Alex Klaasen biedt in eenmansshow ‘No ponies’ entertainment van hoge kwaliteit

Recensie Theater

Cabaret In de vermakelijke eenmansshow ‘No ponies’ toont Alex Klaasen opnieuw zijn enorme talent voor zang en cabaret. Sommige persiflages in de ‘angstrevue’ missen scherpte.

Alex Klaasen in ‘No ponies’
Alex Klaasen in ‘No ponies’ Foto Bram Willems

Alex Klaasen wil nu wel eens beginnen met het eindapplaus. Vaak genoeg is hij een hele voorstelling lang bang geweest dat de zaal hem afschuwelijk vond, om dan uiteindelijk een staande ovatie te krijgen. Heeft ‘ie zich weer druk gemaakt om niets. Het tegenovergestelde kan natuurlijk ook: denken dat het publiek alles prachtig vindt, en na afloop tomaten naar je hoofd krijgen. „Als ik het van tevoren weet, dan schrik ik er niet zo van”, zegt Klaasen. Dus: kunnen de bezoekers van zijn nieuwe voorstelling niet nú alvast demonstreren wat voor eindapplaus ze van plan zijn te geven?

Met dit ongebruikelijke verzoek is de toon meteen gezet in No ponies, het vervolg op Klaasens revuevoorstellingen Showponies, Showponies 2 en Snowponies. In tegenstelling tot die voorgangers is No ponies een eenmansshow geworden. Een ‘angstrevue’, noemt Klaasen het ook wel. Want het zijn allerhande angsten – klein en groot, absurd en ingetogen – die de rode draad vormen door de losse scènes en nummers die Klaasen ten tonele brengt.

In de scènes en nummers (waaraan Niek Barendsen, Jurrian van Dongen en Kim van Kooten meeschreven) toont Klaasen zich wederom een enorm getalenteerd performer, in het bijzonder op muzikaal vlak. Een ingetogen liedje als ‘Had gekund’ (over het kindje dat hij nooit kreeg) voert hij even kundig uit als de uitbundige meezinger ‘Met mij kon je lachen’ (over een aan lager wal geraakte pretkop met een drankprobleem) of Puccini’s opera-aria ‘Nessun dorma’.

Maar het échte muzikale hoogtepunt van de voorstelling is toch wel ‘152 W 96th STREET’, geschreven door Klaasen zelf en gecomponeerd door Peter van de Witte. Het lange nummer perst de ervaringen die Klaasen opdeed tijdens een kort verblijf in New York samen tot een heuse minimusical. De paniekaanvallen die Klaasen in Amerika dusdanig teisterden dat hij niet na de geplande twee maanden, maar al na tien dagen terugkeerde naar Nederland, hebben knap vorm gekregen in het nummer, onder meer in gejaagde tempowisselingen.

Flamboyante eenhoorn

Zulk soort kwetsbare momenten wisselt Klaasen af met flink wat eigenzinnige typetjes, die hij speelt met verve: van de droge treinconducteur die in drie talen omroept om een leuke vriendin te zoeken – liefst met grote voeten – tot de flamboyante eenhoorn die op late leeftijd uit de kast is gekomen en nu heel gelukkig is met zijn geliefde „shetlandpony”. Dat is bij vlagen erg grappig, maar regelmatig missen de persiflages ook scherpte. Met personages als de oude eenhoorn bewandelt Klaasen platgetrapte paden naar vrij belegen grappen, en na lang te hebben stilgestaan bij zijn eigen angsten, voelt zijn parodie op een overgevoelige spokenwordartiest wat wrang – om van het twijfelachtige accent dat hij het typetje meegeeft nog maar te zwijgen. Een andere eigenaardigheid is Klaasens hervertelling van Het lelijke eendje, waarin hij met termen als „tot eend gemaakte” en „eend privilige” strooit.

Zo worden er net te vaak doodlopende wegen gekozen die flauw of achterhaald aandoen. Maar met Klaasens talent voor zang en cabaret en de pakkende, originele muziek, zal hij zich over rondvliegende tomaten niet gauw zorgen hoeven maken. No ponies blijft entertainment van hoge kwaliteit.