‘Vandaag gaan we UP’

Maartje Wortel Maartje Wortel (41) schreef de musical Ground Floor, die afgelopen weekend in première ging. Bij de première zat ze vooraan, maar dat bleek not done. „ Als de acteurs het podium opkomen maakt de schaamte godzijdank plaats voor trots.”

Maartje Wortel op de avond van de premiere van Ground Floor.
Maartje Wortel op de avond van de premiere van Ground Floor. Foto Andreas Terlaak

Dinsdag 16 januari

Pijnvermijdend

Je moet up/ ja/ snap je?/ ja/ altijd omhoog/ wat je ook doet/ ja/ omhoog/ ja/ of weg gewoon/ omhoog of weg (Uit: Ground Floor)

Op mijn scherm verschijnt een foto van Sharon van Rouwendaal, Olympisch kampioen op de 10 kilometer open water, ze staat in een oranje kliko die gevuld is met ijsblokjes. Op de kliko staat het woord UP. Vorige week zag ik een huis te koop staan door UP makelaars en vandaag tijdens mijn eigen zwemtraining zei de trainer: „Vandaag gaan we UP.” Tijdens al deze situaties hoor ik de compositie die Annelinde Bruijs maakte van mijn tekst waarin het woord up nogal vaak voorkomt.

Uitgangspunt van Ground Floor was in eerste instantie De palliatieve maatschappij van de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han, zowel de regisseurs Suze Milius en Marijn Alexander de Jong als componist Annelinde Bruijs hadden dat boek gelezen. Han stelt dat de huidige westerse maatschappij meent recht te hebben op een zo pijnloos mogelijk bestaan, waardoor we niet in staat zijn tot veranderen, want veranderen doet nou eenmaal pijn. Kortom: we zijn (pijn)vermijdend.

Toen ik door de drie makers gevraagd werd de tekst voor hun doorgecomponeerde musical te schrijven en dus ook het boek van Han las, dacht ik direct aan één van mijn beste vrienden. Ik stuurde volgens haar te vaak deprimerende nieuwsartikelen, achtergronden en verhalen door. Meestal door mij voorzien van het commentaar: „We gaan down.” De vriendin zei: „Prima dat je die artikelen doorstuurt, maar ik ben van mezelf al niet al te vrolijk. Het woord down gaat mij niet verder helpen.” Ze zei dat ze me goed genoeg kende om te weten dat ik niet zou stoppen met het sturen van slecht nieuws, maar ze vroeg me het woord down te vervangen door het woord up, dat haar dat al zou helpen. Ik vond dit een prachtige poëtische manier van cognitieve dissonantie.

Woensdag 17 januari

Groepsreis

Dat je altijd doet alsof iets een keuze is/ terwijl de meeste dingen toevallig gebeuren

Ik ken geen enkele plek waar zo nauwkeurig vooruit gepland wordt als in het theater. Voor je überhaupt een idee hebt wat je gaat doen is er een titel, een affiche, een verkooptekst, boekingen, een speellijst. Wat dat aangaat is het net een goed georganiseerde groepsreis. Gelukkig kan je organiseren wat je wil, bij aankomst blijkt het hotel er toch anders uit te zien dan in de folder.

Als ik in mijn eentje een boek schrijf, maak ik eerst de reis, dan pas de folder. In het theater lijkt het omgekeerd, daar begint alles gekaderd, vanuit daar start de zoektocht naar vrijheid. Iedereen die mee op reis gaat, voegt bovendien iets noodzakelijks toe aan het uiteindelijke verhaal. Het is zoals de zwemtraining van vandaag, waar we estafette zwommen. De tijd op het bord is van ons samen. Nu heb ik theater met zowel een groepsreis als een estafette vergeleken, maar wat ik wil zeggen is dat ik nooit meer achteloos naar een decor, het licht, kostuums, of zelfs naar de theaterzaal zal kijken.

Maartje Wortel loopt na hapje eten samen haar partner Femke Heemskerk naar de premiere van Ground Floor. Foto Andreas Terlaak

Donderdag 18 januari

Stollend ei

Dat iedereen vertrekt behalve jij, jij niet./ Dat je hoopt: het ligt niet aan mij./ Aan mij ligt het niet.

Terwijl iedereen hard aan het werk is in Rotterdam voor de try-out van vanavond, voel ik me nutteloos. Alsof ik, nadat ik de volgende zwemmer heb aangetikt, het zwembad heb verlaten. De dag heb ik lezend (Renata Adler) en wachtend doorgebracht, al wist ik niet waarop. Een ei gebakken en bekeken hoe mooi een ei stolt. Toen begreep ik dat wachten soms zin heeft.

Vrijdag 19 januari

Steen

Soms sta je aan de rand van een zwembad/ en ineens weet je niet meer zeker of je erin wil

Vandaag komen de sporen van alle makers weer samen. Première. Met vrienden eten in Rotterdam. Ondertussen begin ik steeds meer op een steen te lijken. Van een mens die kan kijken en luisteren en voelen, word ik iemand die enkel registreert. Ik weet ook wel dat een steen voor zover bekend is niets kan registreren, maar ik ben een mens die een steen wordt, dat is het verschil.

Eenmaal in het theater ga ik per ongeluk vooraan zitten. Dat is schijnbaar niet alleen not done (hoor ik later), het is ook een heel slecht idee. Ik heb de ogen van de anderen onderschat. Als ik een roman schrijf ga ik niet naast de lezer zitten, nu voel ik hoe iedereen bekijkt en beoordeelt wat wij gemaakt hebben. Ik word overvallen door existentiële schaamte. Als de acteurs (Annelinde Bruijs, Silyan El Kattabi, Saskia Mees, Reinout Scholten van Aschat, Romy Vreden en Hélène Vrijdag) het podium opkomen maakt de schaamte godzijdank plaats voor trots. De acteurs zijn nu degenen die Ground Floor dragen. De musical stelt onder andere de vraag: durf je deel te nemen aan het leven? Ook als dat betekent dat je eraan gaat? (Dan maar op de eerste rij: why not?)

Maartje Wortel deelt achter de schermen bij de premiere van Ground Floor lippenbalsum uit aan regisseurs Suze Milius, Marijn Alexander de Jong en Annelinde Bruijs (componist, zangeres en actrice). Foto Andreas Terlaak

Zondag 21 januari

Life imitates Art

It’s a joy to be hidden/ but a disaster not to be found

De eerste recensie (NRC) komt online binnen. Ground Floor is „een onconventionele musical, die nog wel even nazingt tussen je slapen.” Mooie aanbeveling. Het enige wat ooit tussen mijn slapen nazingt is liefde of oorlog. Toch zegt de recensent ook dat „door de veelheid aan fictieve ervaringen de voorstelling bij vlagen taai is.” Interessant. Is theater niet vrijwel altijd fictief? En wil die fictie wellicht iets vertellen over de werkelijkheid? Oscar Wilde schreef: „Het leven imiteert kunst veel meer dan dat kunst het leven imiteert.”

’s Avonds rijden mijn vriendin en ik via een pikdonkere weg naar een vriend in Buren. De koplampen van de auto beschijnen het asfalt, alsof ze op zoek zijn naar iets. Maar alles wat in het zicht verschijnt is steeds een nieuwe bocht.

Maandag 22 januari

UP

Nog voor je begint te krijsen/ behoor je tot de gehele mensheid/ als groep

Dit cultuurdagboek had ik ook kunnen gebruiken om grote problemen aan te kaarten. Dat ik het zo zou opschrijven dat u snapt dat er onmiddellijk iets moet gebeuren om niet neer te gaan. Dat we dat samen moeten doen, als groep. In mijn eentje kom ik vrees ik teleurstellend genoeg even niet verder dan: UP. Misschien helpt het.