N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Hanne Hagenaars Schrijfster en curator Hanne Hagenaars (62) maakte Missen als een ronde vorm, met onder meer gesprekken met dertig kunstenaars over het verlies van iets wezenlijks. ‘Ik wilde een ritueel voor mijn moeder maken’.
De moeder van schrijfster en curator Hanne Hagenaars (62) had vuurvaste handen – van hete pannen kreeg ze heus geen blaren – en haar keukenschort was bevriend met vlekken. Als Hagenaars’ driftige vader voor zijn werk bij Defensie in een andere stad was gestationeerd, daalde er een rust over het ouderlijk huis in Apeldoorn. Om en om mochten de kinderen bij hun moeder in bed slapen. Dan voelden ze zich veilig en gekoesterd.
Hagenaars’ moeder stierf aan kanker toen Hanne achttien was. Haar vader had binnen een half jaar een nieuwe, blonde vrouw die tussen de lakens kroop. „De dood van mijn moeder”, vertelt Hagenaars in haar huis in de Amsterdamse Jordaan, „was een groot gat. Mijn vader, mijn zussen, mijn broer en ik praatten er niet over. Er bestond een overvloed aan stilte. Iedereen ging door met z’n leven, alsof mijn moeder nooit had bestaan.”
Maar nu is er een boek, waarin de stilte rondom haar moeder wordt opgevuld. In dat boek ritselt het gemis van haar moeder door elke bladzijde: poëtisch, lyrisch, kunstzinnig en verstild. Missen als een ronde vorm is het tweede boek waarin Hagenaars beeldende kunst verstrengelt met levensvragen. Haar eerste boek, dat in 2016 verscheen, droeg als ondertitel: Hoe kunst mijn leven redde. Want kunst reikt Hagenaars hulpmiddelen aan om anders te kijken, anders te voelen en andere wegen in slaan, dagelijks.
Opgroeiend in een gezin waar kunst geen rol speelde, maar zeilen en bridge des te meer, was ze een buitenstaander. „Ik zat onder een stoel en keek naar de anderen. Ik had een onvervuld verlangen naar iets diepers, iets groters, maar ik wist niet waar ik dat kon vinden.” Ze ging ‘iets nuttigs’ doen: psychologie studeren in Utrecht. Vervolgens werkte ze vijf jaar als sociaal werker. Maar het ‘diepere’ bleef trekken. „Ik dacht: ik moet mijn hartstocht volgen.” Ze vond die in kunstgeschiedenis en de kunst.”
Missen als een ronde vorm telt bijna vierhonderd pagina’s en omvat autobiografische verhalen en gesprekken met zo’n dertig hedendaagse kunstenaars. Sommige gesprekken zijn gegoten in een gedicht, zoals die over Marike Hoekstra en haar tekeningen over haar overleden zoontje. „Ik dacht: ‘Wat moet ik daarover zeggen?’ Dus toen heb ik een gedicht gemaakt. Ik probeer steeds een vorm te vinden die past bij het kunstwerk.”
Alle dertig kunstenaars zijn iets wezenlijks kwijtgeraakt: een vader, een moeder, een kat, een man, een kind, een vaderland. Ze praten opvallend openhartig over dat verlies, over de manier waarop ze rouwen en rouw verbeelden in hun werk. Dat kan een gifgroene kat van papier-maché zijn, die herinnert aan een dode, haast onzichtbare huisgenoot (Mariëlle Videler). Of een in zachte pasteltinten geschilderde ode aan de overleden kunstenaar Eli Content (Kim van Norren). Ook spreken de kunstenaars over de werking van het geheugen, dat ‘jammerende diertje dat uit een donkere plek tevoorschijn komt’, zoals Hagenaars schrijft.
Het staartje van leven
Hagenaars heeft een tedere pen en sommige van de gesprekken zijn ware mini-romans, zoals die van modeontwerper Bas Kosters en beeldend kunstenaar Berend Strik. Een prachtig geborduurd portret van Striks vader als prins Carnaval is de aanleiding voor een gesprek over de plotselinge verdwijning van zijn moeder toen hij tien was en de uiteindelijke zelfmoord van zijn vader. Striks vader liet een kort briefje na: „Ik kan niet meer.” Dat was het. Hoe leef je verder?
Het boek is meer dan tekst. Het bevat een schat aan foto’s van kunstwerken, bekende en minder bekende, en daar tussendoor sprokkel je – bijna terloops – werken bij elkaar die Hagenaars zelf heeft gemaakt. Een borduurwerk voor haar overleden dochtertje Martha. Een zelf genaaid broekpak, een glanzende gele jurk, een sportief wit truitje: alles in miniformaat en gemaakt zoals Hagenaars zich de kleren van haar moeder herinnert. Fotograaf Paul Kooiker maakte er sobere zwart-wit foto’s van.
„Ik wilde een ritueel voor mijn moeder maken. Dat zijn deze kleertjes geworden. Ik merkte achteraf dat dit ritueel me dichter bij haar bracht. Ik wilde met die kleertjes laten zien: iedereen kan iets voor een ander maken, tijd investeren in die ander. Het hoeft niet mooi te zijn. Je hoeft geen opleiding te volgen. Ik ben geen kunstenaar. Maar de tijd die je spendeert aan het maken, spendeer je in wezen met degene voor wie je het maakt.”
In het midden van het boek schrijft Hagenaars: „Ik zelf scoor abnormaal op de rouwmeter, denk ik. Want hoe kun je in zo’n beetje het staartje van je leven opeens weer met je moeder bezig zijn?” De aanleiding hiervoor, zegt ze, waren twee gesprekken en twee verhalen die ze een paar jaar geleden schreef over het werk van kunstenaar Simone Hoàng en de Nederlands/Afghaanse Narges Mohammadi. „Die gesprekken kwamen binnen als een boemerang”, zegt Hagenaars.
Mohammadi ontmoette Hagenaars op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Voor haar afstudeerwerk bouwde Mohammadi een smalle gang die ze beplakte met een laag halva, een taart van bloem, kardemom, suiker en boter. Halva is in Iran en Afghanistan verbonden met verlies. „Het is zwaar om halva te roeren tot een bruikbaar deeg”, zegt Hagenaars. „Met elkaar roer je de ingrediënten door elkaar, terwijl je herinneringen aan de overledene met elkaar deelt. . De kracht van dat ritueel trof me diep.”
Simone Hoàng (1982) groeide op in Nederlandse pleeggezinnen omdat haar per boot uit Vietnam gevluchte moeder niet goed voor haar kon zorgen. Toen Hoàng acht jaar was, haalde Jeugdzorg haar uit huis. Pas na haar moeders dood, kreeg Hoàng vier foto’s van haar moeder in handen. Geen enkele foto gaf haar moeders huidskleur goed weer, want een fotofilm is afgestemd op de witte huid. Hoàng besloot één paspoortfoto – waarachter een land en een voorbije tijd schuil gaat – in verschillende kleurbaden te leggen. Zo ontstond een zacht gloeiend in memoriam.
„Simone vertelde dat mensen regelmatig vroegen naar haar boosheid. Was ze niet kwaad op haar moeder? Ze zei: ‘Natuurlijk was ik wel eens boos, maar ik kon altijd haar liefde voelen.’ En toen schrok ik: waarom heb ik dit nooit bij mezelf onderzocht, waarom heb ik na mijn moeders dood haar liefde niet echt toegelaten?”
Eeuwige voortgang
Het is niet zo, benadrukt Hagenaars, dat ze pas met dit boek met de verwerking van haar moeders dood aan de slag ging, want daarmee begon ze al toen haar oudere zus Aldi een kwart eeuw geleden op 39-jarige leeftijd overleed. Ook haar jongste zus Marja is overleden, en Martha, Hagenaars’ eerste kindje van één dag oud. „Ik ben meermalen in therapie geweest. Maar therapeuten willen altijd dat je je boosheid naar boven haalt, en dat je – die afschuwelijke zin – ‘je verdriet een plekje geeft.’ Terwijl de enige goede vraag is: hoe kunnen we de liefde voelen?”
Missen als een ronde vorm begint met de dood, maar gaat er niet over. „Het boek gaat over het leven en de dood die daarbij hoort maakt van dat leven een cirkel, een natuurlijk iets, eeuwige voortgang. Dit boek gaat over veranderen – ik ben zelf ook veranderd tijdens het schrijven. Mijn laatste hoofdstuk gaat over mijn vader die ik lang als het kwaad in ons gezin heb gezien. Ik begrijp hem en zijn oorlogstrauma’s nu beter. En mijn moeder, mijn zussen en mijn dochtertje: die voel ik in mijn botten, om me heen. Als ik door de stad fiets en ik zie bepaalde bloemen, dan vóel ik mijn zus Aldi, dan voel ik het gemis. Dat gemis draag ik mijn leven lang bij me. Dat geeft niet. Ik hou ze bij me, al zijn ze dood.”