‘The Greatest Night In Pop’: samengebald sterrenstof, chaos en een wereldhit voor het goede doel

Eigenlijk is het een matig liedje, ‘We are the World’ uit 1985. Gelegenheidskoor USA for Africa maakte de hit om geld in te zamelen voor de hongersnood in Ethiopië. Een slappe meezinger met een neokoloniale tekst. Maar het had wel een grote impact: het project haalde zo’n zestig miljoen dollar op voor diverse goede doelen in Afrika. Het zorgde ervoor dat popmusici zich openlijk gingen inzetten voor goede doelen en politieke kwesties – een direct gevolg was het Live Aid concert in de zomer van dat jaar. En het bracht musici uit de zwarte en de witte wereld samen.

Maar daar gaat The Greatest Night in Pop niet over. De vermakelijke Netflix-documentaire richt zich vooral op de anekdotes over de opnames die vooral werken omdat ze over bekende mensen gaan. Regisseur Bao Nguyen is gefascineerd door de samengebalde sterrenstof van 42 beroemde popzangers in één ruimte gedurende één januari-nacht in Los Angeles. Iedereen was er. Veteranen als Harry Belafonte, hedendaagse helden als Bruce Springsteen, en ook sterren die vast zijn blijven zitten in de jaren tachtig, als Kim Carnes en Steve Perry van Journey. Het doet denken aan A Great Day in Harlem uit 1958, de beroemde groepsfoto van 57 jazzlegendes. De aanleiding was de kersthit van 1984, ‘Do they Know it’s Christmas?’ van Band Aid, een groep Britse popsterren onder leiding van Bob Geldof. Daar moest een Amerikaanse evenknie van komen. Michael Jackson en Lionel Richie schreven een lied, producer Quincy Jones maakte het arrangement en leidde de opnames.

Richie blijkt in de documentaire de ideale verteller. Zo vertelt hij over zijn bezoek aan Neverland, het landgoed van Michael Jackson. Die wil hem graag voorstellen aan zijn chimpansee Bubbles, maar Richie wil geen aap op schoot. In de keuken ruziën twee andere huisdieren: de hond is jaloers op de beo omdat die kan praten. Het componeren wordt verder verstoord door Jacksons ontsnapte boa constrictor Muscles, die volgens de gastheer ook graag Richie wilde ontmoeten. Richie was doodsbang: „Ik heb horrorfilms gezien, die lopen niet goed af voor de brother.”

De eerste vraag van de documentaire is: hoe krijg je al die sterren bij elkaar? Dat had veel te maken met de status van componist Michael Jackson, op dat moment op het hoogtepunt van zijn carrière met 125 miljoen verkochte albums. Met hem wilde iedereen wel werken. Verder hadden de initiatiefnemers bedacht om de opname pal na de uitreiking van de AMA-muziekprijzen te houden zodat de meeste artiesten toch al in de buurt waren.

https://youtu.be/MD3oU1gowu4?si=wBJb4mJb6mRO7lVD

Kibbelen en keten

Een van de aanwezigen beschrijft het als de eerste dag van een kleuterklas met Quincy Jones als de begrijpende meester die soms zijn geduld verloor. En Lionel Richie als de sfeermaker die rondliep om brandjes te blussen. Eerst verlegenheid, dan kibbelen, giechelen, keten. Ray Charles moest plassen, Stevie Wonder, ook blind, liet wel even zien waar de wc was. Zangeres en percussionist Sheila E. zat achter in de klas urenlang te wachten op haar solo die nooit kwam. Langzaam begon ze te vermoeden dat zij alleen maar mocht meespelen om haar vriendje Prince te lokken. Prince kwam niet.

Al Jarreau was te dronken om zijn halve zin te zingen. Stevie Wonder stelde voor om in het Swahili te zingen, waarna countryzanger Waylon Jennings boos wegliep en iemand anders aan Wonder vertelde dat de mensen in Ethiopië geen Swahili spreken. Bovendien was het liedje niet bedoeld voor Ethiopiërs, zo legde Bob Geldof uit, maar voor Amerikanen die hun portemonnee moesten trekken. Ook geestig is het moment dat Cyndi Lauper haar prachtige schreeuw steeds over moest doen omdat er ruis op de lijn zat. Volgens de technicus klonk het alsof er twee mensen doorheen telefoneerden. Na enig speurwerk bleken het haar rinkelende armbanden, oorbellen en kettingen te zijn. Sowieso fantastisch om al die geweldige stemmen ongefilterd en geïsoleerd te horen. Veel beter dan op de plaat. Vaak beter ook dan op hun eigen platen uit die tijd. In die zin is de documentaire een onbedoelde aanklacht tegen de jarentachtigproducties.

Bob Dylan keek vrijwel de hele nacht benauwd en afwezig. Hij was op zijn ongemak in gezelschap, legt de documentaire uit, en hij was geen begaafde zanger zoals andere aanwezigen. Het kwam pas goed toen alle anderen even uit de klas gingen en Stevie Wonder aan de piano een treffende Bob Dylan-imitatie deed, die de echte Dylan dan weer kon nazingen. Dylan schraapte zijn keel en mompelde wat, waarna hij een plakplaatje kreeg van de meester, voor de moeite.