Water is alles. Dat is de onontkoombare conclusie van een gesprek met Henk Ovink. Ruim acht jaar was hij de watergezant van Nederland. Een paar weken geleden nam hij afscheid. Hij is nog in New York om zijn laatste werkzaamheden af te ronden. Het is de stad waar hij van 2013 tot 2015 faam maakte als ‘Henk, the water guy’, adviseur bij de wederopbouw na de verwoestende orkaan Sandy. En waar Nederland afgelopen maart samen met Tadzjikistan voor de Verenigde Naties een mondiale waterconferentie organiseerde, de grootste in veertig jaar. Die conferentie was de afsluiting van Ovinks gezantschap.
Water is alles. Ovink zegt het letterlijk en, in een lang videogesprek vanuit een kantoor van de New York University waar hij betrokken is bij de organisatie Rebuild by Design, in allerlei variaties: water zit aan alles vast; als je water centraal stelt, moet iedereen een plek aan tafel; water is echt magisch; ik zeg altijd, water is een ‘solution space’, een plek waar je oplossingen kunt vinden; water geeft altijd hoop.
Ovink weet ook wel dat zijn lofzang een keerzijde heeft. „We begrijpen water nog zo slecht”, legt hij uit. „Het gevolg is dat water destructiever wordt nu het klimaat verandert. Als er te veel is, kan water heel verwoestend zijn. Zoals onlangs in Libië. Een hele stad weggespoeld, duizenden mensen omgekomen. Drie jaar geleden gebeurde iets vergelijkbaars in Duitsland, België en Limburg. Niet in dezelfde omvang, maar die waterbom in onze omgeving veroorzaakte wel meer dan tweehonderd doden en heel veel schade, vooral in Duitsland.”
Te veel water is gevaarlijk, te weinig water kan hele samenlevingen ontwrichten, vertelt Ovink. „Als er weinig water beschikbaar is, zijn het meestal vrouwen en kinderen die water moeten halen. Als scholen geen water hebben, hebben ze ook geen hygiënische voorzieningen. Voor meisjes die ongesteld zijn betekent het dat ze niet naar school kunnen. Dat is dus bijna één week per maand geen school. Ze kunnen er niks aan doen, maar het zet ze meteen op een enorme achterstand. Die vrouwen en die meisjes zíjn niet kwetsbaar. Nee, we máken ze kwetsbaar. We ondermijnen hun positie doordat we niet goed voor water zorgen.”
En dan is er nog de waterkwaliteit. „Vies water is nog steeds een van de grootste doodsoorzaken en veroorzakers van ernstige ziektes”, zegt Ovink. „Zeker onder kinderen. Baby’s die vies water drinken lopen groeistoornissen op die ze nooit meer inhalen. Als water van goede kwaliteit is, leg je de basis voor kinderen om zich te ontwikkelen. Als het slecht is, betekent dat niet een kansje minder. Voor hersenschade bestaat geen pilletje. Dan kun je het verder vergeten. Afgelopen met de groeispurt.”
Water als mensenrecht
Water vormt ook de basis van de economie. Of, zoals Ovink dat zegt: „Alles staat stil zonder water, of dat nou de meubelgigant is of de voedselindustrie.” En toch gaat de wereld er verkwistend mee om. Ovink heeft daar wel een verklaring voor: „Water is geen grondstof, maar een mensenrecht, dat is in 2010 zelfs officieel door de VN vastgelegd. En het is hartstikke ingewikkeld een mensenrecht te beprijzen. Daardoor doen we ook in de economie alsof water geen prijs heeft. Ik was een keer op een forum waar een landbouwminister zei: ‘water is niet meer dan een distributieprobleem. Dus we hoeven alleen maar leidingen aan te leggen’. Dat kun je wel zeggen, maar als er geen water is, heb je niets aan de beste infrastructuur van de wereld.”
Het omgekeerde is natuurlijk ook waar, zegt Ovink. Hij noemt Tadzjikistan, de partner van Nederland bij de VN-waterconferentie, als voorbeeld. „Dat land zit op de bron van tweederde van al het zoetwater in Centraal-Azië. Tadzjikistan heeft een van de grootste gletsjercomplexen van de wereld. Ik heb daar gezwommen in een meer op 3.500 meter hoogte. Superkoud. Maar, o wat mooi. Dat water kun je gewoon drinken. Maar dat geldt niet voor het water dat in Tadzjikistan uit de kraan komt. Hun infrastructuur is niet betrouwbaar. Economie en samenleving zijn losgekoppeld van het belang van water.”
Dat geldt volgens Ovink niet alleen in Tadzjikistan. Ook elders wordt het belang van water onvoldoende onderkend. „Toen Europa door de oorlog in Oekraïne ineens geen gas meer kreeg uit Rusland, regelden we binnen een paar maanden andere energie. Kwetsbare mensen werden geholpen, niemand mocht eronder lijden, geld speelde geen rol. Die zomer was het extreem droog, ik denk al voor het vierde of vijfde jaar op rij. En wat zei Europa? Wilt u alstublieft uw zwembad niet vullen. Dan begrijp je niets van het belang van water. Zeker 25 procent van onze energievoorziening is direct afhankelijk van de beschikbaarheid van zoetwater!”
De wereld zou zich veel meer zorgen moeten maken over zoet water, vindt Ovink, misschien nog wel meer dan over zeespiegelstijging. „De zoetwatervoorziening neemt af. Doordat het grondwater wordt uitgeput en vervuild, doordat de gletsjers en de polen smelten. Alles wordt vies en zout. En intussen groeit de vraag naar water door bevolkingsgroei en economische ontwikkeling. Daarom hebben we de Global Commission on the Economics of Water opgezet, dat deze zomer haar eindrapport presenteert.” De Wereldbank verwacht dat de vraag naar water aan het einde van dit decennium 40 procent hoger ligt dan het aanbod, nu al leeft 10 procent van de wereldbevolking in gebieden met kritieke waterschaarste.
Ruimte voor de rivier
Henk Ovink is geen waterbouwkundige. „Ik ben niet in Delft opgeleid”, vertelt hij. Via kunst en wiskunde kwam hij uiteindelijk uit bij een studie architectuur. „Maar water loopt als een rode draad door alles wat ik heb gedaan. Mijn allereerste opdracht was, in 1990, voor een waterschap. Later was ik betrokken bij het ‘Ruimte voor de rivier’ programma. Pas geleidelijk ontstond het bewustzijn over het belang van water. En al ben ik nu geen watergezant meer, ik zal het thema zeker niet loslaten.”
Sterker nog, Ovink is kandidaat om voor de Verenigde Naties speciaal gezant voor water te worden. Een belangrijke conclusie van de waterconferentie dit voorjaar was dat zo’n gezant dringend nodig is om water hoger op de internationale agenda te krijgen. Al ruim voor die conferentie dienden zo’n 150 landen een officieel verzoek in bij secretaris-generaal António Guterres om een watergezant aan te stellen.
Ovink heeft officieel laten weten belangstelling te hebben voor de functie – al zou hij nog liever zien dat die gaat naar „een vrouw uit de Global South”. Maar mocht die niet op korte termijn te vinden zijn, dan is hij misschien wel de beste kandidaat. „Bij de VN gaan dit soort besluiten niet zo snel. Er zullen dus wel meer Henkjes zijn. Het gaat ook niet om mij, het gaat om water. Mijn grootste zorg is, dat er een half jaar na de waterconferentie nog zo weinig met de aanbevelingen is gedaan.”
Met laarzen in de rivier
Diplomatie, hoe noodzakelijk ook, is uiteindelijk voor Ovink niet het belangrijkste. Van de concrete projecten heeft hij als watergezant toch het meest genoten. Projecten waarbij hij met laarzen aan in een rivier stond, dijken inspecteerde, lokale gemeenschappen adviseerde en samen nadacht over Water as Leverage, water als een ‘hefboom’ om een gemeenschap weerbaar te maken.
Ovink vertelt over zijn werk in Peru waar in 2016 en 2017 zware overstromingen waren. „El Niño regende helemaal leeg op de Andes. Rivieren werden moordmachines. Ze traden buiten hun oevers en zaaiden ellende. Meer dan 150.000 huizen werden verwoest. Er waren veel doden. Ik weet nog dat ik met de gouverneur van de provincie Piura in een helikopter over het getroffen gebied vloog. We kwamen bij een zwakke dijk die was doorgebroken, een groot landbouwgebied stond onder water. ‘Verschrikkelijk, we zullen een veel sterkere dijk moeten bouwen’, vond de gouverneur. Maar die zwakke dijk was de redding van het dorpje met 750 inwoners dat vier kilometer verderop lag en gespaard bleef.”
De Water as Leverage-projecten zijn kleiner en bedoeld om problemen te voorkomen. Zoals in Chennai in India, waar een school de verantwoordelijkheid kreeg voor zijn eigen waterbeheer. Het grondwater was er zout en vies, en dus niet te gebruiken. Gezamenlijk besloten ze iets te gaan doen wat ze vroeger altijd hadden gedaan: regenwater opvangen. Dat hielp tegen overstromingen, en het water was al relatief schoon. Verder werd ook het afvalwater niet meer zomaar geloosd, maar met bacteriën schoongemaakt en in een moeras teruggebracht. Het grondwaterpeil steeg en het water werd schoner. „Alles wordt nu gemonitord”, vertelt Ovink, die Chennai een paar weken geleden bezocht, trots. „Je kunt alles op je smartphone volgen, de hoeveelheid water en de kwaliteit. Het eigenaarschap van zo’n project ligt bij de school, bij de kinderen, de gemeenschap.”
De problemen van water worden versterkt door klimaatverandering, zegt Ovink, maar als je „aan water gaat klussen”, zoals hij dat noemt, als je water gebruikt als organiserend principe, dan kan het je helpen om klimaatverandering binnen de perken te houden.
„Neem afvalzuiveringsinstallaties. Die hebben bij elkaar een grotere CO2-voetafdruk dan de hele scheepvaartindustrie bij elkaar. En dan moet je bedenken dat de helft van de mensheid nog niet eens een toilet heeft”, zegt Ovink. „Stel je voor wat er kan gebeuren als je die installaties zou inzetten als nature-based duurzame machines, die helpen om het grondwater weer op peil te brengen, die energie leveren, die zorgen voor banen. Het kan, er is gemakkelijk een business case voor te maken. Je versterkt de waterbalans, zorgt voor een goede waterkwaliteit voor mens en natuur, verbetert de sanitaire voorzieningen, reduceert de uitstoot van broeikasgassen en draagt bij aan een duurzame en veilige leefomgeving. Dat is de kracht van water, het brengt alles en iedereen bij elkaar.”