‘McBeauty’, ‘honey’, ‘hoer’. Waarom de reacties van onbekende mannen op straat mijn woede opwekken

  20/08/2023
HEY HONEY, HEY SEXY. […] NO WORRIES.
ONE DAY, YOU WILL BE OLD AND UGLY

Meestal loop ik door als het gebeurt. Zo heb ik het geleerd: negeren werkt het best. Geen aandacht aan schenken. Geen woorden, geen glimlach, geen oogcontact, want straks wek je nog de verkeerde indruk, straks lok je nog iets uit. Dus: blik vooruit en doorlopen.

Op zondag 20 augustus ben ik aanvankelijk niet van plan om van die strategie af te wijken. Zwetend baan ik me tegen het eind van de dag een weg over het Rokin, door hordes Amsterdammers, dagjesmensen en toeristen, langs grote advertenties van de gemeente. Die voert campagne tegen seksuele intimidatie. Op de posters die door de stad hangen staan mannen op straat afgebeeld, die hun vlakke hand streng voor zich uit houden. ‘Stop!’, is het bijschrift. En dan: ‘Als zij dat niet wil’.

Op de brug naar het Waterlooplein blijft een paar meter voor mij een man stilstaan: een lang figuur in een felrood shirt. In het Engels roept hij me dingen toe die ik niet van hem wil horen. „Hey honey”, lacht de man, „hey sexy.” Geen woorden waar je niet op voorbereid bent als je in een zomerjurk door de stad loopt. Ik ben dan ook van plan om stoïcijns door te stampen op mijn blokhakken, zoals ik gewoon ben te doen, wanneer ik plotseling de telefoon opmerk die hij met beide handen voor zich uit houdt. En ik besef: deze man filmt mij.

Hij houdt zijn telefoon op mij gericht tot ik voorbijgelopen ben en hij de rest van zijn omgeving begint te filmen. Uit de flarden die ik opvang, maak ik op dat hij voor een onbekend publiek luidruchtig verslag doet van al het moois dat Amsterdam te bieden heeft. Misschien is hij een vlogger.

Een eindje verderop blijf ik stilstaan om het voorval vast te leggen in de notities op mijn telefoon. Op een veilige afstand, denk ik – tot ik het geratel van de man weer onaangenaam dichtbij hoor komen. „Ah, daar ben je weer”, jubelt hij, en hij praat nog wat door over zijn visie op vrouwelijk schoon. En dan, vlak voor hij eindelijk doorloopt, zegt hij: „Geen zorgen. Op een dag zul je oud en lelijk zijn.”

?/?/2009
WIEGEN MET DIE KONTJES

„Op een dag zul je oud en lelijk zijn” is een van de laatste zinnen die ik afgelopen zomer heb genoteerd, in een poging iedere reactie vast te leggen die ik op straat bij onbekende mannen schijn uit te lokken door simpelweg te bestaan. Catcalling, wordt het ook wel genoemd: de opmerkingen en gebaren die voornamelijk vrouwen (en veel lhbtq’ers) naar hun hoofd krijgen in de openbare ruimte. Doorgaans zijn die opmerkingen afkomstig van mannen die ze niet kennen en hebben ze betrekking op hun uiterlijk.

Uit onderzoek in grote steden blijkt telkens weer dat de meerderheid van de jonge vrouwen met ongewenste aandacht op straat te maken krijgt. In maart nog maakte de Amsterdamse Dienst Onderzoek & Statistiek bekend dat in de hoofdstad bijna driekwart van de meisjes en vrouwen tussen de 15 en 34 het afgelopen jaar te maken had gehad met straatintimidatie.

Deze zomer wilde ik een overzicht maken, een herinnering voor later aan hoe het was om als jonge vrouw over straat te lopen. Als witte cis-vrouw, zal ik daaraan toevoegen, want wie bijvoorbeeld trans is of van kleur, zal waarschijnlijk de nodige aanvullingen hebben op mijn lijstje.

Vaak zou ik willen dat ik eerder was begonnen aan zo’n lijst. Mijn eerste duidelijke herinnering aan een naroeper voert terug naar toen ik dertien jaar was en met een groepje vriendinnen door Amsterdam liep tijdens een schooluitje. Meer kind dan vrouw was ik toen, met een lichtroze Eastpak en een schoolagenda vol glitterstickers, en afgezien van de kleur van onze rugzakken gold voor mijn vriendinnen hetzelfde. Een man van middelbare leeftijd zag ons die middag lopen en riep goedkeurend: „Wiegen met die kontjes.” En wij keken verbaasd om en liepen daarna hard door, ongemakkelijk giechelend om wat ons net was overkomen.

Wat zijn opmerking had losgemaakt, liet zich niet zo makkelijk omschrijven. Het was een viespeuk, die man, daar waren we het zonder meer over eens. Maar er hing nog een ander sentiment in de lucht – iets wat ik toen niet zou hebben kunnen of durven uitspreken, en iets waarmee ik nu nog steeds worstel om het genuanceerd op papier te krijgen.

Tegen de tijd dat we meisjes van dertien waren, hadden we in oude Disneyfilms gezien hoe prinsen vrouwen achternaholden die ze net waren tegengekomen, omdat één blik genoeg was om te weten dat die schoonheid hun toekomstige bruid moest worden. We hadden in Bridget Jones’ Diary gezien hoe Bridget quasi-geschokt reageerde op de opmerkingen van haar knappe baas over haar decolleté en achterwerk. We hadden in Legally Blonde gezien hoe Elle op straat werd nagefloten en reageerde met een ontsteld „I object”.

De regels voor wanneer ongevraagde aandacht van mannen romantisch, sexy of gewoonweg vies was, kregen we niet op school onderwezen. Dat was ook haast onmogelijk, zo zou ons al gauw duidelijk worden. De grens tussen gepast en ongepast bleek te grillig om in een paar heldere zinnen te vatten. Maar een aantal dingen hadden de vrouwen die in films, series, muziekvideo’s en boeken werden nageroepen, -gestaard en -gefloten wel gemeen: ze waren mooi en jong. Ze waren gewild.

Dus toen we de leeftijd bereikten waarop sommigen van ons plots werden nagefloten door bouwvakkers of geschuurd werden op feestjes, was onze reactie tweeledig. Wie mikpunt was geworden van zulk soort ongevraagde aandacht, vertelde haar verhaal met gepaste afschuw na. Maar in die afschuw viel soms ook een zweem van trots te bespeuren, een onuitgesproken: mijn aantrekkingskracht is erkend. En voor de vriendinnen die het verhaal aanhoorden wilde medeleven zich nog wel eens vermengen met afgunst. Niemand van ons wilde ook maar iets te maken hebben met zo’n vies mannetje. Maar als enige geen aandacht krijgen kon eveneens vernederend zijn. Er was altijd die overrompelende tienerangst om anders te zijn, niet goed genoeg, minder gewenst dan de rest.

Als dertienjarige walgde ik van de wiegende kontjes-opmerking, zoals ik dat nu nog steeds doe wanneer ik terugdenk aan de man die minstens dertig jaar ouder moet zijn geweest dan het clubje halfbakken tieners dat hij toen nariep.

Maar met de opmerking was er ook iets aan mij veranderd. Ik was ingewijd. Ik was een jonge, gewilde vrouw.

05/05/2023
ALS JIJ EEN ITEM OP HET MENU VAN MCDONALDS WAS,
DAN WAS JE DE MCBEAUTY

20/07/2023
LOOK AT THAT BEAUTIFUL ASS

Er vond een vreemde kanteling plaats in mijn dertienjarige hoofd. Ik begon mezelf te bekijken vanuit de ogen van buitenstaanders, die schijnbaar de autoriteit hadden om mij het stempel ‘mag er zijn’ toe te bedelen – en dat stempel (zo vreesde ik) ook ieder moment weer van me af konden pakken. Ik werd me onuitstaanbaar bewust van mijn lichaam en elke zichtbare keuze die ik erover maakte. Waren de haren onder mijn oksels onvrouwelijk? Waren mijn benen te dik, mijn borsten te klein? Was mijn korte rok gewaagd? Was mijn lange rok preuts? Trok ik te veel aandacht met rode lippenstift? Zag ik er saai uit zonder? De meningen van hypothetische voorbijgangers werden belangrijker dan mijn eigen antwoord op die vragen.

Over termen en theorieën om woorden te geven aan die worsteling, beschikte ik toen nog niet. Pas toen ik ging studeren maakte ik kennis met een instapniveau feminisme. Met semi-inspirerende quotes als: ‘Je bent het niemand verschuldigd om mooi te zijn’ (een citaat van lexicograaf, schrijver en modeblogger Erin McKean dat op sociale media ten onrechte werd toegeschreven aan de legendarische Vogue-hoofdredacteur Diana Vreeland). En concepten als de male gaze: het afbeelden van vrouwen vanuit het oogpunt van een stereotype heteroseksuele man. Daarmee krijgt de man de rol toebedeeld van de actieve kijker, en de vrouw die van het passieve bekekene.

De term werd aanvankelijk gebruikt in analyses van films, kunst en literatuur waarin vrouwen voornamelijk dienden als lustobject (mijn geliefde Disneyfilms verloren met ieder college dat ik volgde een stukje van hun aantrekkingskracht), maar werd al gauw breder getrokken. Je kon de male gaze zelfs internaliseren, leerde ik, en zo ook jezelf – en andere vrouwen – gaan bezien door de ogen van die stereotype heteroman.

De mannen lachen er vaak ook nog bij. Alsof ik doelwit ben van een grap die ik nooit helemaal zal begrijpen

Er is veel veranderd in de wereld van films, kunst en literatuur sinds 1975, toen filmwetenschapper Laura Mulvey de term introduceerde. De male gaze is niet weg, maar wordt wel openlijk ter discussie gesteld. De dertienjarige meisjes van nu kunnen in de bioscoop zien hoe America Ferrera in Barbie een monoloog houdt over hoe het „onmogelijk is om een vrouw te zijn”: „Ik ben er zo moe van om te zien hoe ikzelf en iedere andere vrouw zich in bochten wringt om leuk gevonden te worden.” En ze hebben boegbeelden als Billy Eilish, die in de liedtekst van Not My Responsibility reflecteert op haar keuze om tot voor kort standaard in oversized kleding de straat op te gaan: „Als ik draag wat comfortabel zit, ben ik geen vrouw. Als ik de lagen uittrek, ben ik een slet. Hoewel je mijn lichaam nooit hebt gezien, veroordeel je me er alsnog voor. Waarom?”

Ik vraag me geregeld af of de mannen die hardop onbekende vrouwen evalueren, nog altijd denken dat die vrouwen enkel bestaan voor hun kijkplezier. Sommige evaluaties die ik op straat te horen krijg, zijn net wat gemoedelijker en inventiever dan andere. „Als jij een item op het menu van McDonalds was, dan was je de McBeauty” – daar kan ik met een beetje goede wil nog wel om lachen. Meer dan om: „Moet je die mooie reet zien.”

Maar de creatieve en platte opmerkingen hebben allemaal gemeen dat ze inherent denigrerend zijn. Ik voel me vernederd wanneer wildvreemden erin slagen mijn aandacht op te eisen – soms zelfs om me stil te doen staan omdat ze pretenderen me iets te willen vragen – alleen maar om me vervolgens te reduceren tot mijn uiterlijk, dat aan allerlei tegenstrijdige verwachtingen moet voldoen. Ze lachen er vaak ook nog bij. Alsof ik altijd maar doelwit ben van een grap die ik nooit helemaal zal begrijpen.

08/07/2023
YOU WANNA TAKE A CAB TOGETHER?
COME ON, LET’S HAVE SOME FUN

06/06/2023
HOER

Radicale tweedegolfsfeministen, zoals Germaine Greer, formuleren dat graag nog wat harder: catcalling vloeit volgens hen direct voort uit misogynie. Er is een bepaald type man dat leeft in de overtuiging dat de wereld vol gulzige slettebakken in preutse vermommingen zit, schreef Greer op 31-jarige leeftijd in The Female Eunuch (1970). Dat is volgens haar wat dit type man ertoe beweegt om vrouwen te achtervolgen op straat, of ze „in het voorbijgaan obsceniteiten toe te fluisteren en te lachen om hun vernedering en verwarring, die hij opvat als bewijs dat ze schuldig zijn aan de geheime dierlijke verlangens waar hij op heeft gezinspeeld.”

Een flink deel van Greers gedachtengoed doet inmiddels behoorlijk verouderd aan – en bij vlagen ronduit problematisch, zoals de binaire man-vrouwopvattingen die ze er nog altijd op nahoudt en haar populair maken in transfobe kringen. Ook het afdoen van iedere catcall als onversneden vrouwenhaat lijkt me al te simpel. Toch speelt deze specifieke passage uit The Female Eunuch geregeld door mijn hoofd. Wanneer een man laat in de avond naast me komt lopen, bijvoorbeeld („Hoe heet je? Waar ga je heen?”), en blijft aandringen om samen een taxi te nemen. Om „plezier te hebben”. Op zulke momenten voel ik me eerder opgejaagd wild dan bewonderde vrouw , en ik kan me niet onttrekken aan het gevoel dat er inderdaad iets hatelijks van zo’n interactie afdruipt. Veel te vaak heb ik de afgelopen jaren vrienden gebeld na zo’n ervaring, en ze gevraagd om met me aan de lijn te blijven tot ik thuis was. Dat zijn de lessen die vrouwen aan elkaar overdragen: app als je thuis bent, niet in het donker door dat steegje.

En wanneer zo’n avond achter de rug is – zo’n avond waarop je uitnodigingen voor een nacht „plezier” pertinent hebt afgeslagen en omwegen naar huis hebt genomen om meer vreemden met dat soort verzoekjes uit de weg te gaan – dan ben je bij klaarlichte dag alsnog niet gevrijwaard van jonge jongens die je in het voorbijgaan overtuigd „hoer” naroepen.

07/07/2023
YOU’RE LOOKING BEAUTIFUL TODAY

07/07/2023
GOEIEMORGEN SCHAT.
NIET ZO BOOS KIJKEN

In de veertien jaar die zijn verstreken sinds mijn inwijding op het schooluitje, is er langzaam een woede bij me naar binnen geslopen die ik maar lastig te verteren vind. Het verlangen naar erkenning dat ik als dertienjarige zo sterk voelde, moet steeds meer voor die boosheid wijken. Het maakt dat ik me afvraag of ik over veertien jaar weer zo anders naar het fenomeen zal kijken. En of ik dan überhaupt nog gecatcalld zal worden. Zal ik het missen wanneer het stopt? Me niet langer jong en gewild voelen?

Ik denk aan de weemoed waarmee schrijfster Yvonne Kroonenberg in een column terugkeek op het moment dat ze met haar iets oudere zus over de Scheveningse boulevard flaneerde en voor het eerst werd nagefloten. „Twintig jaar duurde het fluiten”, schreef ze, „toen liep het af. Als er tegenwoordig nog naar me wordt gefloten, ga ik de stratenmaker, glazenwasser of bouwvakker in kwestie persoonlijk bedanken.”

Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen zo’n fluitje te omarmen als uiting van waardering. Bij sommige catcalls is dat helemaal niet zo’n vergezochte optie. Een welgemeend ‘je ziet er erg mooi uit vandaag’ van een man die daarna zonder verdere verwachtingen doorloopt, hoeft bijvoorbeeld echt niet zo verschrikkelijk te zijn wanneer je je na een uit de hand gelopen knipbeurt wat onzeker over straat beweegt. Ook ik word in zo’n geval soms nog overvallen door de geruststelling die ik als tiener voelde wanneer een vreemde zijn blijk van goedkeuring gaf.

Maar zelfs zo’n ogenschijnlijk onschuldige opmerking weet de laatste tijd de dikke bodem woede in mijn lijf te doen borrelen. Mijn blik is onherroepelijk gekleurd door alle ervaringen die ik, zoals zo veel vrouwen, sinds mijn tienertijd heb opgedaan: de denigrerende opmerkingen, het gesis, de achtervolgingen, de ongewenste aanrakingen. Ik ben er altijd op voorbereid dat een compliment omslaat in verwijten of verwachtingen. Ongeacht de inhoud heeft de catcall een altijd aanwezige, allesoverheersende ondertoon gekregen van dreiging en vernedering.

De posters bleven de hele zomer in de stad hangen. Ik las de tekst dagelijks: ‘Stop! Als zij dat niet wil.’ Vanaf de allereerste catcall heb ik geleerd mezelf door de ogen van de mannen die me nariepen te zien: als prooidier, als hoer, als niets meer dan een goed stel billen, als lelijke kwaaierd die net iets mooier zou zijn als ze wat meer zou lachen, als McBeauty met een beperkte houdbaarheidsdatum. Ik maak me klein als ik langs groepjes jongens of mannen loop, klein als onbekenden me aanspreken; opgetrokken schouders en ogen vol argwaan, altijd aan het gissen naar het beeld dat ze van me hebben en de verwachtingen die daarbij komen kijken.

Die geïnternaliseerde naroepersblik krijg ik er wellicht nooit helemaal uit. En dat maakt me boos.

20/08/2023
THIS WOMAN IS AGGRESSIVE!

Geen aandacht aan schenken. Niets uitlokken. Blik vooruit en doorlopen. Op zondag 20 augustus denk ik aan de dingen die ik van jongs af aan heb aangeleerd. En ik denk aan de man die mijn vernedering zojuist heeft vastgelegd met zijn telefoon, zonder aanleiding en zonder toestemming. Alsof het de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld is.

Mijn zwarte hakken stampen hard over de brug, zes grote stappen, klik-klak-klik-klak-klik-klak en ik sta achter hem. Ik tik hem op zijn schouder, verstoord kijkt hij om.

„Pardon”, zeg ik, „waar de fuck denk je dat je mee bezig bent?”

„Ah!”, schreeuwt de man. „Ah, waarom ben je agressief? Deze vrouw is agressief!”

„Waarom film je mij?”, vraag ik nog eens. Maar met zijn lange benen loopt hij hard door, namompelend over die afschuwelijke, agressieve vrouw die hem zomaar heeft belaagd.

„Hij filmde mij”, probeer ik uit te leggen aan een omstander die het schouwspel stilletjes heeft gadegeslagen. „Bizar”, knikt hij lijzig, en hij wendt zich gauw af. Ik sta alleen en woest om me heen kijkend op de brug. De filmer is vlug uit mijn blikveld gehold, met de beelden van mij in zijn broekzak.

Maar als hij het lef had gehad om me te woord te staan, dan had ik hem gezegd: stuur mij dat filmpje door. En wanneer ik dan ooit met een mengelmoes van opluchting en weemoed besef dat ik niet langer reacties uitlok door simpelweg te bestaan in het openbaar, dan zal ik ze terugkijken: de beelden van mijn jonge, boze, ziedende vrouwenkop, groot in het scherm, onbeschaamd en onbevreesd.

Ik zal er trots op zijn.