Het beeld snijdt dwars door de ziel, de pietà die de performers vormen in Told by my Mother van Ali Chahrour. Leïla, de kleine gesluierde vrouw, beschrijft haar droombeeld, en tegelijk vormt zich een tableau rond haar zittende gestalte. Achter haar drie mannen, op de grond voor haar een jonge vrouw die haar hoofd en lange haren op de moederschoot laat rusten. De bedrieglijke lieflijkheid van het familieportret krijgt echter een hartverscheurende lading door het bewegingsloze mannenlichaam dat even verderop ligt.
Verlies, wanhoop, rouw – de Libanese Chahrour schildert met de eenvoudigste middelen een uiterst aangrijpend en rauw beeld van het oneindige verdriet van zijn tante Fatmeh, wier zoon Hassan wordt vermist sinds zijn reis naar het door conflict geteisterde Syrië. Haar verdere leven lijdt zij onder zijn verdwijning, zonder ooit de hoop op te geven. En dan is er Leïla, die haar Abbas wél terugziet maar eeuwig bang blijft voor nieuwe gevaren.
Op een kaal toneel, enkel ‘versierd’ met een paar in hoogte verschillende plateaus, wordt zo het verhaal verteld van alle moeders in Libanon, jarenlang verscheurd door burgeroorlog, bedreigd door aanvallen vanuit Israël, zuchtend onder de druk van buurland Syrië. Bij aanvang roept zangeres Hala Omran een opperwezen aan in een rituele smeekbede. Zij vertelt het verhaal van Hassan en Leïla en hun zoons dat langzaam in muziek, zang en beweging tot leven komt.
Het spel van Ali Hout en Abed Kobeissy (percussie en buzuq) creëert een striemende en galmende sfeer waarin traditie en rock samenkomen, terwijl in prachtig meanderende Arabische liederen de oneindige pijn klinkt van de vrouwen die onuitroeibare hoop en verstikkende vrees in hun lichamen meedragen. Chahrour laat de verhalen van Leïla en de (inmiddels overleden) Fatmeh door elkaar lopen, waardoor hun individuele pijn de pijn van alle vrouwen wordt – en waardoor deze voorstelling niet los kan worden gezien van alle verschrikkingen in het Midden-Oosten. Als Leïla/Fatmeh haar wanhoop met wijd opengesperde mond uitkermt, wordt iets van de pijn van de Gazanen voelbaar.
Bij al dat verdriet zijn er kleine sprankjes van hoop, hoop die als bekend het laatste is dat sterft. De dans van Leïla en haar zoon Abbas drukt veerkracht en, toch, vreugde uit. Aangrijpend, maar zacht en vertroostend is het slotlied, een opname van Fatmeh en Hassan die samen het oudst bekende Soemerische slaapliedje zingen. Chahrours eerbetoon aan krachtige moeders is een voorstelling om stil van te worden.
Ingewikkeld, contraproductief, gespeend van realiteitszin en leidend tot een verschraling van het aanbod van niet-Europees cultureel erfgoed. De kunstbranche maakt zich grote zorgen over Verordening (EU) 2019/880, de strengere regels die vanaf 28 juni gelden voor de invoer van cultuurgoederen naar de Europese Unie.
De verordening maakt deel uit van een actieplan ter bestrijding van terrorismefinanciering en moet helpen om de illegale handel in kunst en antiek tegen te gaan. De strengere regels gelden voor alle cultuurgoederen, van boeken en meubels tot muziekinstrumenten en schilderijen. Als ze buiten de EU zijn gemaakt of ontdekt, ouder zijn dan 200 jaar en een waarde hebben van meer dan 18.000 euro, vallen ze onder de nieuwe regeling. Voor archeologische voorwerpen zijn de regels nóg strenger: daarvoor geldt geen minimumwaarde.
Het aanvragen van de noodzakelijke invoervergunning of importeursverklaring gaat via een Europees digitaal systeem (Traces NT). Importeurs moeten in deze databank onder meer een bewijs van legale uitvoer uit het land van herkomst uploaden en zeven foto’s van het voorwerp in kwestie. De douane controleert of de invoer volgens de juiste regels verloopt. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed beoordeelt de aanvraag en verleent binnen maximaal 90 dagen de invoervergunning.
Terrorismefinanciering
Brancheorganisaties maakten de afgelopen jaren tevergeefs bezwaar tegen de verordening, net als tegen de eerder van kracht geworden antiwitwasregeling. Na de aanslag op de redactie van het tijdschrift Charlie Hebdo en de publicatie van de ‘Panama Papers’ met onthullingen over belastingontduiking, beide in 2015, plaatste de Europese Commissie de kunst- en antiekhandel bij de branches waar het risicio op witwassen en terrorismefinanciering sterk aanwezig zou zijn.
Daarvoor is ondanks vele onderzoeken nooit bewijs gevonden, zegt Vincent Geerling, voorzitter van de internationale vereniging van handelaren in antiquiteiten (IADAA). „En toch is de Europese Commissie ijzerenheinig doorgegaan met deze verordening.”
Verzamelaars en handelaars van vooral niet-Europese cultuurgoederen zijn volgens Geerling de dupe. Hij spreekt van „zeer slechte wetgeving die nauwelijks effect zal hebben op de gestelde doelen”. De belemmeringen zullen verzamelaars, handelaren en andere kunstkopers ontmoedigen om buiten de EU te kopen, voorspelt hij. Slecht nieuws dus voor Londen, het centrum van de Europese kunsthandel dat sinds de Brexit toch al met fors omzetverlies te maken kreeg. Op den duur zal de verordening ook funest zijn voor de diversiteit van het aanbod, verwacht de voorzitter van de brancheorganisatie.
Met terugwerkende kracht legale uitvoer aantonen is voor de meeste oude kunstvoorwerpen een onmogelijke eis, zegt Geerling. „Het gaat om voorwerpen die vaak al vele malen van eigenaar zijn gewisseld. In het zeldzame geval dat oude exportvergunningen bewaard zijn gebleven, zijn die vaak voor meerdere voorwerpen tegelijk, zeer summier beschreven en in ieder geval zonder afbeeldingen, waardoor zo’n vergunning onbruikbaar is als bewijs.”
Ook een andere verplichting, aantonen wanneer een voorwerp het land van herkomst heeft verlaten, is volgens hem vaak onmogelijk. Zelfs de vraag om welk land het gaat is regelmatig problematisch.
Volgens Geerling is de wet ook onrechtvaardig: de verordening gaat ervan uit dat cultureel erfgoed besmet is, tenzij de importeur het tegendeel kan bewijzen. Dat uitgangspunt is in zijn ogen strijdig met het fundamentele juridische beginsel van onschuld tot het tegendeel is bewezen. Op de vraag of de nieuwe wetgeving misschien ook goede kanten heeft, antwoordt Geerling: „Misschien zorgt het ervoor dat het moeilijker wordt om cultureel erfgoed dat illegaal uit conflictgebieden is weggehaald te importeren.”
Tefaf
Ook Hidde van Seggelen, voorzitter van de toonaangevende Maastrichtse kunst- en antiekbeurs Tefaf, heeft grote bedenkingen bij de nieuwe wetgeving. „Met steeds nieuwe wetgeving wordt het de kunstbranche niet makkelijker gemaakt. Bij mij roept het de vraag op of we nog wel zo’n beurs als Tefaf in Europa willen, zo’n platform voor culturele uitwisseling?”
De drempel voor importeursverklaringen (18.000 euro) had volgens de Tefaf-voorzitter veel hoger moeten liggen, boven de 100.000 euro. „Het verkrijgen van de vergunningen is een arbeidsintensief en tijdrovend proces. De voorbereidingstijd voor beurzen wordt voor handelaren en transporteurs nu steeds langer.” Grote bedrijven hebben daarvoor mensen in dienst moeten nemen, zegt hij, voor kleinere bedrijven is het toegenomen papierwerk, ook door andere wetgeving tegen witwassen, nauwelijks op te brengen. Van Seggelen: „Die administratieve rompslomp haalt het enthousiasme uit de markt.”
De Tefaf-voorzitter toont zich ook bezorgd over alle privacygevoelige data die importeurs moeten uploaden in de nieuwe EU-database. „Wie wat gekocht heeft, en waar het naar toegaat, wordt vastgelegd. Als je voor 25 mille vijf dure laptops koopt vraagt niemand naar je naam en adres, maar als je een achttiende-eeuwse aquarel wilt importeren opeens wel.”
Wél enthousiast over de nieuwe verordening is Vera Carasso, directeur van de Museumvereniging, de brancheorganisatie voor de ruim vijfhonderd Nederlandse musea. De regels bevorderen volgens haar ethisch verantwoorde import van cultuurvoorwerpen. „In het verleden zijn veel kunstvoorwerpen illegaal verhandeld. Deze manier van werken geeft meer controle.” De extra administratieve en financiële opgaven zijn onvermijdelijk, zegt Carasso. „Als een museum of handelaar aankoopt is dit een logische handeling.”
Het beeld snijdt dwars door de ziel, de pietà die de performers vormen in Told by my Mother van Ali Chahrour. Leïla, de kleine gesluierde vrouw, beschrijft haar droombeeld, en tegelijk vormt zich een tableau rond haar zittende gestalte. Achter haar drie mannen, op de grond voor haar een jonge vrouw die haar hoofd en lange haren op de moederschoot laat rusten. De bedrieglijke lieflijkheid van het familieportret krijgt echter een hartverscheurende lading door het bewegingsloze mannenlichaam dat even verderop ligt.
Verlies, wanhoop, rouw – de Libanese Chahrour schildert met de eenvoudigste middelen een uiterst aangrijpend en rauw beeld van het oneindige verdriet van zijn tante Fatmeh, wier zoon Hassan wordt vermist sinds zijn reis naar het door conflict geteisterde Syrië. Haar verdere leven lijdt zij onder zijn verdwijning, zonder ooit de hoop op te geven. En dan is er Leïla, die haar Abbas wél terugziet maar eeuwig bang blijft voor nieuwe gevaren.
Op een kaal toneel, enkel ‘versierd’ met een paar in hoogte verschillende plateaus, wordt zo het verhaal verteld van alle moeders in Libanon, jarenlang verscheurd door burgeroorlog, bedreigd door aanvallen vanuit Israël, zuchtend onder de druk van buurland Syrië. Bij aanvang roept zangeres Hala Omran een opperwezen aan in een rituele smeekbede. Zij vertelt het verhaal van Hassan en Leïla en hun zoons dat langzaam in muziek, zang en beweging tot leven komt.
Het spel van Ali Hout en Abed Kobeissy (percussie en buzuq) creëert een striemende en galmende sfeer waarin traditie en rock samenkomen, terwijl in prachtig meanderende Arabische liederen de oneindige pijn klinkt van de vrouwen die onuitroeibare hoop en verstikkende vrees in hun lichamen meedragen. Chahrour laat de verhalen van Leïla en de (inmiddels overleden) Fatmeh door elkaar lopen, waardoor hun individuele pijn de pijn van alle vrouwen wordt – en waardoor deze voorstelling niet los kan worden gezien van alle verschrikkingen in het Midden-Oosten. Als Leïla/Fatmeh haar wanhoop met wijd opengesperde mond uitkermt, wordt iets van de pijn van de Gazanen voelbaar.
Bij al dat verdriet zijn er kleine sprankjes van hoop, hoop die als bekend het laatste is dat sterft. De dans van Leïla en haar zoon Abbas drukt veerkracht en, toch, vreugde uit. Aangrijpend, maar zacht en vertroostend is het slotlied, een opname van Fatmeh en Hassan die samen het oudst bekende Soemerische slaapliedje zingen. Chahrours eerbetoon aan krachtige moeders is een voorstelling om stil van te worden.
Op het toneel van het Wilminktheater in Enschede verfraaien tientallen gouden lijsten het achterdoek. Een lange tafel daalt van het plafond af naar beneden en een bediende begint deze te dekken, terwijl de familie Ritsaert, eigenaar van een textielfabriek, hun welvaart op vrolijke toon bezingt: „Wij plukken onze vruchten/ in de nieuwe Gouden Eeuw!” Het tafereel wordt verstoord door priester Alphons Ariëns, die langs het publiek de zaal inrent. Hij is zojuist bij de arbeiders geweest en komt verhaal halen. Hoe kon het dat die dag negen mannen werden ontslagen?
De arbeiders spelen gelijktijdig hun verhaal op een geheel andere locatie. In musical Door Het Stof rent priester Ariëns in de rol van bemiddelaar tussen het Wilminktheater en het Muziekcentrum in Enschede in een poging de kloof tussen Arm en Rijk te dichten.
„Bij de try-out kwam Danny Westerweel, die priester Ariëns speelt, hijgend binnen, maar dat voegde juist veel toe aan de scène”, zegt Anne de Blok, regisseur van deel Arm. De musical, over de Enschedese textielindustrie in de 19de eeuw, speelt zich af gedurende één avond. Het publiek wordt in tweeën gesplitst: de ene groep begint bij Arm en de andere bij Rijk. Na de pauze verplaatst het publiek zich in een stoet van de ene naar de andere locatie. In deel Rijk zit je op de fluwelen stoelen van het Wilminktheater; in deel Arm mag je plaatsnemen op een plastic stoel in het Muziekcentrum. Nu zie je de voorstelling opnieuw, maar dan vanaf de andere kant.
Het deel Rijk, waarvoor Daniël van Klaveren de regie op zich nam, gaat over het familiediner van de familie Ritsaert. Terwijl de familie de verloving van hun jongste zoon Karel met Jenne viert, komen de arbeiders in Arm de gevolgen van een opstoot in de fabriek onder ogen. Priester Ariëns heeft een dubbele rol en probeert de boel te sussen, maar stookt onbedoeld de arbeiders verder op. De familie Ritsaert wil de opstand zo snel mogelijk indammen, maar onderling heerst onrust. Want deze musical over kansenongelijkheid heeft ook een romantische draad: zoon Karel wil helemaal niet met Jenne trouwen, maar is smoorverliefd op Saar, wier vader een van de fabrieksmannen is die eruit gegooid is door Karels familie.
V.l.n.r. Bette (Ellen Pieters), weduwnaar Bats (Han Oldigs), Saar (Julia Lammerts) en priester Alphons Ariëns (Danny Westerweel), in ‘Door Het Stof’.
Laus Steenbeeke als textielbaron Jan Ritsaert, in ‘Door Het Stof’.
Foto’s Willem van Walderveen
700 jaar Enschede
Het stuk, een co-productie van onder andere Theater Producties Twente, Wilminktheater en Muziekcentrum Enschede, de Nederlandse Reisopera en Theater Sonnevanck, wordt opgevoerd ter ere van de 700ste verjaardag van Enschede. De voorstelling is een fictief verhaal, maar heeft wel sterke wortels in de lokale geschiedenis. Met dank aan de textielfabrieken kon Enschede flink groeien in de negentiende eeuw. De textielbaronnen zorgden voor werkgelegenheid, legden een spoorlijn aan en bouwden een volkspark. Tegelijkertijd zijn de arbeidsomstandigheden erbarmelijk: mensen werkten zes dagen per week, twaalf uur per dag in onveilige situaties.
Het dubbele perspectief is gekozen om beide verhalen helder te laten zien, vertelt De Blok. Bovendien nodigt de verplaatsing van het ene podium naar het andere uit tot reflectie. Van Klaveren zegt daarover: „We willen dat je meeleeft met de arbeiders, maar dat je ook kan geloven dat de textielbaronnen het beste voor hadden met de arbeiders.”
In de derde akte is er een gezamenlijke ontknoping in het Muziekcentrum waar alle sleutelfiguren samen op het podium verschijnen.
De twee delen sluiten nauw op elkaar aan. Dat vereiste veel communicatie tussen De Blok en Van Klaveren die elk een deel van de regie voor zich namen. Toch werkten De Blok en Van Klaveren ook apart: “Rijk is erg gestileerd, met veel zwart-wit, gouden lijsten en een precieze tafeldekking.” Het arme perspectief omschrijft De Blok als een ‘georganiseerde chaos’ met juten zakken en barren gemaakt van weefgetouwen.
Logistieke puzzel
Het dubbele perspectief is een logistieke puzzel. Wel vijf acteurs verschijnen in beide delen. Met spoorboekjes en excelsheets hielden ze het overzicht. „Dan is die hier, dan is die weer daar”, vertelt van Klaveren, „maar we hebben het nu onder controle.”
Door de historische context kan de productie op betrokkenheid rekenen van de lokale gemeenschap: „Het ensemble bestaat uit acteurs uit de buurt. Die mensen weten veel over Enschede. Dat maakt het bijzonder”, vertelt De Blok. Maar de musical is ook interessant voor mensen buiten Twente, zegt De Blok: „Het raakt je, omdat we de thematiek breder trekken.”
Dat gebeurt vooral in de derde akte, wanneer Ariëns reflecteert op zijn handelen. „Het stuk gaat uiteindelijk over economische ongelijkheid. Dat resoneert met de tijd van nu”, zegt Van Klaveren. Door Het Stof is daarmee niet alleen een theaterervaring, maar ook een uitnodiging om vanuit meerdere perspectieven na te denken over kansenongelijkheid van toen én nu.
Koops (Remco Sietsema, midden vooraan) en het ‘arme’ ensemble, in ‘Door Het Stof’.