‘Het was een fijne bubbel, maar dat gevoel is weg’

Een kibboets is geen fysieke plek, zegt Alon Pauker, al denken mensen dat vaak. Het is een gemeenschap. En dus maakt het niet uit waar je bent: in de groene oase van kibboets Be’eri, een paar kilometer van de Gazastrook, of in een resort aan de Dode Zee. „We hebben de kibboets, met al zijn gewoonten en rituelen, 150 kilometer verplaatst”, zegt Pauker.

De 57-jarige historicus Pauker, een druk pratende man met een ronde bril, kijkt niet langer uit op de Negev-woestijn en Gaza. Hij zit met een wit resort-armbandje om zijn pols in de tuin van het immense, hagelwitte David-hotel van Ein Bokek, net als honderden van zijn mede-kibbutzniks uit Be’eri. Hier is een groot deel van de getroffen kibboets, hij en zijn vrouw ook, naartoe gebracht na de terreuraanval van Hamas in de vroege ochtend van 7 oktober. Tijdens die aanval werd Be’eri grotendeels verwoest. Van de 1.100 inwoners zijn er 130 vermoord. Honderden raakten gewond. Tientallen huizen zijn in brand gestoken. En een nog altijd onbekend aantal inwoners zit gegijzeld in Gaza.

De kibboets is nu verboden gebied, behalve voor het Israëlische leger. De zwaar getraumatiseerde inwoners komen er niet in. Onder begeleiding mag alleen de drukkerij, „onze trots”, af en toe even open. En elke dag mag een inwoner van Be’eri de reptielen en vogels van de kinderboerderij voeren.

Alon Pauker, overlevende uit de kibboets Be’ri.
Foto Michal Fattal

Een paar honderd overlevenden wonen tijdelijk op een plek waar normaal alleen toeristen komen voor een wellness-ervaring met modder en mineralen. Hier is een nieuw, tijdelijk Be’eri verrezen. Kinderen krijgen les naast het zwembad. Achter tafeltjes in de lobby zitten hulpverleners en psychologen. Inwoners zoeken elkaar op, vallen elkaar huilend in de armen, of lopen verdwaasd rond.

De gespreksgroep, waar de gemeenschap eens in de paar weken gezamenlijk het beleid van de kibboets bepaalde, is hier nu elke avond. Er wordt niet met de telefoon gestemd, zoals anders, het gaat er nu alleen om de slachtpartij enigszins te verwerken, en na te denken over de toekomst van Be’eri. Of de kibboets ooit weer open gaat, niemand weet het.

Safe room

Alon Pauker heeft geluk gehad, zegt hij. „Toen de terroristen kwamen, om 6 uur in de ochtend, hebben we ons meteen in onze safe room opgesloten.” Terwijl huis na huis in brand werd gestoken, en de inwoners werden vermoord, gemarteld of gegijzeld, hielden Pauker en zijn vrouw zich stil. Na vijftien uur konden ze naar buiten. Buiten zagen ze wat in appgroepen al gedeeld was: kinderen, baby’s, ouderen, niemand was gespaard gebleven. Pauker kende alle vermoorde kibboetsgenoten persoonlijk. Hij krijgt op advies van hulpverleners psychologische hulp. „Ik merk dat ik indirect reageer, rationeel. Ik praat veel. Ik vraag me steeds af: is dat wel de goede manier? Moet ik niet emotioneler zijn? Ze legden me uit dat iedereen een eigen manier heeft om met rouw om te gaan.”

Zoals bijna elke dag rijden er touringcars voor bij het hotel, en stappen mensen in voor een ritueel dat bijna routine is geworden. Be’eri moet zo veel mensen begraven, dat de begrafenissen maar door blijven gaan. De begraafplaats van Be’eri is onbereikbaar, dus worden slachtoffers op andere plekken tijdelijk begraven. Vandaag is het de beurt aan Dana Bachar en haar 15-jarige zoon Carmel. Ze krijgen een tijdelijk graf in een andere kibboets, Kvutzat Shiller, tussen Gaza en Tel Aviv. Het is twee uur rijden.

Alon Pauker wil niet met de bus, maar met ons meerijden naar de begrafenis. Dan kan hij praten over Be’eri en de kibboetsbeweging. Hij zet zich er al zijn leven lang voor in, en hij doet er, aan Beit Berl College, onderzoek naar. Pauker herinnert zich de vele gelukkige jaren in Be’eri, waar hij opgroeide. De kibboets was in 1946, twee jaar voor de stichting van de staat Israël, opgericht door zionistische pioniers. De Tweede Wereldoorlog was voorbij, onafhankelijkheid van een nieuwe Joodse staat hing in de lucht, en het plan was om elf kibboetsen in de dunbevolkte Negev te stichten, waardoor de woestijn wel deel móést gaan uitmaken van de nog op te richten Joodse staat. Deze elf ‘punten’ op de kaart, waaronder Be’eri, deden precies waarvoor ze bedacht waren: feiten op de grond creëren. De Negev ging naar Israël.

Zionisme en socialisme gingen in die tijd nog samen, en Be’eri werd daarom op socialistische idealen gebouwd. Het dorp werd een collectivistische landbouwgemeenschap, waar alles eerlijk werd verdeeld. Eten moest gezamenlijk gebeuren, in de gezamenlijke eetzaal. Kinderen werden door de gemeenschap opgevoed. Bewoners moesten hun inkomsten afdragen aan de kibboets, die het geld vervolgens herverdeelde.

De verlaten gemeenschappelijke eetzaal van kibboets Kvutzat Shiller.
Foto Michal Fattal

De succesjaren van de kibboets-beweging waren in de jaren zestig en zeventig, toen ook tienduizenden jonge vrijwilligers uit Europa trok. Er verrezen er uiteindelijk 270, waar zo’n 3 procent van de Israëlische bevolking woont. Maar de culturele betekenis van de kibboetsen is tot vandaag veel groter dan dat: ze staan voor een tijd dat migranten van Israël een socialistisch utopia wilden maken.

Het leven was meestal kalm in Be’eri, al moest de gemeenschap regelmatig de schuilkelder in voor raketten vanuit Gaza. De kibboets verdiende geld met landbouw en veeteelt, en daar kwam de succesvolle drukkerij bij. Deze maand bestond de kibboets 77 jaar, en het werd groots gevierd, met zang, dans en eten. Dat was op 6 oktober, de avond voor de inval. De volgende dag stond een speurtocht voor de kinderen van Be’eri gepland. De grens met Gaza, nog geen vijf kilometer verderop, was jarenlang gewoon open, dat duurde tot het einde van de jaren tachtig. Alon Pauker ging in die tijd nog naar het strand van Gaza. Het huis waar hij woont is geschilderd door schilders uit Gaza. Arabisch spraken ze thuis toch al, want Paukers moeder komt uit Irak.

Op zijn bar mitzvah, op zijn dertiende, had zijn moeder drie inwoners van Gaza uitgenodigd. Ze kwamen met een grote schaal baklava aan. Maar twee intifadahs (1987-1993 en 2000-2005), de Oslo-akkoorden – die het Israëliërs verbood grote delen van de Palestijnse Gebieden te bezoeken – en de Israëlische blokkade van Gaza hebben de afstand eindeloos groot gemaakt.

Tegenstemmen in het debat

Na de terreur van 7 oktober is de stemming in het diep geraakte Israël nog steeds zeer pro-oorlog. Tegenstemmen zijn in het publieke debat nauwelijks waarneembaar. En Alon Pauker? Hij praat met spijt in zijn stem over de Palestijnen die hij uit het oog is verloren. Maar hij zegt ook: „Hamas is Islamitische Staat. We moeten er naar binnen met ons leger, en we moeten Hamas omverwerpen. Dat zeg ik juist als aanhanger van het linkse vredeskamp. Met Hamas zal er nooit vrede zijn.”

De vijanden van kibboets Be’eri zijn niet alleen in de Gazastrook te vinden. Alon Pauker vertelt dat de steun voor oorlog niet komt door grote liefde voor de kibboets-beweging. Daar wordt in het Israël van nu juist enigszins op neergekeken, nadat het decennia geïdealiseerd was. Be’eri heeft daar nu veel last van, omdat de inwoners vaak weggezet worden als dromers. „Al sinds de jaren zeventig liggen we onder vuur van rechtse partijen, vooral Likud. Als je in Israël wil meedoen, moet je de kibboets haten. We pakken land af van de staat, is het idee. We zijn ouderwets. We houden van de Arabieren. We zijn naïef. Dat soort verhalen.”

Israël kreeg bovendien andere prioriteiten. De ware pioniers zijn in de ogen van rechtse – en veel linkse – leiders niet langer de kibboetsen in Israël, maar de Joodse nederzettingen die werden gesticht op Palestijns gebied dat bezet werd tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967. De crisis van Israël, waar de rechtsstaat onder druk staat door vergaande juridische hervormingen door de rechtse regering-Netanyahu, is óók de crisis van de kibboetsbeweging. Israël is politiek en economisch zo verrechtst dat de oude idealen niet meer tellen.

Alon Pauker las in Israëlische media dat onder meer de extreemrechtse minister van Financiën Bezalel Smotrich plannen had om Joodse kolonisten opnieuw te huisvesten in de Gazastrook, waar de nederzettingen in 2005 ontruimd zijn, én in de leegstaande kibboetsen rondom Gaza, zoals Be’eri. Pauker wordt emotioneel als hij erover praat. „Laat ze geen vinger uitsteken naar Be’eri. Het is onze gemeenschap. Misschien duurt het nog een jaar voor het tenminste veilig is. Maar Be’eri is van ons.”

Nabestaanden bij de begrafenis van Dana en Carmel Bachar, die in Be’eri werden vermoord door Hamas.
Bezoekers op de begrafenis van Dana en Carmel Barach.

Foto’s: Michal Fattal

Akoestische gitaar

Honderden mensen staan te wachten bij de begraafplaats van Kvutzat Shiller. Alon Pauker voegt zich bij zijn bekenden. Er zijn mensen uit Be’eri en inwoners van Kvutzat Shiller. Kvutzat, de oude benaming voor kibboets, betekent letterlijk ‘groep’. Bijna de hele lokale gemeenschap is uitgelopen, omdat mensen bang waren voor een lage opkomst. Veel aanwezigen dragen een grote Israëlische vlag op de schouder en enkelen een semi-automatisch geweer. Voor ons, ver in het dal, ligt Gaza. Achter ons de agglomeratie waar de grote steden van Israël liggen. Vooraan zit in een rolstoel Avida Bachar, de vader, die zwaargewond raakte. Zijn dochter van 13, die de terreur ook overleefde, wist net op tijd bij hem het bloeden te stoppen. Hij verloor een been.

Op de kist van Carmel Bachar ligt een surfplank. Hij zou naar Sri Lanka gaan om te surfen, vertellen schoolvrienden. De aanwezigen leunen in de brandende zon op grafstenen en luisteren naar de persoonlijke verhalen over Dana en Carmel. Een zanger zet met zijn akoestische gitaar het lied Één menselijk weefsel in. Wiegend zingen de aanwezigen zacht mee.

Wisten we maar hoe we het konden kalmeren
De vijandschap. Wisten we het maar
Wisten we maar, hoe we onze woede konden bedaren
Ondanks de woede over onze vernedering, sorry te zeggen
Wisten we maar hoe we opnieuw kunnen beginnen

Bij het graf van moeder en zoon Bachar.
Foto Michal Fattal

De circa 600 inwoners van Kvutzat Shiller zijn, net als die van Be’eri, grotendeels links. De kibboets is gesticht in 1927 door zionisten uit Lviv, nu Oekraïne, geïnspireerd door de lokale activist Shlomo Shiller. Officieel heet de kibboets Gan Shlomo, de tuin van Shlomo, omdat de Israëlische overheid Shiller te Europees vindt klinken. Maar de bewoners houden koppig vast aan de oude naam. Het ontwerp van de kibboets is traditioneel. Vrijstaande, sobere huizen met rode daken staan er tussen eindeloze rijen fruitbomen.

Ook in Kvutzat Shiller is het oorlog. De bewoners moeten deze middag twee keer naar de schuilkelders vluchten als er raketten vanuit Gaza worden afgeschoten. Niet ver van de kibboets staan batterijen van het Iron Dome-luchtafweergeschut opgesteld, en deze middag schieten ze de ene na de andere raket uit de lucht. Een witte streep, een flits, en enkele seconden later een knal. Brokstukken komen onder meer bij de begraafplaats terecht.

Kort hierop vliegen Israëlische gevechtsvliegtuigen laag over, op weg om de Gazastrook te bombarderen. De explosies in Gaza dreunen korte tijd later na in de kibboets. Gaza maakt deze week de hevigste bombardementen mee sinds 7 oktober. De Verenigde Naties maakt op basis van Palestijnse cijfers melding van meer dan 6.500 doden, en 1.600 vermisten.

Nachtmerries

Voor het eerst maakt ook Kvutzat Shiller kennis met échte angst, zegt Keren Zukerman-Koren (41), moeder van vijf kinderen. Ze zit in de hal van de gemeenschappelijke ruimte, en kan nergens meer naartoe sinds 7 oktober. Ze wil haar tienjarige dochter Atal niet meer alleen laten. Atal heeft autisme en speelt beneden met de jeugdgroep van de kibboets, terwijl haar moeder de ruimte boven bewaakt. „Een kidnapping zou ze zeker niet overleven. Ik heb daarom meteen gezegd: als we sterven, dan doen we dat samen. Ik ben nu dag en nacht bij haar.”

Ze vertelt over de nachtmerries. „Atal droomde dat ze een auto bestuurde en beschoten werd. Daarna reed ze hard door en kreeg ze allemaal boetes, tot ze weer veilig in de kibboets was. Als moeder wil ik haar troosten en zeggen dat de kibboets altijd veilig zal blijven, maar ik ben er niet zo zeker meer van. Het was een fijne bubbel, maar dat gevoel is weg.”

De kibboets benauwt Keren Zukerman-Koren soms. Ze is bij haar vrouw ingetrokken, een echte kibbutznik, maar komt zelf uit de grote stad. Ze zijn het eerste homoseksuele stel uit de geschiedenis van Kvutzat Shiller. En ze merkt hoe de typische kibboets-mentaliteit om haar heen haar soms verwart: „Iedereen is vriendelijk, maar het is een opgelegde vriendelijkheid. Je weet nooit wat ze echt vinden.”

Keren Zukerman-Koren, bewoner van kibboets Kvutzat Shiller, die zich zorgen maakt om de angsten van haar jonge dochter.
Foto Michal Fattal

Zoals veel kibboetsen is ook Kvutzat Shiller geprivatiseerd, in 2007. Het oude socialistische ideaal van alles samen doen is op veel plekken verdwenen, ook hier. Onder begeleiding van een psycholoog – het veroorzaakte bij oudere inwoners veel pijn – werd de gemeenschap de markteconomie ingepraat.

De melkveehouderij waar veel inwoners werken is sindsdien succesvolle onderneming geworden. Israël omarmde in de afgelopen decennia in hoog tempo het marktkapitalisme, en de kibboetsbeweging bleef niet achter. De meeste zijn inmiddels (in enige mate) geprivatiseerd, sommige zijn zelfs beursgenoteerde ondernemingen geworden. Voor eten, water en elektriciteit moet op de meeste plekken nu worden betaald, ook hier. En de gemeenschappelijke eetzaal, met karakteristiek puntdak, staat sinds enkele jaren leeg. Gezamenlijk eten doen ze hier niet meer.

Dat ligt voor een groot deel aan Dov Levkovich (78), een vriendelijk lachende man met zwart T-shirt en een ketting van de Davidsster om zijn hals. Levkovich woont sinds 1978 in de kibboets, omdat zijn vrouw, destijds een Finse vrijwilligster, dat graag wilde. Levkovich is geen linkse jongen, zegt hij, en altijd dwars. Alle kibbutzniks zijn fan van voetbalclub Hapoel Tel Aviv, een club met een linkse aanhang, hij is fan van Maccabi Tel Aviv, met regeringsgezinde fans.

Levkovich was een groot voorstander van privatisering van de kibboets. Toen hij manager werd van de eetzaal, sloot hij die. „Alle jonge mensen vertrokken, de kibboets was een verouderd ideaal. Alleen als we echt geld verdienen, blijven ze.”

Zijn zoon Dani (51) komt erbij zitten. Hij is tijdelijk over uit Spanje, waar hij jaren geleden naartoe is verhuisd. Hij heeft zijn toerismebedrijf verkocht en renteniert daar. Hij is groot aanhanger van de oude kibboets-idealen, maar beschrijft zijn jeugd ook als een „gouden kooi”, té lieflijk en commune-achtig misschien. „Deze kibboets was ooit de zionistische droom. En omdat veel nieuwe migranten uit Oost-Europa kwamen, vielen ze terug op het socialistische gelijkheidsdenken dat ze zo goed kenden. Maar dat gevoel is wel verdwenen, het leeft hier niet meer.”

Dov: „De kibboets kan alleen blijven bestaan als we moderniseren. Ik geloof in eigen bezit. We hebben ons huis inmiddels zelf in bezit, gekocht van de kibboets. Nu probeer ik het perceel ook te kopen, maar dat ligt juridisch ingewikkeld.”

Dani: „Ik had een fantastische jeugd hier. Het is jammer dat de kibboets verdwijnt. Nu wordt de kibboets een dorp als alle andere dorpen.”

Vader en zoon Dov (links) en Dani Levkovich in het huis van Dov in de kibboets Kvutzat Shiller.
Foto Michal Fattal

Enige kans op vrede

Vader en zoon zitten ontspannen naast elkaar in de overdekte voortuin, Dani rookt een sigaretje, Dov schenkt koffie. Maar politiek houdt de familie bezig, zeker sinds het begin van de oorlog. Dani: „Ik ben extreem-links, tegen deze oorlog en deze regering. Mijn vader is rechts. Het is heel lastig om mee om te gaan, in de familie, maar ook hier buiten. Ik houd mijn meningen nu maar voor me, in deze tijd kun je als je links bent niet meer zeggen wat je denkt. Alles ligt zo gevoelig.”

Dov: „Ik zie dat veel linkse mensen na 7 oktober van mening zijn veranderd. Een beetje laat, maar wel terecht.”

Dani: „Links bestaat niet meer in Israël. We kunnen al vijftien jaar niet meer zeggen wat we denken. Alle Arabieren zijn nu moordenaars, dat is het gevoel in dit land. En als je dat niet zegt, word je erop aangesproken.”

Op 7 oktober, toen ze het nieuws hoorde uit Gaza, kreeg de vrouw van Dov een hartaanval. Ze herstelt nu binnen. Dani pakte het eerst mogelijke vliegtuig vanuit Spanje naar Israël, zoals veel Israëliërs. Niet om zich te melden als reservist, zoals de meeste anderen. „Ik wilde zoveel mogelijk familieleden ophalen en meenemen naar Spanje. Maar het mislukte totaal. Ik heb met mijn zus en haar drie kinderen onderhandeld, het gaat slecht met haar, de spanning is te veel. Bij de kinderen van mijn broer heb ik het ook geprobeerd, maar eentje zit al als soldaat aan de grens bij Gaza. Ik maakte geen kans.” Het leger verdeelt de familie al jaren. Dani is een pacifist, zijn ouders, broer en zus geloven in het leger. ,,Ik probeer dit al sinds ik drie jaar als dienstplichtige heb gediend, ook in de bezette gebieden, ik heb daar zoveel gezien dat ik niemand van de familie in het leger wil zien.”

Dov: „Mijn kleinzoon zit bij een speciale eenheid. Ik steun het leger, maar ik maak me nu vooral zorgen dat hij niet terugkomt.”

Dani: „Ze hersenspoelen de jeugd hier, zo sterk dat ze allemaal het leger in willen. Dat is het tragische. Het blijft maar doorgaan.”

Dov: „Ik heb in vier oorlogen gevochten. De Zesdaagse Oorlog, de Jom Kippoer-oorlog, twee keer Libanon. Oorlog is afschuwelijk, dat weet ik. Maar we moeten afrekenen met Hamas. En daarna geen wapens meer toestaan in Gaza, dat is onze enige kans op vrede.”

Dani: „Ik ben geen optimist zoals jij.. Ik heb een groot stuk land in Spanje, ik blijf proberen daar mijn hele familie mee naartoe te nemen. Daar is het eten goed en is het veilig. Hier zie ik het niet goedkomen.”