Twee militaire helikopters landen op de zanderige grond bij de Loulo-Gounkoto-goudmijn in het West-Afrikaanse Mali. Soldaten pakken telefoons af van de mijnwerkers die het tafereel proberen te filmen en beginnen goud in de helikopters te laden.
Zo verhuisde drie ton aan goud van de Loulo-Gounkoto-mijn naar de kluis van de Malinese staatsbank, berichtte persbureau AFP in januari. Waarde: ruim 230 miljoen euro.
Het betekende een nieuwe stap in een langlopend conflict tussen de junta van Mali en het Canadese Barrick Gold, een van de grootste mijnbedrijven ter wereld. In december belandden vier medewerkers van het bedrijf al in de Malinese gevangenis. Tegen Barrick-ceo Mark Bristow is een arrestatiebevel uitgevaardigd.
Barrick Gold bezit 80 procent van Loulo-Gounkoto, een van de grootste goudmijnen ter wereld. De staat heeft de resterende 20 procent in handen. Volgens de regering in de Malinese hoofdstad Bamako heeft Barrick Gold honderden miljoenen dollars aan belastingen en royalty’s ontweken – aanleiding om het goud zelf op te halen. Het bedrijf zegt dat de Malinese regering onrechtmatig een groter belang in de mijn opeist.
Het voorval in Mali is ongewoon, maar is wel symbolisch voor een bredere ontwikkeling op het continent. Veel Afrikaanse landen, van Guinee tot Mozambique, willen meer profiteren van hun eigen grondstoffen. Die wens bestaat al sinds ze in de jaren zestig onafhankelijk werden, maar ze geven er in dit tijdperk een andere vorm aan.
Aanvankelijk ging het vaak om nationalisatie van mijnbedrijven, en rond de eeuwwisseling vooral om privatisering. Nu zoeken ze ook inkomsten uit mijnbouw door belastingheffing en de verwerking van grondstoffen in eigen land, legt historicus Duncan Money uit, die gespecialiseerd is in Afrikaanse mijngeschiedenis.
Volgens Money is die ontwikkeling overigens niet typisch Afrikaans. Het verschil met vroeger is dat Afrikaanse landen te maken hebben met een fors groeiende vraag naar hun mineralen voor de energietransitie.
Essentieel voor energietransitie
Van de wereldvoorraad aan zogeheten kritieke grondstoffen ligt 30 procent in de Afrikaanse bodem ten zuiden van de Sahara. Het gaat grofweg om zo’n veertig soorten mineralen, waaronder kobalt, lithium en mangaan, die essentieel zijn voor onder meer de productie van batterijen, windmolens en zonnepanelen.
Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) verwacht dat de vraag naar deze delfstoffen tegen 2040 zal zijn verdubbeld, of zelfs verviervoudigd. Money: „Door de energietransitie verandert het krachtenveld. Afrikaanse mijnlanden hebben een sterkere machtspositie dan ze in decennia hebben gehad.”
Afrikaanse landen willen aan hun grondstoffen meer verdienen dan alleen uit verkoop van exploratie- en exploitatierechten. Maar bij de bron, de mijn zelf, liggen ook mogelijkheden om de inkomsten op te voeren. Zo levert de stijgende vraag naar koper, nikkel, kobalt en lithium het continent de komende 25 jaar 2.000 miljard dollar op, verwacht het Internationaal Monetair Fonds.
Mali beschikt over grote voorraden goud en lithium. De bevolking zag tot nu toe weinig terug van deze rijkdom; het land behoort nog steeds tot de armste in de wereld. De junta die er sinds enkele jaren regeert, probeert dit te veranderen. Zo hebben de machthebbers wettelijk bepaald dat het land voor 10 procent aandeelhouder wordt in elke mijn die in exploitatie komt. En binnen twee jaar kan dat belang worden verhoogd tot 30 procent. Malinese bedrijven kunnen dan ook nog eens 5 procent krijgen.
Het iets zuidelijker gelegen Ghana pakt het anders aan. Dit land heeft een nationaal fonds opgericht dat mee wil investeren in de mijnen die het land laat exploiteren. Dat gaat via biedingen, zonder dwingend voorschrift.
De begin december verkozen Ghanese president John Mahama, die van 2012 tot 2017 ook al staatshoofd was, wil nu meer greep op het zoeken naar de schatten in eigen bodem. Tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde hij dat het land de exploratie zelf gaat regelen. „We hebben buitenlanders toegestaan hier te zoeken naar mineralen, waardoor wij met peanuts achterbleven. Dit gaat veranderen.” Wat hem betreft gaat 50 procent van de inkomsten uit mijnbouw direct naar de staat.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127887542-e27da5.jpg|https://images.nrc.nl/4rYXxZcrAT95M2ppVzUEXr6ltyk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127887542-e27da5.jpg|https://images.nrc.nl/lQGHoM-9OMEVLPxMQswxF-6J_V8=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127887542-e27da5.jpg)
Exportverbod ruw materiaal
Afrikaanse landen kunnen ook meer inkomsten uit hun grondstoffen halen door die zelf te verwerken. Nu exporteren veel landen hun mineralen in ruwe vorm, in plaats van die zelf te smelten en te raffineren. Daaraan is vaak veel meer te verdienen, én het levert ook banen op. Een enkel land dwingt mijnbouwbedrijven al tot lokale verwerking door de export van mineralen te verbieden.
Dat probeerde ook de Democratische Republiek Congo (DRC), die goed is voor 70 procent van de wereldproductie van kobalt. Kobalt uit Afrika wordt voor 99 procent elders verwerkt. In 2019 verbood de DRC de export van ruwe kobalt, maar daar kwam het land al vrij snel van terug. Met grootafnemer China werden nieuwe, niet-publieke voorwaarden overeengekomen. Inmiddels hebben ook Zimbabwe, Ghana en Namibië exportverboden ingesteld.
Niet elk land durft zo’n forse stap aan. Guinee, goed voor een derde van alle bauxiet in de wereld, wilde ook meer dan alleen inkomsten uit export ervan. President Mamady Doumbouya, die in 2022 door een staatsgreep aan de macht kwam, dreigde de mijnbouwbedrijven met ‘straffen’ als ze van hun bauxiet niet in Guinee aluminium gingen maken. Dat is hoogwaardiger – per ton levert aluminium 35 keer zoveel op als bauxiet – en zou het land veel meer opleveren.
Inmiddels is er in Guinee een Russische smelterij geopend. Het Chinese SPIC heeft hier ook bouwplannen. De Guinese overheid wil binnen twee jaar 10 miljoen ton aluminium produceren binnen de eigen grenzen. Dat kan het land miljarden dollars extra opleveren.
Zelf grondstoffen verwerken kan lucratief zijn, maar daar hoeft het niet op te houden. Zelfs als de Afrikaanse landen alle nikkel, lithium en kobalt voor elektrische auto’s zelf zouden delven, smelten en raffineren, dragen die halffabricaten voor slechts 1,1 procent bij aan de waarde ervan. Dat becijferde Publish What You Pay, een ngo die ontwikkelingslanden meer profijt gunt van de energietransitie. Als Afrikaanse landen zelf batterijen gaan bouwen, zouden ze al veel beter af zijn.
Als Afrikaanse landen zelf batterijen gaan bouwen, zouden ze al veel beter af zijn
Producten energietransitie
Volgens het International Trade Centre, een VN-organisatie die de positie van ontwikkelingslanden in de internationale handel wil bevorderen, kan Afrika tientallen miljarden dollars meer verdienen aan zijn productie voor de mondiale energietransitie. Uitbreiding van het marktaandeel in hoogwaardiger producten als koperdraad en aluminium kan het continent minstens 32 miljard dollar opleveren. Zuid-Afrika produceert al batterijen, en ook Marokko heeft hier inmiddels plannen voor. Nieuwe bedrijvigheid, zoals de fabricage van zonnepanelen, kan dat bedrag nog opvoeren.
De DRC en buurland Zambia willen samen een fabriek bouwen die halffabricaten maakt voor autobatterijen. „We moeten ons lot in eigen handen nemen”, zei de Congolese president Félix Tshisekedi hier vorig jaar over. Volgens economen van de Amerikaanse universiteit Harvard zou deze fabriek, die maar een fractie van Congo’s kobalt gebruikt, de DRC zeker 900 miljoen dollar omzet per jaar opleveren. Dat is al 10 procent van de huidige inkomsten uit ruwe kobaltexport.
Onvoldoende stroom
Logistieke obstakels voor de uitbreiding van de verwerkingscapaciteit in Afrikaanse landen zijn er overigens volop. Zo hebben veel van deze landen te weinig stroom voor nieuwe fabrieken. Krachtenbundeling van landen is ook niet altijd eenvoudig. Zo zou een batterijenfabriek in Congo naast kobalt ook mangaan uit Zuid-Afrika nodig hebben en nikkel uit Madagaskar. Maar ondanks plannen om de invoerheffingen te schrappen, maken de landen hierbij nog weinig vorderingen.
En dan is er ook politieke weerstand in het ‘mondiale noorden’, dat vreest dat de winst op grondstoffen zal teruglopen. Pogingen van Zambia en DRC om hun greep op de mijnen in eigen land te krijgen, strandden al bij internationale arbiters vanwege contractbreuk.
Daarnaast moeten Afrikaanse landen ervoor waken zichzelf uit de markt te prijzen, zegt Dennis Gyeyir van het Resource Governance Institute, een non-profitorganisatie die staten adviseert over grondstoffenbeleid. „Een afnemer kan ook besluiten zijn mineralen ergens anders vandaan te halen. Dan ben je nog verder van huis.” Zo heeft Barrick Gold zijn Malinese goudmijn voorlopig stilgelegd. De achtduizend lokale mijnwerkers zitten op dit moment zonder werk.
Gyeyir: „In Afrika is vaker geprobeerd meer te verdienen aan grondstoffen, maar bemoeienis van de overheid leidde zelden tot economische verbetering en meestal tot corruptie en mismanagement. We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, maar moeten wel leren van ons verleden.”
