Aan sportvrouwen geven ‘wat ze verdienen’. Maar hóé dan?

Nu sommige vrouwensporten aan populariteit winnen, komt er meer kritiek op de exorbitante salarisverschillen met mannelijke sporters. Maar hoe dicht je de inkomenskloof en waarom is er zo weinig onderzoek naar gedaan?


Foto Ethan Miller/Getty Images/AFP

Het was best een gewaagd bericht van Joe Biden op X, vorige maand. ‘Vrouwen in de sport blijven grenzen verleggen en ons allemaal inspireren’, schreef de Amerikaanse president. ‘Maar ook als je als vrouw de beste bent, krijg je op dit moment niet wat je toekomt. Het wordt tijd dat we onze dochters dezelfde kansen geven als onze zonen en zorgen dat vrouwen krijgen wat ze verdienen.’

Gelijke betaling in topsport ligt zo mogelijk nog gevoeliger dan gelijke betaling op de werkvloer. Kijk naar de reacties onder Bidens bericht. ‘Hoe kan je verwachten dat vrouwen meer verdienen als ze geen geld genereren’, schreef de een. ‘Betuttelende liefdadigheid’, de ander. ‘De vrije markt bepaalt wat vrouwen waard zijn’, weer een ander.

Veel Amerikanen zijn boos dat Biden transgenderstudenten meer keuzevrijheid wil geven – lees: het recht in vrouwenteams te worden opgenomen – via aangepaste wetgeving. Dat wordt gebruikt om zijn pleidooi voor gelijke betaling te ridiculiseren. Hoe kan hij enerzijds betere betaling voor vrouwelijke sporters eisen en anderzijds de vrouwensport te gronde richten door de deur wagenwijd open te zetten voor ‘biologische mannen’?

Het viel me tegen hoe weinig onderzoek er is gedaan naar de inkomenskloof in de sportwereld. Per land of per sport kom je wel eens wat tegen, maar ik mis een breed overzicht. „Dat komt”, zegt sporteconoom Thomas Peeters, „doordat economen de kloof in de top van het bedrijfsleven vaak interessanter vinden dan de kloof in topsport, maar óók doordat vrouwensport commercieel gezien zo klein is gehouden dat er niet genoeg data zijn.”

Jammer, want je wil toch weten hoe groot die kloof in de sport is in vergelijking met andere beroepen. Lopen rugbyspeelsters veel meer achter op hun mannelijke collega’s dan bijvoorbeeld vrachtwagenchauffeurs? Weekblad Time ontwikkelde een paar jaar geleden een ‘interactieve calculator’. Je vult je sekse, leeftijd en beroep in en ziet in één oogopslag hoeveel meer of minder je zou verdienen als je een ander geslacht had gehad.

Was ik een Amerikaanse, mannelijke journalist geweest, dan zou ik 61 procent meer hebben verdiend dan mijn vrouwelijke collega. Zo’n cijfer is confronterend, maar valt in het niet bij het percentage dat een mannelijke profsporter van 33 in de Verenigde Staten meer verdient dan een vrouwelijke: 162. Meer onderzoek naar de inkomenskloof bij topsporters is geen overbodige luxe. Een overkoepelend orgaan als het Internationaal Olympisch Comité – dat zich hardmaakte voor numerieke gendergelijkheid op de Spelen – zou daarin het voortouw kunnen nemen.

De discussie over gelijke betaling in de sport is in de VS nieuw leven ingeblazen door de populariteit van het vrouwenbasketbal. Met name Caitlin Clark (ik schreef op deze plek al eerder over haar) rijgt de successen aaneen. Ze geldt als een van de beste basketbalsters ter wereld en houdt miljoenen Amerikanen aan de tv gekluisterd met haar sportieve acties, die volgens sommigen niet onderdoen voor die van haar mannelijke collega’s.

Clark sloot onlangs een contract met Nike. Volgens Amerikaanse media ontvangt ze de komende acht jaar omgerekend 26 miljoen euro. Het zegt iets over haar status en kwaliteit. Hoe kan het, vragen fans zich af, dat ze bij haar nieuwe club, Indiana Fever, ‘slechts’ drie ton in vier jaar verdient, terwijl de meest gewilde, jonge mannelijke basketballer, Victor Wembanyama, in dezelfde periode ruim 50 miljoen incasseert? Ook in Europa zijn de verschillen groot. Voetbalster Sam Kerr verdient naar verluidt 486.000 euro per jaar in de Engelse competitie, haar mannelijke collega Kevin De Bruyne ruim 23 miljoen.

Volgens Thomas Peeters kom je niet meer weg met het argument dat er veel grotere bedragen omgaan in mannensport dan vrouwensport. Door de bank genomen is dat zo, zegt hij, maar in mannensport wordt al decennia veel geld gepompt en in vrouwensport is dat nog een novum. „Neem het voetbal. Qua aandacht en organisatie zit het vrouwenvoetbal nu op het punt waar de mannen midden jaren negentig zaten. Vrouwen zijn lang uitgesloten van sporten, waardoor zij niet dezelfde ontwikkeling konden doormaken als mannen.”

Peeters gaat ook niet mee in de redenering dat mannen verder gooien en hoger springen en dat hun sportieve verrichtingen daardoor aantrekkelijker zijn en beter bekeken worden. „In sporten waar goed wordt nagedacht over hoe je toernooien aantrekkelijk in beeld brengt, hoe je ergens een campagne omheen bouwt, zoals tennis en de Amerikaanse college-sporten, zie je dat die kloof snel kleiner wordt.”

Er zijn ook sportbonden en sportclubs die niet willen wachten op hogere kijkcijfers, meer investeringen, meer sponsoren en grotere bezoekersaantallen. Daarmee vertraag je de ontwikkeling van de vrouwensport, is de gedachte, en loop je het risico dat speelsters voortijdig afhaken. Ze zijn zich er óók van bewust dat gendergelijkheid voor grote sponsoren tegenwoordig geen pre meer is, maar een eis. Of zoals manager vrouwenvoetbal Daphne Koster vorige maand in NRC zei: „Als de vrouwen bij Ajax wegvallen, zal geen sponsor meer bij de club willen aanhaken.”

Noorwegen zou je in dit opzicht als gidsland kunnen zien. De Noorse voetbalbond besloot al in 2017 om de vergoeding bij interlandverplichtingen gelijk te trekken. De mannen stonden een deel van hun inkomsten uit commerciële activiteiten af aan de vrouwen. De totale pot voor de vrouwen ging van 330.000 euro naar zo’n 640.000 euro. ‘Jullie gaan het misschien niet merken in jullie maandsalarissen, en misschien was dit wel een logische stap, maar dit betekent heel veel voor ons’, bedankte aanvoerster Caroline Graham Hansen haar mannelijke collega’s op Instagram.

Mannelijke sporters zijn niet verantwoordelijk voor de achterstelling van vrouwensport, vindt Peeters. Als ze al iets afstaan, zou dat op vrijwillige basis moeten zijn. Wel kun je volgens hem een moreel beroep op sportbonden doen: na járenlange investeringen in mannensport, wordt het nu tijd voor de vrouwen. „Maar verwacht niet dat die kloof met een jaar of vijf is gedicht”, waarschuwt sporteconoom Thomas Peeters. „Deze inhaalslag gaat nog heel lang duren.”