wat wij in die ploeg deden. Het antwoord luidde onveranderd: ‘Iedereen mag blij zijn dat hij in ons team mag rijden. En we pakken toch veel prijzen. Dankzij mijn resultaten’. Discussie gesloten.”
Onaardig gedroeg Van Looy zich ook tegenover Eddy Merckx, die als jonge prof in 1965 debuteerde bij zijn Solo Superia-ploeg. Merckx zei later meer dan eens dat Van Looy hem destijds kleineerde, dat hij zelfs werd uitgelachen. Merckx vertrok na één jaar waarna de twee rivalen werden. Na hun loopbaan werden ze vrienden, zei Merckx woensdag tegen Sporza. Hij noemt Van Looy „een superkampioen die bijna niet te kloppen was in de klassiekers”.
Van Looy eindigde zijn lange loopbaan plotseling, toen hij 36 was. In augustus 1970 reed hij met zijn vrouw huiswaarts na een criterium in Valkenswaard toen hij opeens aankondigde: „Ik koers niet meer.” In een afscheidstournee had hij geen zin. Na zijn loopbaan was Van Looy korte tijd zonder veel succes ploegleider bij IJsboerke. Jarenlang exploiteerde hij een manege. Later was hij onder meer directeur van de Vlaamse Wielerschool in zijn woonplaats Herentals.