‘Een kleine stap voor cabaretland, een grote sprong voor mezelf.” Zo omschrijft Ronald Snijders (49) wat hij doet in zijn nieuwe voorstelling Als Mens. Voor het eerst vertelt hij waargebeurde verhalen op het podium. Snijders: „Ik was benieuwd: is dat eigenlijk interessant?”
Dat is inderdaad even wennen van de man die vooral bekend staat als taalgoochelaar en absurdist. Na een cabaretgroep in de jaren negentig en enkele jaren achter de schermen als redacteur, verwierf hij enige bekendheid met cultprogramma De staat van verwarring (2006). In deze show, die hij samen met Pieter Jouke presenteerde, werden conventies van de talkshow op de hak genomen. Terwijl Pauw en Witteman bezig waren op NPO 1, produceerden Snijders en Jouke twee kanalen verderop een talkshow in het donker, een geheel gefluisterde uitzending of een talkshow achterstevoren.
Vanaf 2010 maakte Snijders vijf soloprogramma’s in het theater. Zijn zesde, die op 23 oktober in première gaat, is een breuk met zijn eerdere werk. Hoewel Als Mens nog steeds vervreemdende sketches bevat – zoals over een winkel die lampen én koekjes verkoopt – en zijn kenmerkende neologismen niet ontbreken („Een humordenaar: een betaald iemand die jou in de lach schiet”), staan dit keer persoonlijke verhalen centraal. Snijders vertelt over zijn jeugd, studententijd en liefde voor André van Duin.
Waarom wilde je een voorstelling maken over jezelf?
„Ik zag mijn laatste voorstelling als het eindpunt van een ontwikkeling. Dat was een aaneenschakeling van losse scènes. Het leek me interessant om daarna uit een omgekeerd vaatje te tappen. Een programma met een duidelijke rode draad: mijn levensverhaal.”
Ik twijfelde of het een parodie was op cabaret dat draait om een persoonlijk verhaal. Jouw biografie is eigenlijk vrij normaal.
„Waargebeurde levensverhalen vertellen is inderdaad wat zo’n beetje elke cabaretier doet. Maar deze voorstelling is niet bedoeld als parodie. Ik wilde echt onderzoeken hoe dat bij mij zou uitpakken.”
En?
„Ik neem een lange aanloop: ik vertel over mijn geboorte, schooltijd, studietijd. Gaandeweg begon ik me af te vragen: is dit dan wie ik ben? Een opsomming van wat ik heb gedaan en meegemaakt? Uiteindelijk gaat de voorstelling over de vraag hoe ik mezelf op het podium kan laten zien zoals ik écht ben. Als mens.”
Dat is dus niet door het vertellen van je biografie?
„Klopt, want dat is altijd een vormgegeven verhaal. Je kan pas laten zien hoe je echt bent als je helemaal niets aan het vormgeven bent. Dat staat haaks op het artiest-zijn.”
Je vertelt dat je één keer als mens op het podium stond, toen iemand bij een voorstelling onwel werd.
„Door de onverwachte situatie was ik in één klap niet meer de artiest. Opeens waren het onvermogen en de onbeholpenheid die ik vaak voel voor iedereen zichtbaar. Als er gehandeld moet worden, heb je weinig aan mij. Daarin voel ik me vaak enorm tekortschieten.”
Ligt daar de oorsprong van je absurdisme? Een vlucht in een andere werkelijkheid omdat mens-zijn moeilijk is?
„Toen ik jonger was, voor een deel wel. Maar ik vind het vooral gewoon heel leuk wanneer iets volstrekt onberedeneerd grappig is.”
Waarom?
„We zijn getraind om een bepaalde logica te volgen. Uiteindelijk willen we elkaar namelijk begrijpen. Het is leuk om daar een spel mee te spelen, om verkeerde benen op te werpen. Ik vind het bijvoorbeeld grappig dat mijn eerste woorden in deze voorstelling zijn: ‘Ogen dicht, niet kijken.’ Terwijl het publiek juist gekomen is om te kijken.”
Sommigen zullen dat flauw vinden, net als je talige grapjes.
„Ja, daar wordt op neergekeken. Ik begrijp daar weinig van. Wat is er mis mee? Het gaat ook wél ergens over: de ontoereikendheid van taal. Woorden hebben allerlei verschillende betekenissen. Dus met het instrument waarmee we ons proberen uit te drukken, is eigenlijk van alles mis. Dat is toch heel erg grappig?”
Je was als kind idolaat van André van Duin. Staat hij aan de basis van jouw humor?
„Nee, dat zijn meer K. Schippers, Monty Python, Herman Finkers, Jiskefet. Maar ik begrijp nog steeds waarom André van Duin vroeger zo’n enorme aantrekkingskracht op me had. Het ging gewoon over zoiets als een mannetje in een restaurant dat niet begrijpt hoe de menukaart werkt. Dat vind ik interessanter dan tirades over actuele politiek.”
Waarom is dat interessanter?
„Ik hou van kunst die niet zo duidelijk of ingevuld is. Ken je My Dinner with Andre? Die hele film lang zitten twee vrienden in een restaurant te praten. Als kijker moet je zelf de beelden bedenken bij datgene waarover ze praten. Ik hou van dat appèl op je fantasie.”
Hoe probeer jij daar invulling aan te geven?
„Ik zet bijvoorbeeld geen gekke stemmetjes of accenten op. Ik vind het leuker als een ‘normale’ stem een grap maakt en niet als de stem zelf ook nog om te lachen is. Dan kan het publiek beter een eigen beeld verzinnen bij het personage.”
Aan het eind van de voorstelling zing je een ontroerend liedje over je kinderen. Ik vond het best verwarrend om jou iets te horen zingen wat je echt lijkt te menen.
„De hele voorstelling probeer ik te onderzoeken: hoe kan ik als mens op het podium staan en niet als artiest. Dat lied is mijn laatste poging. Je hoort me nu al stotteren. Dat is voor mij het moeilijkste en spannendste gedeelte van de voorstelling. Het komt echt uit mijn hart.”
Ben je bang dat het publiek je oprechtheid wantrouwt?
„Dat zou natuurlijk kunnen. Het is mijn stijl om valkuilen te plaatsen en schijnbewegingen te maken, dus mensen zouden kunnen denken dat ik een parodie op een Marco Borsato-achtig lied heb ingezet. Maar dit lied is niet het verkeerde, maar het juiste been. En omdat ik dat eigenlijk nooit doe, is dat ook weer het verkeerde been.”