Slaat Syrië onder zijn nieuwe leider Ahmed al-Sharaa een democratische weg in? Regeringen in Washington en Europese hoofdsteden wachten het antwoord op die vraag gespannen af. Aan de woorden van Al-Sharaa ligt het in ieder geval niet. De leider toont zich een bedreven politiek communicator, die voor zowel media uit het Westen als het Midden-Oosten zijn woordje klaar heeft. NRC analyseerde vier van zijn interviews.
18 december – interview BBC
„Het Syrische volk verdient de kans een vredig leven te leiden. De internationale gemeenschap zou hun sancties moeten opheffen.”
Voor de wederopbouw heeft Syrië middelen en hulp van de internationale gemeenschap nodig. En het land moet vooral af van de verlammende sancties die zijn opgelegd door onder meer de Verenigde Staten en de Europese Unie in het Assad-tijdperk. Daarom laat Al-Sharaa geen kans liggen om op te roepen tot het opheffen van de sancties. Dat doet de Syrische leider, die mediastudies aan de Universiteit van Damascus zou hebben gestudeerd, met het nodige politiek vernuft.
In zijn interview met de BBC spreekt Al-Sharaa met zachte stem. Kritische vragen van journalist Jeremy Bowen over zijn jihadistische verleden beantwoordt hij geduldig en zonder haperingen. Dat hij in 2003 in Irak met Al-Qaida meevocht tegen de VS was om „Irakezen te beschermen” en bovendien „een kwestie uit het verleden”.
Met geen woord rept Al-Sharaa over de sharia, het islamitisch recht. Dat is interessant, want zijn standpunt over deze gevoelige kwestie is vaag. Toen zijn rebellengroep in 2017 aan de macht kwam in de noordelijke stad Idlib noemde HTS het „de enige bron voor wetgeving”. Maar over de jaren heen versoepelde HTS de strenge regelgeving. De moraliteitspolitie, die onder meer vrouwen aansprak op hun kleding, werd na protesten bijvoorbeeld afgeschaft.
Op de vraag of hij gelooft in onderwijs voor vrouwen, antwoordt Al-Sharaa dat aan de universiteiten in Idlib „meer dan 60 procent van de studenten uit vrouwen bestaat”.
Toch blijven de VS en EU op hun hoede. Ze verlangen respect voor de rechten van minderheden en gebruiken het opheffen van de sancties als drukmiddel. Dat is oneerlijk, aldus Al-Sharaa. „Het slachtoffer en de onderdrukker mogen niet op dezelfde manier worden behandeld.”
19 december – interview Asharq-al Awsat (Saoedische krant)
„Syrië zal niet worden gebruikt om andere Arabische landen en Golfstaten aan te vallen of te destabiliseren (…). Door Iraanse milities en invloeden de deur te wijzen, behartigen we de belangen van de hele regio.”
Heeft het nieuwe regime in Syrië een boodschap voor de Golfregio en andere Arabische landen? Dat vroeg de Saoedische krant Asharq al-Awsat aan Al-Sharaa in zijn eerste interview met een niet-Westers medium. Zeker, antwoordde Al-Sharaa. De val van Assad is volgens hem goed nieuws voor de gehele regio omdat het een klap is voor Iran, een geopolitieke tegenstander van onder meer Saoedi-Arabië.
Daarnaast betekent het einde van Assad volgens Al-Sharaa ook het einde van Syrië als captagonfabriek. Onder het Assad-regime waren de synthetische drugs Syrië’s grootste exportproduct, en een hoofdpijndossier voor omringende landen. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten ontdekten in het verleden zendingen van tientallen miljoenen pillen in onder meer scheepsladingen meel.
24 december – persconferentie samen met Walid Jumblatt
„We zullen werken om Libanon weer het Parijs van het Midden-Oosten te maken. Beter dan Parijs nog, Parijs is wat oud geworden. Vinden jullie niet?”
Tijdens een bezoek van de Libanees-Druzisch leider Walid Jumblatt, toont Al-Sharaa zich van zijn charismatische kant. Hij grapt over Parijs en vertelt dat zijn overgrootvader aan de zijde van de Druzen vocht tegen de Fransen, die na de Eerste Wereld Oorlog in Syrië de scepter zwaaiden. Net zoals de Druzen in Syrië „deel uitmaakten van de revolutie tegen Assad”.
Zittend naast Jumblatt, wiens vader naar eigen zeggen is vermoord door het Syrische regime tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990), zei Al-Sharaa dat Syrië dat het verleden „een bron van zorgen en onrust was voor Libanon”. Dat zal niet meer het geval zijn, beloofde Al-Sharaa. De landen zullen voortaan samenwerken.
29 december – televisie-interview met Al-Hadath (Saoedische nieuwszender)
„We willen niet dat Rusland uit Syrië vertrekt op de manier die sommige mensen graag zien (…). Syrië en Rusland delen strategische belangen en hebben hechte culturele banden.”
In zijn „eerste interview op Arabische televisie”, met nieuwskanaal Al-Hadath, toont Al-Sharaa zich een allemansvriend. Hoewel de Russen Bashar al-Assad in Moskou asiel bieden en de rebellen een maand geleden tijdens hun opmars richting Damascus nog bestookten met luchtaanvallen, is Al-Sharaa niet uit op confrontatie. Wel spreekt hij zijn hoop uit dat de oorlog tussen Rusland en Oekraïne snel voorbij is en dat Oekrainers „het recht hebben om in vrijheid en vrede te leven”. Een dag na het interview ontvangt Al-Sharaa de Oekraïense buitenlandminister Andrii Sybiha om te praten over „strategische samenwerking”. Oekraïne stuurt daarnaast vijfhonderd ton tarwemeel naar Syrië.
Opvallend mild is Al-Sharaa ook over Iran en Israël. Ja, Iran heeft „veel wonden achtergelaten in Syrië, door zijn inmenging in de burgeroorlog en steun voor Assad”, zegt hij tegen Al-Hadath, maar Syrië kan simpelweg niet zonder betrekkingen met andere landen. Die betrekkingen moeten volgens hem wel gestoeld zijn op wederzijds respect. Hoewel Al-Sharaa in eerdere interviews Israëls militaire inval in Zuid-Syrië en zijn talrijke luchtaanvallen na Assads val afkeurde, verwacht hij „vreedzame onderhandelingen” met de Israëliers. Syriërs zijn oorlogmoe, zegt hij: „Ik wil niets doen wat andere landen tegen Syrië in het harnas jaagt.”
Lees ook
Het nieuwe Syrië: zijn de mooie beloftes van Al-Sharaa die van een wolf in schaapskleren?