Algemeen Dagblad mag niet publiceren over geheime opnames van Peter R. de Vries

De rechtbank Amsterdam verbiedt het Algemeen Dagblad nieuwe publicaties te doen op basis van uitgelekte opnames die Peter R. de Vries maakte en die in handen zijn gekomen van de krant.

Dit staat in het uittreksel van een vonnis dat de rechtbank vrijdagmiddag bekend heeft gemaakt. Het kort geding was door advocaat Royce de Vries en de Orde van Advocaten in Amsterdam aangespannen tegen de krant.

De rechtbank spreekt van „een unieke situatie” omdat „het volledige vonnis niet openbaar wordt gemaakt en dat de redenen daarvoor ook slechts beperkt kunnen worden toegelicht”. De rechter zegt dat openbaarheid van rechtspraak een groot goed is, maar dat „de door eiser en de Orde aangevoerde belangen (de bescherming van de rechten van anderen en het voorkomen van de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen) zwaarder wegen dan het belang van de persvrijheid”. Publicatie zal daarom „op voorhand worden verboden”. Als het AD toch publiceert, moeten er dwangsommen worden betaald.

In de rechtszaak die acht dagen geleden diende, eiste advocaat Royce de Vries dat de rechtbank het Algemeen Dagblad een verbod zou opleggen om opnieuw een artikel te publiceren waarbij gebruik wordt gemaakt van opnamen, die zeer waarschijnlijk zijn gemaakt door zijn vader en voormalig directeur van hun kantoor Peter R. de Vries. Volgens Royce de Vries zijn de opnamen niet rechtmatig verkregen en gaat het om strikt vertrouwelijke gesprekken tussen geheimhouders. Een nieuwe publicatie zou volgens hem zijn veiligheid in het geding brengen.

Gesloten deuren

De rechtszaak werd op verzoek van Royce de Vries achter gesloten deuren behandeld. De rechtbank Amsterdam legde alle partijen ook een mededelingsverbod op waardoor ze niets over de procedure mochten vertellen. Ook de Orde van Advocaten in Amsterdam heeft zich partij gesteld in het kort geding, waarin een publicatieverbod werd geëist. Deken Barbara Rumora-Scheltema in Amsterdam wil niet zeggen waarom de orde dit doet.

Eerder kondigden de dekens van Amsterdam en Midden-Nederland, de toezichthouders op de advocatuur, een onderzoek aan naar aanleiding van de berichtgeving in het AD. Die krant schreef dat talkshowpresentator Khalid Kasem, in zijn vorige functie van advocaat op het kantoor van Peter R. de Vries en diens zoon Royce de Vries, met 8.000 euro een zogeheten selectiefunctionaris bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft omgekocht, om zijn cliënt eerder vrij te krijgen. Een cliënt van Kasem vertelde dat in 2019 tegen wijlen Peter R. De Vries. Dat bleek uit gelekte audio-opnames. Peter R. de Vries, die er een gewoonte van maakte regelmatig gesprekken op te nemen, confronteerde Kasem met de omkoping, waarop Kasem de omkoping niet ontkende. In de dialoog die het AD optekende lijkt hij die zelfs te bevestigen. In 2019 besloten vader en zoon De Vries de kwestie in de doofpot te stoppen uit angst voor reputatieverlies van hun kantoor.

Ook de DJI onderzoekt wat er precies is gebeurd. Het OM heeft tevens de Rijksrecherche opdracht gegeven een oriënterend onderzoek in te stellen naar de vraag of er sprake is van omkoping van een ambtenaar.

Het AD liet eerder weten ontstemd te zijn over de rechtszaak die werd aangekondigd toen de krant Royce twee weken geleden om een reactie vroeg op een nieuwe publicatie. Het kort geding betekende volgens de krant een serieuze beknotting van de persvrijheid.


Lees ook
‘Khalid & Sophie’ wordt ‘Sophie & Jeroen’: Jeroen Pauw vervangt Kasem als presentator

Jeroen Pauw in de studio tijdens de laatste uitzending van zijn talkshow Pauw, in december 2019.

Openstaande rekening

Sinds het AD Kasem met de opnames confronteerde, ontkent hij de omkoping echter nadrukkelijk. Kasem, die in verband met alle ophef zijn tv-werk heeft neergelegd, zou ‘slechts’ „op ongepaste wijze” een hoge openstaande rekening van de cliënt hebben geprobeerd geïnd te krijgen door de suggestie te wekken dat hij de selectie-ambtenaar had omgekocht.

Het AD heeft eerder laten weten verscheidene bandopnames te hebben die Peter R. de Vries maakte van gesprekken. Hoeveel opnames de krant heeft en hoe ze die hebben verkregen, is onduidelijk. Als bron noemt de krant ‘de drie Musketiers’.

In 2020 schreef het AD dat het Openbaar Ministerie ervan overtuigd was dat Kasem in 2015 had gelekt naar de groep rond Ridouan Taghi. Het artikel was gebaseerd op anonieme bronnen en een onderschept bericht waaruit opgemaakt kon worden dat Kasem een handlanger van Taghi zou hebben geholpen aan vertrouwelijke opsporingsinformatie. In het bericht vertelt de handlanger dat „het broertje van Mussa” hem informatie heeft verstrekt over het onderzoek naar de vondst van een grote wapenopslag in Nieuwegein. Kasem was op dat moment een van de advocaten die toegang hadden tot die informatie en heeft een broer die Mussa heet. Acht maanden later stelde de deken van de Orde van Advocaten echter dat dit onvoldoende bewijs was voor het lekken van informatie naar de bende van Taghi.

In de uitspraak van de rechtbank staat dat in deze zaak ‘het in artikel 7 Grondwet neergelegde verbod op censuur in beeld komt’

In de uitspraak die de rechtbank vrijdagmiddag bekendmaakte, staat dat in deze zaak „het in artikel 7 Grondwet neergelegde verbod op censuur in beeld komt. De toepasselijkheid van deze bepaling betekent echter niet zonder meer dat een publicatie niet van tevoren mag worden verboden. Als de onrechtmatigheid daarvan voldoende is gebleken, kan ter voorkoming van onherstelbare schade een verbod vooraf worden uitgesproken”.

De vorderingen van Royce de Vries en de Orde „houden een beperking in van het recht van gedaagde (AD) op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 10 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kan dit recht slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen. Van een dergelijke situatie is sprake indien de publicaties onrechtmatig zijn jegens eiser en/of de Orde in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn.”

Dat is in deze zaak volgens de Amsterdamse rechtbank het geval.


Lees ook
Royce de Vries: ‘Ik wist niet beter dan dat mijn vader bedreigd werd’

Royce de Vries: ‘Ik wist niet beter dan dat mijn vader bedreigd werd’


Delen