N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
John Vucetich Nederland is als wolfhabitat een nieuwkomer. Hoe kijkt expert John Vucetich naar het debat? „Wolven kun je zien als een nadeel van leven op het platteland, zoals druk verkeer dat in de stad is.”
Een beetje onwennig oogt het allemaal wel. Op het Zweedse eiland Djurhamm, een klein uur rijden van Stockholm, verzamelden zich deze maand honderden wetenschappers en natuurbeheerders die zich met wolven bezighouden. Van India en Ethiopië tot Siberië en Nederland, een nieuwkomer in wolvenland. „Voor iedere twee wolven in Nederland is hier nu één deskundige”, grapten de Nederlandse conferentiegangers tegen elkaar.
Aan de niet afgesproken dresscode van de conferentie – outdoorkleding met geruite blouses – is te zien dat de populatie het niet gewend is dagenlang zittend naar presentaties te luisteren. Ook John Vucetich (51) van de universiteit van Michigan brengt zijn dagen liefst buiten door. Vliegend boven het eiland Isle Royale in het Lake Superior, bijvoorbeeld, waar zijn onderzoeksgroep al zestig jaar studie maakt van het gedrag van wolven en de elanden die hen van voedsel voorzien. De laatste dertig jaar was Vucetich bij dit onderzoek betrokken.
In zijn boek Restoring the balance pleit hij ervoor om niet alleen op een ecologische, maar ook op een filosofische manier naar wolven te kijken. „Telkens als ik in het openbaar over wolven sprak, hadden mensen maar één vraag: moeten we op ze jagen? Ik antwoordde altijd dat ik daar als wetenschapper niet over ging. Op een gegeven moment werd ik het zat om telkens dat antwoord te geven. Ik besloot ethiek te gaan studeren.”
In Nederland, waar zich intussen zo’n 35 wolven ophouden, is de discussie over het dier in volle gang. Met elke signalering van het dier laait het debat tussen voor- en tegenstanders weer op. En met de wolf-kritische BoerBurgerBeweging aan de macht in menig provincie ligt ook deze vraag – jagen of niet? – weer op tafel. Gedeputeerden van de provincies Friesland, Overijssel en Drenthe hebben natuurminister Van der Wal (VVD) gevraagd de beschermde status die het dier nu nog heeft te heroverwegen.
Intussen bent u behalve bioloog ook ethicus. Heeft u nu wél antwoord op de vraag of je op wolven mag jagen?
„Om te beginnen moet je vaststellen: wolven zijn bewuste wezens die net als andere wezens eigen belangen hebben. Wat dat betreft zijn ze niet per se anders dan honden die je als huisdier houdt. Die zou je ook geen kwaad willen doen. Omdat wolven zelf geen stem hebben, hebben ze mensen nodig die hun stem vertegenwoordigen. Maar, ook mensen die last hebben van wolven hebben een stem. En die is net zo legitiem. En dat is waar de discussie ingewikkeld wordt.”
Hoe kan ethiek die discussie openbreken?
„In het publieke debat wordt het algauw heel stellig: je bent vóór of tegen het doden van wolven. Maar als je in een discussie de stelling opwerpt dat je geen wolven mag doden zonder goede reden dan blijken boeren en natuurbeheerders het ineens hartstikke eens te zijn. Ik ben nog niemand tegengekomen die het daar niet mee eens is. En dan heb je ineens een ander gesprek: wat zijn goede redenen om een wolf te doden, en wat niet? Dan gaat het over waarden, in plaats van belangen.”
Maar juist die waarden lopen nogal uiteen. De een vindt dat de mens over de natuur heerst, de ander juist dat natuur zoveel mogelijk ongehinderd z’n gang moet kunnen gaan. Wordt het gesprek niet juist ingewikkelder als je waarden hierbij betrekt?
„We zijn als samenleving niet zo goed in praten over waarden, dat is waar. Het lijkt veiliger, of gemakkelijker om het over belangen te hebben, of over beeldvorming. Maar als we willen dat het gesprek over wolven vrediger verloopt, zullen we wel moeten. Het dwingt beide kampen in het gesprek om hun kaarten op tafel te leggen. Om het hebben over waarom we vinden wat we vinden.”
Wolven doen lang niet altijd hetgeen waarvan je als mens denkt dat het in hun belang is. Ook daarin zijn het net mensen
Hoe ziet zo’n gesprek over waarden eruit?
„Ik denk dat discussies over wilde natuur zich goed lenen voor ‘deliberatieve democratie’. Denk aan burgerberaden en panels. Je selecteert dan uit verschillende waardengroepen vertegenwoordigers, geeft hun een briefing met wat basale informatie over het onderwerp en laat hen in gesprek gaan. Je kunt ze vervolgens vragen zich te verplaatsen in de ander. Kun je empathie opbrengen voor iemand die zich zorgen maakt over zijn vee? Of, voor iemand die heel erg van wolven houdt? In eerste instantie moet dit een gesprek zijn waarin geen beslissing valt. Gewoon, een uitwisseling van standpunten. Vervolgens laat je ze als een soort jury samen advies uitbrengen over het soort beheer dat in een bepaald gebied past. Welke maatregelen zijn er nodig om aan alle zorgen die er leven – zowel van voor- als tegenstanders – te voldoen? Want dát beheer nodig is, daarover is iedereen in het wolvendebat het wel met elkaar over eens.”
Toch lijkt in deze discussie méér aan de hand dan botsende waarden. Het gaat net zo goed om een groep – veehoudende boeren – die feitelijk zegt: wie denken die stadslui wel niet dat ze zijn? Wíj leven met de gevolgen.
„Om te beginnen: stadsmensen zijn net zo goed belanghebbenden als mensen die direct met wolven leven. We delen als samenleving nu eenmaal één ruimte met elkaar. Bovendien trekken wolven zich weinig aan van het onderscheid tussen stad en platteland. Leven in de stad heeft nadelen, zoals een hoger criminaliteitscijfer en drukte in het verkeer. Wolven kun je zien als één van de nadelen van leven op het platteland. Wat daarbij opvalt: als je mensen in sociologisch onderzoek vraagt zelf hun problemen te benoemen en te rangschikken, is de wolf nergens het grootste thema. Voor een plattelandsbewoner lijkt de wolf vooral iets tastbaars: je kunt het dier afschieten en dan is het probleem verdwenen. Alsof je daarmee ook meteen andere problemen te lijf gaat. Terwijl de andere nadelen van het plattelandsleven – zoals slechte bereikbaarheid, financiële onzekerheid of krimp – er gewoon nog zijn als je een wolf gedood hebt. Het is de kunst om de discussie weg te voeren van de wolf en het over deze thema’s te laten gaan. Dan vinden plattelandsbewoners veel stadsbewoners juist aan hun zijde.”
Vooralsnog is in Nederland de mens gevaarlijker voor de wolf dan andersom. Er zijn al zeventien wolven doodgereden. Is het sowieso eigenlijk nog wel ethisch om de wolf in Nederland te laten leven?
„Nu de wolf terugkeert naar een aantal van de dichtbevolktste gebieden ter wereld – denk ook aan India – is dat één van de belangrijkste vragen om te stellen. En het eerlijke antwoord is: ik ben daar nog niet over uit. Je kunt natuurlijk zeggen: de wolf beslist zelf wel waar hij wel en niet wil wonen. Natuurbeschermers gebruiken dat argument ook vaak. Maar met de mogelijkheden die we als mensen hebben om wolven toe te laten dan wel af te schrikken, komt ook een verantwoordelijkheid kijken. Kun je het wolven wel aandoen om in een land te leven waar het risico op lijden zo groot is? Betekent het beschermen van wolven niet dat je hen soms naar een ander leefgebied moet leiden? Ik ben geneigd te zeggen: lijden en gevaar horen in zekere zin bij het leven en moet je voor lief nemen. Dat geldt voor mensen, maar ook voor andere levende wezens. Als je wacht op een wereld waarin geen enkel levend wezen iets van een ander te vrezen heeft, kun je wel blijven wachten. Dan is nergens plaats voor carnivoren.”
U observeert al dertig jaar een groep wolven op een eiland. Wat hebben die wolven u geleerd?
„Dat ze soms dingen doen die je totaal niet verwacht. Dat maakt ecologie echt anders dan bijvoorbeeld scheikunde of natuurkunde. Daarbij kun je een bepaalde verwachting uitspreken en dan bepalen of die uitkomt of niet. Wolven zijn veel grilliger en doen lang niet altijd hetgeen waarvan je als mens denkt dat het in hun belang is. Ook daarin zijn het net mensen.”