N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Beeldende kunst
Tentoonstelling over geld Verrijking door kolonialisme is het thema van een expositie in het Tropenmuseum: van tekeningen op oorspronkelijke obligaties tot een kunstenaar die The Wall Street Journal opeet, in de hoop zo rijkdom te vergaren.
Niets is kostbaarder dan osmium, dat blauwgetinte metaal. Althans dat is zo volgens de Spaanse kunstenaar Cristina Lucas (1973). Ze zette de chemische elementen van het Periodiek Systeem op volgorde van waarde op de financiële markt op een rijtje. Bijna honderd elementen staan er onder elkaar op het scherm, gerangschikt in de volgorde van de huidige marktwaarde. Osmium staat op sommige dagen bovenaan, met een waarde van 1.701.180 euro per kilo, terwijl ijzer neerkomt op 0,14 cent per kilo. Bij metalen als barium en radium staat zelfs de mededeling ‘No Commercial Value’.
Het werk van Lucas is fascinerend: in eerste instantie denk je te maken te hebben met een AEX-index of iets dergelijks, en pas in tweede instantie zie je dat er nog meer aan de hand is. Het is waar natuurkunde en economie elkaar ontmoeten, en waar schaarste en overvloed strijden om een plekje. Lucas’ werk is een korte samenvatting van het betoog dat de tentoonstelling Someone is Getting Rich in het Tropenmuseum vormt. Hierin bewerken hedendaagse kunstenaars en kunstcollectieven het financiële gewin dat gekoppeld is aan kolonialisme tot wandkleden, video’s, foto’s, beelden en tekeningen. De titel van de expositie is ontleend aan graffiti op een muur in New Orleans na de orkaan Katrina. Ze was bedoeld als kritiek op de manier waarop het geld werd besteed: wijken bleven onbewoonbaar, maar ‘iemand werd rijk’.
‘Staatsschuld’ Haïti
Dat klinkt allemaal zwaar, en dat is het ook, toch is er ook ruimte voor humor en opvallend werk. Van de Britse kunstenaar Hew Locke (1959) bijvoorbeeld. Die overigens een week na de kroning van King Charles als een van de negen Britse kunstenaars is aangewezen om door middel van een kunstwerk te reageren op de kroning – commemorating heet zo’n opdracht.
Hier in de expositie hangen werken waarin hij obligaties uit de 19de eeuw bewerkte, verhandelbare schuldbewijzen die bijvoorbeeld werden uitgegeven nadat Haïti compensatie moest betalen aan Frankrijk. Het kroonjuweel van de Franse koloniën – Haïti was rijk aan plantages vol suiker, koffie en katoen – moest na de revolutie in 1804 de Franse staat compenseren omdat de slaafgemaakten geen gratis gedwongen arbeid meer leverden. Haïti kon het bedrag – 150 miljoen franc, dat nu op bijna 20 miljard euro zou neerkomen – uiteraard niet betalen. De Franse banken sprongen erop in en gaven obligaties uit tegen hoge rente. De schuld was pas honderdvijftig jaar later afbetaald. Locke heeft die obligaties bewerkt met een fantasiegeest bij wie het kwijl uit de mond loopt, terwijl de vredige palmbomen die erop afgebeeld staan met doodshoofden zijn beschilderd. De officiële spreuk ‘L’union Fait la Force’ op de obligaties krijgt er een bijsmaak van.
Een vergelijkbare perspectiefwisseling biedt hij met zijn schilderingen op de originele bedrijfsaandelen van de Confederatie die tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog waren uitgegeven, en verhandeld op de Amsterdamse beurs in 1863. Locke voorziet ze van een banjospeler of Ku Klux Klan-koppen. Of neem zijn aandelen van de Cape Town Copper Company: het onschuldige mannetje dat op de oorspronkelijke aandelen staat – in witte broek leunend op een schepje in een weids landschap – wordt vergezeld door Khoisan-achtige tekeningen. En zo werkt hij verschillende werelddelen af waar Europese banken obligaties verstrekten die gekoppeld waren aan slavernij.
‘Wall Street Journal’ uitkotsen
De werken geven dus allemaal een eigen visie op de doorwerking van de financiële kant van het kolonialisme, en dat komt uit op een breed palet: van wandkleden met een pinbon van de Chase Bank, minutieuze wereldkaarten (waar ook de rol van China uitgebreid wordt belicht) van het Congolese kunstenaarscollectief CATPC dat op een palmolieplantage werkt, video’s van een man die de Franse Centrale Bank in de fik steekt. Tussen de vlammen staat kunstenaar Pyotr Pavlensky (1984) de politie op te wachten. Hij zelf duidt zijn video in een begeleidende tekst als volgt: „De Bastille werd vernietigd door het volk in opstand als symbool van despotisme en macht. Op dezelfde plaats werd een nieuw centrum van slavernij opgebouwd. De Bank van Frankrijk heeft de plaats ingenomen van de Bastille; bankiers hebben de plaats ingenomen van de monarchen.”
Opvallend ook is de performancekunst van Pope L. (1955) die The Wall Street Journal opeet. Hij doet dat omdat volgens een advertentie je alleen al van het lezen van die krant rijker zou worden. Pope L. neemt het letterlijk, hij eet de krant, vanuit de gedachte dat als je de krant opeet in plaats van leest, je rijkdom misschien wel vertienvoudigd wordt. Hij gooit er wat melk en ketchup bij om het behapbaar te houden, maar kotst de hele boel daarna uit. Rijk is hij er niet mee geworden, maar het ongemak van de kijkers die de performance gadeslaan, is goud waard.