N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Opera Muziek, zang en acrobatiek zijn prima bij Jacques Offenbachs ‘Reis naar de maan’ door BarokOpera Amsterdam. Maar het libretto is een vreemd mengsel van modern en oubollig.
Satire blijft een lastig genre, zeker wanneer de bron zo’n anderhalve eeuw oud is, zoals bij de sprookjesoperette Reis naar de maan van de Franse componist Jacques Offenbach. Niet voor niets verzamelen veel van zijn theaterwerken – ondanks de aanstekelijke muziek – stof in de archieven.
Het ensemble BarokOpera Amsterdam actualiseert met het nodige creatieve knippen en plakken en beperkte middelen zulk vergeten repertoire, vooral door het herschrijven van de gesproken dialogen die het fundament van de vertelling vormen. Dat doet het gezelschap altijd erg goed, maar bij Reis naar de maan is dat niet helemaal gelukt. De moderne delen van de vormgeving – het prachtige videodecor en de luchtacrobatiek – botsen met het kluchtige en boerse karakter van de andere choreografie, kostuums en personenregie.
Jules Verne op de hak
Offenbach nam in zijn Reis naar de maan in 1875 zijn vriend en sciencefiction-schrijver Jules Verne op de hak, wiens roman Reis om de maan vijf jaar eerder was verschenen. Offenbachs verhaal draait om een verwaande en verveelde prins die de wereld heeft afgestruind, maar bij thuiskomst nog altijd geen zin heeft om zijn vermoeide vader op te volgen. Nou ja, misschien wel, nadat hij naar de maan is geweest. De corrupte hofwetenschapper ontwerpt een kanon, waarmee hijzelf, de prins en de koning naar de maan worden afgeschoten. En daar blijken mensen te wonen die liefde beschouwen als ziekte, waartegen ze onder meer quarantaine en vaccinaties inzetten. Maar ten slotte monden alle verwikkelingen uit in een happy end, geholpen door wat natuurrampen: een sneeuwstorm en een vulkaanuitbarsting.
Muzikaal zit het goed in elkaar, qua zang ook, en de luchtacrobatiek (een trend bij Nederlandse operagezelschappen) van oud-topturnster Renske Endel is vaak adembenemend. Maar de vraag blijft of dit wat oubollige libretto het nou wel echt doet.
In het programmaboek licht fluitist en artistiek leider Frédérique Chauvet uitgebreid toe hoe en waar het stuk met actuele thema’s speelt, maar dat voelt als wel een heel vrije en gezochte invulling, die niet vanzelfsprekend zichtbaar is bij de inwendige logica van de gebeurtenissen die voor je ogen en oren op het podium plaatsvinden. Al met al blijft de voorstelling wat mij betreft toch wat in het luchtledige hangen.