Met een verlegen glimlach opent Amara Fofana (25), een jongeman met korte rastavlechtjes en klein van gestalte, de voordeur van zijn bescheiden maar knusse huurhuisje in een buitenwijk van de Waalse stad Luik. Hij stelt zich voor als Fofana, al is dat eigenlijk zijn familienaam, „maar zo noemt iedereen mij hier.”
In de woonkamer is de pauzeknop van de tv ingedrukt. De deur naar de slaapkamer is behangen met een grote vlag van Guinee, Fofana’s vaderland dat hij tien jaar geleden plots verliet. Aan de muur hangt een portret van een guitige kleuter, Fofana’s dochtertje Giusina, 3,5 jaar oud. Haar moeder, met wie de jongeman niet langer een stel vormt, is de reden waarom hij na jaren in Italië in 2019 naar België is verhuisd.
Fofana’s levensverhaal heeft de Italiaanse regisseur Matteo Garrone geïnspireerd de onlangs uitgebrachte speelfilm Io capitano te draaien. Op zijn vijftiende, zonder medeweten van zijn ouders, vertrok Fofana met zijn jeugdvriend Ousoumane op het gevaarlijke avontuur dat hem in Europa bracht. „We hadden in Guinee wat geld gespaard door auto’s te wassen. Lang niet genoeg om de hele reis te maken. Dus werkten we weer, op elke nieuwe bestemming, om verder te kunnen reizen. Het duurde een jaar voordat we Italië zouden bereiken.”
Voorstel van de smokkelaar
Via Mali en het migrantenkruispunt Agadez, in Niger, belandde het duo in Libië, waar Fofana en Ousoumane maanden doorbrachten in een migrantenkamp in hoofdstad Tripoli. Van hieruit, toen Fofana intussen zestien was, probeerde hij samen met zijn reisgenoot per boot over te steken naar Italië. „Maar we hadden niet eens genoeg geld voor één overtocht. De mensensmokkelaar stelde daarom voor dat ik met de boot zou varen. Zo konden we allebei mee.”
Bootvluchtelingen vertellen wel vaker soortgelijke verhalen. Migranten kunnen korting krijgen, of zelfs gratis oversteken, als ze zelf met de boot varen. Minderjarigen zijn daarbij extra begeerd, omdat die in Europa op speciale bescherming kunnen rekenen.
„De smokkelaars varen hooguit een paar kilometer mee met een rubberbootje, en keren dan terug naar de kust. Vanaf dat punt staat zo’n migrantenboot er helemaal alleen voor”, zegt Fofana. Zijn boot zat vol met 250 migranten. „Ik nam het roer in handen na een training van een paar weken. Ik kreeg een satelliet-telefoon mee voor in uiterste nood.”
Fofana stond doodsangsten uit. „Twee dagen en twee nachten hebben we erover gedaan. Ik kom uit een beboste regio van mijn land, Guinée forestière, ver van de zee. Plots rekenden een heleboel onbekende mannen, vrouwen en kinderen op mij om te overleven. In de regen, de wind en met een woelige zee. Ik kon niet eens zwemmen.”
Over wie hem die beknopte maritieme opleiding gaf, is hij glashelder: „Het waren soldaten, of oud-militairen van de Libische marine.” Met een sarcastische lach voegt hij toe: „Diezelfde lui aan wie Italië en Europa miljoenen betalen om migratie juist tégen te houden.” Europa betaalt om de Libische kustwacht te versterken, in de hoop migratie vanuit Libië af te remmen. Maar vaak spelen mensensmokkelaars, milities en autoriteiten uit winstbejag onder één hoedje.
En zo kwam de zestienjarige Fofana aan het roer te staan van een volgepakte migrantenboot. Hij bracht iedereen heelhuids naar Sicilië. „In de buurt van de haven van Augusta merkte de Italiaanse kustwacht ons op. Ik was totaal uitgeput van de lange reis. Daarom riep ik opgelucht en blij ‘Io capitano! Je suis le capitaine! Ik heb het gehaald!’ Zodra ik aan wal was gebracht, gooiden ze me in de cel.”
Fofana kwam terecht in een gevangenis met volwassenen, tussen mensenmokkelaars en zware criminelen. Na twee maanden, nadat zijn minderjarigheid was vastgesteld, kwam hij vrij. Daarna werd hij niet naar een opvangcentrum gebracht, maar belandde hij op straat.
Zeevaartschool
Bij het station van de Siciliaanse stad Syracuse gaf een Tunesische straatverkoper van boeken, die ook Frans sprak en hem begreep, hem een buskaartje naar Catania. Via een hulporganisatie in die Siciliaanse stad kwam Fofana er in contact met Daria Storia, een advocate die hem onder haar vleugels nam en zijn voogd zou worden.
Fofana verbleef er in een jongerencentrum, waar migrantenkinderen en Italiaanse kinderen samen worden geplaatst. Hij leerde Italiaans, behaalde zijn diploma van de eerste cyclus middelbaar onderwijs, en verwerkte het trauma van de oversteek op zee door te studeren aan de zeevaartschool.
De liefde voor een Afrikaanse jonge vrouw, met wie hij een dochtertje zou krijgen, voerde hem na vijf jaar in Italië naar België. Inmiddels werkt hij in de logistiek, op de luchthaven van Bierset, nabij Luik. Hij draait diensten van tien uur per dag en maakt daarbovenop geregeld overuren. Hij moet immers niet alleen in zijn eigen levensonderhoud voorzien, maar ook voor de zorg van zijn dochtertje betalen. En thuis in Afrika rekent ook zijn moeder op financiële steun.
In Guinee woedt geen oorlog. Maar financiële motieven, net als persoonlijke problemen met individuen of autoriteiten, homoseksualiteit of een gedwongen huwelijk, kunnen ook een reden zijn het West-Afrikaanse land te ontvluchten.
Lees ook
‘Io Capitano’: broodnodige empathiemachine (●●●●)
Over waarom hij precies wegvluchtte, blijft Fofana uiterst vaag. Zolang zijn procedure in België nog loopt, durft hij geen details te geven die de uitkomst ervan negatief zouden kunnen beïnvloeden. „Ik woon al sinds 2019 in België en ik heb een stabiele baan. Toch wacht ik al jaren op mijn verblijfspapieren”, zegt Fofana. Hij kan hierdoor bijvoorbeeld geen eigen huis kopen, want van de bank krijgt hij geen hypotheek. „Maar belastingen, die betaal ik voor 100 procent. Het voelt alsof de pauzeknop van mijn leven is ingedrukt.”