‘Je kan nog zo beroemd zijn, vaak gaat er toch iets verkeerd’, ziet zangpedagoog Margreet Honig

Margreet Honig

Foto Lars van den Brink

Interview

Zang Al veertig jaar is Margreet Honig als docent steun en toeverlaat van beroemde zangers van over de hele wereld. Nu geeft ze ook aankomende docenten les om een netwerk van zangdocenten te creëren. „De Margreet-Honig-methode bestaat niet.”

‘Aan deze tafel zitten ze dan.” Zangpedagoog Margreet Honig (1938) doelt op haar beroemde zangleerlingen als Elina Garança, Magdalena Kožená, Thomas Oliemans en Ian Bostridge. Van over de hele wereld komen de grootheden uit de zangwereld koffie drinken in het souterrain van Honigs imposante Amsterdamse huis.

En soms, al zijn dat niet per se genoemde personen, zitten zulke zangers in diepe crisis. „Het is ontroerend als je hard met iemand werkt en het gaat niet. Als iemand na jaren ineens zegt: ‘Ik kan het niet meer’. Ik ga geen namen noemen, maar vanmiddag komt er iemand die in zo’n situatie zit. Dat is dramatisch. Ik heb zulke dingen vaker meegemaakt, dan zitten ze te snikken met een kopje thee, en zeggen: ‘Ik geloof dat ik moet ophouden, ik kan het niet meer terugvinden.’ Dan gaan we aan de gang.”

Al veertig jaar is Honig Nederlands befaamdste zangpedagoog. Nog bijna elke dag geeft ze les, bij haar thuis of op masterclasses en in operastudio’s. Deze zomer geeft ze een zangweek in Frankrijk, met zangles en zen-meditatie. Ze doceert mensen aan het begin van hun carrière, of doorgewinterde zangers die dan bellen en vertellen dat ze de laatste bladzijde van hun rol niet kunnen zingen. „Dan zeg ik: kom dan gauw langs, dan redden we het wel.”

Behalve aan zangers geeft Honig nu ook les aan andere zangpedagogen. Ze oefenen op proefkonijnen, lezen boeken over zangtechniek. Nu ze halverwege de tachtig is, wil ze via haar stichting, de Margreet Honig Foundation, haar nalatenschap verzekeren: „Als ik straks geen les meer kan geven, kunnen zangers wel komen praten, maar kan ik niet meer goed horen wat ze doen. Daarvoor moet je een scherp gehoor hebben. Het is een fijn idee dat het werk wordt voortgezet door mensen die op een goede manier lesgeven. Met de stichting bouw ik een soort netwerk, een plek waar docenten met hun leerlingen kunnen komen, en aan andere docenten kunnen vragen: begrijp jij wat hier gebeurt?”

Kan je het leren, een goede zangdocent worden? Of is dat een kwaliteit die je van nature hebt? „Het tweede jaar zijn mijn cursisten absoluut betere leraren dan het eerste.” Ze probeert, legt ze uit, vooral hun intuïtie aan te wakkeren. Met dezelfde positieve insteek waarmee ze haar zangers benadert. „Ze worden soms zo ongeduldig tegenover zichzelf. ‘Ik moet beter lesgeven! Het duurt zo lang!’ Ja, het duurt altijd lang. Maar ik vind het leuk dat ik zelf zo sterk ben geworden dat ik tegen jongeren kan zeggen: ‘Je doet het fantastisch, doorzetten! Elke les die je geeft is een andere les.’ Dat is ook het moeilijke. Je kan nooit iedereen op dezelfde manier lesgeven.”

Er is, benadrukt ze, ook geen Margreet-Honig-methode. „Daar ben ik altijd bang voor geweest. Dat mensen van mijn leerlingen zouden zeggen: ‘Ah, dat is typisch Margreet Honig!’ Terwijl ik juist de unieke stem die zij hebben wil ontwikkelen.”

Slechte les

Hoe het kan dat ze dat zelf zo goed weet hoe ze les moet geven? Ze heeft eindeloos veel gelezen en zelfstudie gedaan toen haar eigen ontwikkeling als zangeres stagneerde. Dat kwam door misschien wel haar grootste leerschool: de slechte lessen die zij zelf kreeg, in een negatieve sfeer. „Goede leraren zijn vaak mensen die zelf veel problemen met les hebben gehad. Die kunnen zich alle ellende voorstellen. Als iemand zegt: ‘Als ik naar boven ga dan schiet mijn strottenhoofd omhoog’, dan weet ik precies hoe dat is.”

Maar behalve kennis van hoe de stem werkt, is het voor haar haast even belangrijk om te snappen hoe mensen psychologisch in elkaar steken. „Je moet het leuk vinden een ander iets te leren. Als je na ongeveer 25 minuten denkt: ‘Nou, pfff, kan ze het nog niet?’, dan kun je echt beter ophouden. En als je negatief bent, dan kan toch niemand rustig zingen?”

Het lastige aan zingen is wel, vertelt ze, dat er nooit een punt komt dat je klaar bent met leren, en precies weet hoe het moet. „Je kan nog zo beroemd zijn, vaak gaat er op een gegeven moment toch iets verkeerd. Je komt natuurlijk nooit bij een goed operahuis als je niet goed kan zingen. Maar er komt bij een productie zoveel kijken dat je je door de druk die er op je ligt, kan ‘verzingen’. Dat je te hard gaat zingen. Of je bent nauwelijks bij de ene productie klaar, en dan heb je één weekje om bij te komen en bam, wacht alweer het volgende huis. Als je dan niet technisch wéét wat je doet, ga je kapot.”

Aanmoediging

Daarom kan een zanger nooit louter op zijn intuïtie varen. „Ook de mensen met een enorm zangtalent niet, van wie men zegt: ‘Dat is een natuurstem!’ Dat gaat altijd fout. Op een gegeven moment moeten ze te veel moeilijke dingen doen. Dan krijgen ze een kuch, een pijn in hun nek, en denken ze: ‘Wat is dit?’”

Toegeven dat iets een keer niet lukt, is niet makkelijk in de zangwereld, zeker niet voor zangers die al op grote podia staan. Ze worden te veel onder druk gezet, vindt Honig, die met eindeloos positieve aanmoediging probeert haar leerlingen weerbaarder te maken. „Het is een onbarmhartige wereld.”

Die onbarmhartigheid zit onder meer in krantenrecensies, beaamt ze desgevraagd. „Het is verschrikkelijk zwaar om een opera te zingen. Na maanden repeteren ben je kapot. Iedereen heeft duizend dingen tegen je gezegd. Dat moet je allemaal in je hoofd bij elkaar houden. Als er na de première een negatieve kritiek verschijnt, dan moet iedereen zich realiseren dat die mensen nog vijftien voorstellingen moeten gaan. Als er staat: ‘De sopraan had geen hoogte’, dan gaat die sopraan elke keer als ze zingt denken: ‘O god, daar komt die passage!’ Dat probeer ik in de zangwereld te veranderen: dat ik ervoor zorg dat mensen steviger in hun schoenen staan.”

Oneindig positief

Het aanmoedigen zit zo verankerd in haar persoonlijkheid, dat ze het ook doet als ze geïnterviewd wordt. Ik merk direct hoe enthousiasmerend haar positieve feedback is. Wat niet betekent dat ze geen verbeterpunten heeft. „Ik herinner me een kritiek van jou in NRC waar je begon met een aantal negatieve punten, en daarna schreef wat er toch nog mooi was. Toen dacht ik, dat had je om kunnen keren. Ik leer aan alle leraren dat je een les niet mag beginnen met steeds ‘nee’ zeggen. Je moet het vertrouwen dat een zanger in zichzelf heeft als hij begint met zingen, in stand houden. Dus als jij een kritiek schrijft moet je niet meteen beginnen met wat er niet goed aan was – tenzij je het écht een slechte avond vond.”

Terugblikkend op haar carrière springen er vooral de momenten uit waarop ze zangers kon helpen die al tijden vast zaten. „Dat het na een traject opeens wel lukt. Maar dan moet ik oneindig positief zijn: ‘Je kán het leren.’ Zoiets is waanzinnig moeilijk. De zanger wordt zenuwachtig en moet concerten afzeggen. Dat is moeilijk. Soms hebben ze de moed om dat te doen. Maar mensen beslissen het zelf.”

Niet iedereen luistert dan naar haar advies. „Dat is pijnlijk. Dan zie ik problemen die we weg hadden kunnen werken.”

Verliefd

Ze houdt enorm van haar leerlingen. Maar ze waakt ervoor te veel persoonlijke dingen met ze bespreken. „Dat kan niet. Stel, er komt iemand die ontzettend verdrietig is. Dan weet ik al dat het met zingen niets wordt. Dan zeg ik: ‘We gaan eerst koffie maken.’ We zitten aan tafel en praten. Ik adviseer ze hulp te zoeken. Maar als ze de volgende keer komen en toch weer beginnen, dan zeg ik: ‘Wacht even: we gaan nu zingen.’ Hoe verdrietig ze soms ook zijn. Dan moet er gewerkt worden en dat geeft een kick. Ik moet hun lerares blijven. Want anders krijg je een verkeerde verhouding. Dat wil ik absoluut niet. Daar heb ik toen ik jonger was best fouten in gemaakt. Dan gaat lesgeven niet meer.”

Ze wil uitdrukkelijk geen vrienden worden met haar leerlingen. „Ik krijg wel een leuke band: ik kan echt ontzettend met ze lachen.”

Op de vraag of ze wel eens verliefd wordt op een leerling lacht ze zelf hartelijk. „Nee! Die zijn allemaal zo jong, hè. Omgekeerd gebeurde het vroeger wel. Verliefd worden op de leraar. Maar dat is een dynamiek die je overal ziet. Dat heeft niets met zingen te maken.”

Nog een laatste ding wil ze iedereen op het hart drukken, over het grote misverstand over haar vak waar ze graag korte metten mee wil maken: „Lesgeven is echt een ander vak dan zingen. Ik hoop dat we het fenomeen van beroemde zangers die op een gegeven moment denken: ‘Ik moet geld verdienen dus ik ga maar lesgeven,’ de wereld uit krijgen. Als je lesgeven niet leuk vindt: ga iets anders doen! Want zo’n leraar is voor de leerlingen een absolute ramp.”