N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Asiel in Frankrijk In Parijs leven honderden migranten op straat. Tijdelijke opvangcentra elders moeten het systeem ontlasten, maar bieden niet iedereen een oplossing. „My future is loser.”
De Afghaanse tiener friemelt onzeker met de zwarte balpen. „I have not write in five years”, zegt hij in gebroken Engels als de verslaggever hem vraagt zijn naam op te schrijven in een notitieboekje. Met de pen scheef in zijn hand trekt hij langzaam strepen die de letters van zijn naam vormen. Gevolgd door zijn leeftijd. KAMRAN, staat er in hanenpoten. 19.
Het is woensdag 20 september als Kamran zijn naam opschrijft, zittend op een bankje in een buitenwijk van Bordeaux. (Zijn achternaam noteert hij ook, maar die wil hij om veiligheidsredenen niet in de krant.) Hij zit om de hoek van wat sinds twee weken zijn thuis is: een voormalig schoolgebouw met lange gangen en houten meubilair, waar een opvanglocatie voor dakloze migranten is gevestigd.
Het is één van de tien centra die sinds april verspreid over Frankrijk zijn opgetuigd en waar per keer maximaal vijftig dakloze migranten drie weken mogen verblijven. Zij worden overgebracht uit Île-de-France, de regio rondom Parijs waar veruit de meeste asielaanvragen worden gedaan (40 procent van de 130.000 aanvragen in 2022). Hoewel ngo’s al jaren alarm slaan over het tekort aan opvangplekken in deze regio, zijn hier veel te weinig slaapplekken. Het resultaat is dat honderden migranten in de Franse hoofdstad op straat leven.
Leven in een tentje
Dat overkwam ook Kamran – diepe ogen, opgeschoren haar, kreukelige maar hippe kleding. Hij verliet zijn Afghaanse geboorteregio Kapisa in 2018 als veertienjarige, zijn ouders en zus achterlatend. „There was big fight”, zegt hij als reden – destijds vonden er zware gevechten plaats tussen de Taliban en het regeringsleger. Kamran vertrok naar Turkije, waar hij een paar jaar werkte als kleermaker. Later reisde hij te voet en liftend via Servië, Bosnië, Kroatië, Italië en Zwitserland naar Parijs.
In mei 2022 vroeg hij in de Franse hoofdstad asiel aan, zo blijkt uit een van de vele overheidsdocumenten die hij in een map in zijn zwarte rugzak bewaart. Dat is gebruikelijk voor Afghaanse vluchtelingen: hoewel in iedere Franse plaats asiel aangevraagd kan worden, gaan de meesten op advies van smokkelaars of familieleden naar Parijs, waar een grote Afghaanse gemeenschap is en veel ngo’s hulp verlenen.
Terwijl Kamrans asielprocedure in behandeling was, woonde hij een jaar lang afwisselend in de overvolle Parijse noodopvang en op straat. „Vóór Bordeaux woonde ik drie maanden in la Chapelle”, zegt hij, terwijl hij op zijn telefoon een video toont van het bekende Parijse tentenkamp onder een metrolijn aan de Boulevard de la Chapelle. Tentjes volgen elkaar op, jongens zitten voor zich uit te staren. Soms wordt er ’s avonds gedanst. Op de grond geven brandplekken aan waar vuurtjes zijn gestookt. „Ik sliep in een tent, of op een stuk karton.”
Het leven in la Chapelle is zwaar, zegt de 25-jarige Irfan in Bordeaux, een in een witte qami (een Arabische tuniek plus broek) gestoken Afghaanse vluchteling die twee maanden in la Chapelle woonde en gelijk met Karman naar de Zuid-Franse stad Bordeaux kwam.
In het Parijse kamp – dat vrijwel uitsluitend door Afghaanse vluchtelingen wordt bevolkt – heerst schurft. ’s Nachts is het er koud, overdag zit je met je neus in de uitlaatgassen.
Kamran: „Er zijn geen wc’s. Om de was te doen neem je de metro naar [het treinstation] Gare de Lyon. Daar zijn wasmachines.” Eten en drinken krijgen bewoners van voorbijgangers of van ngo’s. Irfan: „Iedereen rent daar als wilde dieren op af.”
Twee weken geleden leek er verlossing te komen. Kamran: „De politie kwam met bussen. Met tweehonderd mensen gingen we daarin. De politie zei: jullie gaan naar Marseille, jullie gaan naar Bordeaux. Ze zeiden dat we een huis zouden krijgen.”
Op papier is de overplaatsing vrijwillig – hoewel de autoriteiten bepalen wie naar welke stad gaat. Maar volgens Irfan werd hem weinig keuze gelaten. „Het was een ontruiming. We moesten meegaan.” De jonge Afghanen stapten in. Een paar uur later kwamen ze aan bij de oude school in Bordeaux.
Hulp bij asielprocedure
In Bordeaux krijgen de migranten zeker niet meteen een woning, zegt verantwoordelijk ambtenaar Philippe Bradfer tijdens een ontmoeting in het centrum. In het oude schoolgebouw hangen nog kindertekeningen en bordjes met ‘verboden toegang voor leerlingen’ aan de muur. „Maar het is een kans voor deze mensen om zich te onttrekken aan het mensonterende bestaan dat zij leidden in Parijs.”
Na aankomst worden de vingerafdrukken van de nieuwe bewoners van de school afgenomen. Ook krijgen ze voedselbonnen à 50 euro per week (niet uit te geven aan andere zaken, zoals kleding of sigaretten) en een tasje met spullen als zeep en een tandenborstel. Vervolgens wordt onderzocht welke status en rechten de migranten hebben.
Van de 239 migranten die sinds de opening in april Bordeaux zijn gepasseerd, zijn veruit de meesten alleenstaande mannen – bij de opvangcentra krijgen vrouwen en families voorrang. Meer dan de helft komt uit Afghanistan; anderen komen uit andere door oorlog verscheurde landen als Ethiopië en Soedan.
Bij aankomst heeft bijna een derde al asiel verkregen – zo ook Kamran; hij kreeg in mei dit jaar asiel verleend omdat hij gevaar loopt in zijn thuisland. De rest heeft een lopende asielaanvraag (zoals Irfan) of heeft al asiel in een ander EU-land aangevraagd. Een kleine groep van 8 procent is illegaal in Frankrijk en wil dat zijn dossier opnieuw bekeken wordt.
Het idee is dat de migranten in Bordeaux „verder komen met hun integratieproces”, zegt Bradfer. In het centrum worden ze in contact gebracht met de diensten die verantwoordelijk zijn voor het Franse asiel- en integratiebeleid. „I have school”, zegt Kamran terwijl hij vijf brieven van de Franse immigratiedienst uit zijn rugzak haalt waarin staat dat hij vanaf oktober lessen krijgt als onderdeel van een inburgeringscursus. Op het programma staan zaken als „de fundamentele principes van de Franse Republiek”.
Buiten die lessen is er in het centrum weinig te doen. Asielzoekers zonder papieren mogen niet werken, en degenen die dat al wel mogen – zoals Kamran – hebben na aankomst niet meteen een baan. Dus slapen de schoolbewoners lang uit. Als het mooi weer is, spelen ze cricket met zelfgemaakte bats. Als het regent, hangen ze in de met schooltafels ingerichte keuken, of op de banken van een van de sobere televisiekamers. Irfan: „Het is oké hier, we hebben bedden en kunnen eten.”
Opties tot onderdak
Na de drie weken is een deel inderdaad een stap verder. Zo heeft Irfan een plek in een asielzoekerscentrum in een dorp elders in Frankrijk toegewezen gekregen. Dit is de uitkomst voor 20 procent van de migranten die het centrum in Bordeaux passeren. 8 procent krijgt een plek in een gedeelde woning toegewezen; zo’n 4 procent een plek in speciale opvangcentra voor kwetsbare migranten.
Maar 40 procent van de migranten „lost in het luchtledige op”, in de woorden van ambtenaar Bradfer. „Sommigen verdwijnen meteen, die hebben nauwelijks hun telefoon opgeladen, anderen na een aantal dagen of weken.”
„Ze zeggen vaak dat ze teruggaan naar Parijs, omdat ze denken daar meer kansen te hebben”, zegt directrice van het centrum Elodie Laura. Er zijn ook mensen die in Parijs bij een arts lopen, en daarom terug moeten. „Velen beseften niet hoe ver Bordeaux van Parijs is.” Dat in elk geval een deel van de migranten de verplaatsing naar Bordeaux niet als vrijwillig ervoeren, speelt mogelijk een rol.
Tussen wal en schip
En dan is er de 30 procent waar Kamran toe behoort. Voor deze groep is er na de drie weken in Bordeaux geen oplossing, en dan worden ze doorgestuurd naar de – in heel Frankrijk overvolle – noodopvang. Als daar al een bed vrij is, kunnen daklozen er maar enkele nachten blijven, waarna ze weer op straat terechtkomen. „He get house and money”, zegt Kamran wijzend naar Irfan. „Ik krijg niks.”
Het verschil komt doordat de asielprocedure van Irfan nog loopt. Laura: „Personen wier asielprocedure loopt hebben recht op materiële condities zoals opvang en financiële hulp.” Maar migranten die al asiel hebben gekregen, zoals Kamran, niet. Kamran laat zijn witte creditcard zien waarop eerder maandelijks geld werd gestort: „It is block.”
Hoewel Frankrijk op papier een sterk sociaal vangnet heeft, vallen jongens als Kamran tussen wal en schip. In theorie kunnen mensen in zijn situatie (tot zij een baan of opleiding hebben gevonden) beroep doen op een werkloosheidsuitkering, maar Kamran is daarvoor te jong. Laura: „De financiële hulpmogelijkheden voor jongeren van 18 tot 25 jaar zijn heel beperkt.”
Gevraagd naar wat hij over een week gaat doen, als hij de school moet verlaten, zegt hij op 20 september: „Ik weet het niet. It’s a very big problem. Waar moet ik slapen? Ik kan niet hier gaan liggen”, zegt hij wijzend naar een perkje. „En ik weet niet waar ik in Bordeaux zonder geld eten kan krijgen.” Advies inwinnen bij zijn familie in Afghanistan wil hij niet. Kamran heeft de telefoonnummers van zijn ouders en zus zelfs geblokkeerd – hij wil niet dat zij weten in wat voor situatie hij leeft. „Ik heb geen familie en vrienden. My future is loser.”
Na de opvang
Een aantal dagen later komen de sociaal medewerkers van het opvangcentrum naar Kamran toe, die bevestigen dat zijn enige optie de noodopvang is. Maar als hij noodnummer 115 belt, blijkt daar geen plek. Als hij een dag later opnieuw belt, is er nog steeds geen plek. Op dag drie: nog altijd geen plek.
Op woensdag 26 september moet Kamran het centrum verlaten – de volgende groep dakloze migranten uit Parijs zal een dag later aankomen dus het schoolgebouw moet leeg. Hij weet niet wat hij moet doen: „In Bordeaux heb ik lessen [voor de inburgeringscursus], maar geen onderdak en geen eten.”
En dus pakt hij zijn zwarte rugzak met zijn enige bezittingen – zijn dikke map met papieren van talloze Franse instellingen, zijn telefoon met gebroken scherm, een dekentje – en loopt naar het station. Daar stapt hij in de trein. Hij heeft geen geld voor een treinkaartje, dus verschanst hij zich urenlang in een wc-hokje.
Die avond stuurt hij de verslaggever een foto van de onderkant van de Parijse metrolijn 2. „I am back in la Chapelle.”