N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
„Het was vijftig jaar geleden dat de Zweedse overheid mijn familie als een probleem begon te zien.” In de plaats Kieksiäisvaara in het noorden van Zweden ontmoet ik Anders Sunna (38) en zijn ouders. Sunna was mij opgevallen bij de Biënnale in Venetië vorig jaar. Het Nordic Paviljoen (het gezamenlijke kunstpaviljoen van Noorwegen, Zweden en Finland) was voor de gelegenheid omgebouwd tot een paviljoen van Sámi. Drie Samische kunstenaars stelden hun werk tentoon, waarbij de verschillen weliswaar groter waren dan de overeenkomsten, maar er ook parallellen waren. Naast Anders Sunna gingen de Noorse Máret Ánne Sara en de Finse Pauliina Feodoroff in hun werk namelijk in op de gevolgen van zowel groene en economische als historische kolonisatie.
Sunna maakte indruk omdat hij op houten panelen de geschiedenis van zijn familie had geschilderd. Nu hoeft dat op zichzelf niet zo bijzonder te zijn, maar de kwaadheid die ervan af spatte was dat wel. Wat zat hier achter? Hoe kijken zij aan tegen klimaatverandering en klimaatbeleid? Speelt de discussie van culturele toe-eigening een rol en bestaat er überhaupt zoiets als Samische kunst? Op pad in noord-Finland en noord-Zweden probeer ik antwoorden te vinden op deze vragen.
Een jaar na de Biënnale zit ik met Anders Sunna aan tafel. Hij oogt vermoeid, en als we het over zijn familiegeschiedenis hebben zegt hij: „Alle Sámi worstelen met koloniale structuren, maar hier is het extremer. Mijn familie moest niet alleen de strijd aangaan met overheidswetten die ons beknotten in ons bestaan, maar ook strijd leveren met andere Sámi.”
Hij legt geduldig uit dat toen in de jaren twintig van de vorige eeuw houtbouw steeds belangrijker werd, de overheid een onderscheid maakte tussen de Sámi in laaglanden en die in de bergen. Het land in de bergen was minder bruikbaar. „De behoefte dat land te koloniseren was dus minder groot. De overheid wees de Sámi in de bergen aan als de ‘echte’ Sámi. Ze kregen meer rechten wat behoud van hun land en gewoonten betreft, en in de media werden ze neergezet als ‘authentiek’. Als je dat lang genoeg volhoudt, dan gaat de groep die meer rechten krijgt zich ook beschouwen als de ware Sámi en kijken ze neer op de Sámi die op het laagland wonen. De verhoudingen worden anders en als Sámi van het laagland krijg je het idee dat je minder waard bent.”
Het idee niet als volwaardig gezien te worden binnen de samenleving, zal meerdere malen tijdens het gesprek terugkeren.
Politieverhoor
In de jaren zeventig begonnen de wetten voor de Sámi in de Zweedse laaglanden nog verder te veranderen. Ook niet-Sámi mochten er rendieren houden. „Dat was in feite een vorm van kolonisatie. Toen er mijnbouw in dit gebied kwam, hadden de niet-Sámi die hier hun rendieren hadden geen interesse meer in hun beesten. Wij kregen de opdracht ze te verzorgen. Voorheen was dat ook zo, maar toen kreeg je er nog voor betaald. Nu was het wettelijk zo geregeld dat wij wel het werk moesten doen, maar er niet meer voor betaald werden. De Zweedse overheid bepaalde wat er met het gebied moest gebeuren, en in feite werd vastgelegd dat Sámi altijd moesten gehoorzamen aan de Zweden, waarmee we dus hiërarchisch gezien nog nadrukkelijker onder de Zweedse meerderheid kwamen te staan. Na enkele jaren werd zelfs besloten dat de Sámi moesten betalen voor het land waar ze de rendieren op hielden, en ook voor de rendieren die ze er nu bij verzorgden. Dat is het moment waarop mijn familie zei: nee.”
Met de weigering van zijn vader begint het verhaal dat Sunna op de Biënnale liet zien.
Het gevolg was dat hun rechten om rendieren te houden in 1980 werden ontnomen en dat ze zes jaar later gedwongen werden hun woongebied te verlaten. Elke keer dat zijn ouders nog naar de rendieren terugkeerden werden ze opgepakt en meegenomen naar het politiebureau. „In de jaren tachtig en negentig zijn ze wel vierhonderd keer meegenomen voor verhoor. Ik ben geboren in 1985, en ik wist eigenlijk niet beter dan dat de politie mijn ouders soms meenam.” Eind jaren negentig werd verordonneerd dat alle dieren gedood moesten worden.
De mythe van de goede Sámi maakt verzet onmogelijk
De ouders van Sunna, en Sunna als kind, kwamen terecht in een soort woonpark. Minstens zo pijnlijk was het dat andere Sámi die nog wel hun rendieren hadden hun mond hielden, zegt Sunna. „Iedereen in onze buurt wist wat er gebeurde, maar niemand deed iets. Ik denk dat ze dachten ‘als ik stil blijf dan overkomt mij dat niet’. Door sommige Sámi rechten te ontnemen en anderen niet, is er vanaf begin vorige eeuw een wig gedreven in de gemeenschap.”
Terwijl Anders Sunna zijn verhaal vertelt, luistert zijn vader geëmotioneerd mee. Hij spreekt vrijwel geen Engels, maar soms breekt hij in het gesprek in om zijn zoon te zeggen wat er gebeurde. Anders Sunna vertaalt zijn woorden, dat het nog dagelijks pijn doet dat iedereen hen zo in de steek liet: „Dit is een democratisch land, maar dat mensen zo buitenspel worden gezet, daar zegt niemand wat van”, zegt vader Sunna. Zijn zoon is met zijn kunst de enige die aan de buitenwereld vertelt wat er gebeurd is en wat hun ontnomen is. De hoop om gehoord te worden via de kunst wordt op de schouders van de zoon gelegd, die last zie je terug in de vermoeidheid bij Anders Sunna.
Samische tovenaars
Het gebied van de Sámi, Sapmi, loopt dwars door de grenzen van Noorwegen, Zweden, Finland en een stukje Rusland heen. In de Scandinavische landen wonen er bij elkaar zo’n 80.000 Sámi. In Rusland leven er naar schatting nog zo’n 1.500, van wie slechts enkelen nog rendieren houden. Ten tijde van de Sovjet-Unie werden ze gedwongen te leven in een kolchoz, een collectieve boerderij, waar ze afstand moesten doen van hun tradities en levenswijze. Inmiddels wonen de meeste Sámi daar in flats.
Zo straf als in de Sovjet-Unie ging het er in de andere Sapmi-gebieden niet aan toe, maar ook daar was er tot in de jaren zestig in de vorige eeuw sprake van gedwongen assimilatie. Zowel Noors, Zweeds of Fins onderwijs werd afgedwongen, en er werden wetten opgelegd die dit nomadenvolk ‘beschaving’ moesten brengen.
Typerend is hoe Zweden dat aanpakte in de zeventiende eeuw, waarover het volgende verhaal bestaat. Tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618 – 1648) boekte het Zweedse leger veel successen, waarna het gerucht de ronde deed dat ze hun winsten te danken hadden aan Samische tovenaars. Hier waren Zweedse vorsten niet blij mee, ook lang na de oorlog niet. De gedachte dat de Zweden niet christelijk waren, maar zich zouden laten helpen door barbaren, zagen ze als een bedreiging van de nationale veiligheid, schrijft Rognald Heiseldal Bergesen, docent taal en cultuur aan de Arctic University of Norway, in een bundel over Samische kunst. De machthebbers besloten tot een tegenoffensief en gaven de Zweedse humanist Johannes Schefferus de opdracht meer informatie over de Sámi op papier te zetten. In 1673 verscheen Lapponia, waarin de Sámi als een opvallend christelijk volk naar voren kwamen.
Boeken konden al in die tijd niets uitrichten tegen het heersende beeld: het idee dat Sámi samenspanden met de duivel bleef bestaan. Missionarissen die er vanaf de zeventiende eeuw naartoe reisden, vernietigden de ‘satansplekken’ en -voorwerpen. De verhalen verdwenen; de stem van de Sámi werd gesmoord.
Toen er in de twintigste eeuw weer meer aandacht kwam – ook omdat het gebied waar de Sámi woonden wel erg aantrekkelijk was voor bosbouw – werd er voor het hele Sapmi beleid gemaakt. In alle drie de landen moesten kinderen na de Tweede Wereldoorlog intern naar school waar ze alleen Noors, Zweeds of Fins mochten praten. Het houden van rendieren werd steeds meer aan banden gelegd en met het meten van schedels en het turven van tradities bepaalden wetenschappers wat een Sámi was.
„De geschiedenis van de Sámi is er een van verdeeldheid”, vertelt Matti Aikio (43). Zijn videokunstwerk Oikos is een van de opvallendste werken op de Helskini Biennial, een kunstbiënnale die op een eiland buiten Helsinki wordt gehouden en waarvan hij een van de 29 deelnemende kunstenaars is. We zitten aan een meer dat op de poolcirkel ligt, even buiten de Finse stad Rovaniemi. Terwijl hij uitgebreid vertelt, snijdt hij gedroogd rendiervlees en brood.
Zijn rendieren zou hij die ochtend bezoeken, maar dat ging niet door. Er is een wolf die het gebied onveilig maakt, en zich niet laat zien. Alleen de sporen van dode rendieren geven aan waar hij was. Er wordt jacht gemaakt op de wolf, en dat is ook hoe je de Sámi met hun gebied moet laten omgaan, legt Aikio uit. „Je gebruikt je gebied op een duurzame manier. Je doet dat niet vanuit een ideologie, maar gaat uit van de omstandigheden. Dat betekent dat je een wolf doodschiet als die te dichtbij komt, of een ander dier. Waar het om gaat is dat je niet het hele ecosysteem vernietigt. In de westerse samenleving is die houding tegenovergesteld: daar maak je hele ecosystemen kapot om een bepaalde soort te redden. Met het beschermen van delen van je ecosysteem gooi je het geheel overhoop. Onze zelfbeschikking in dit gebied staat constant onder druk, of het nu gaat om de mijnen, de groene-energievoorzieningen of het toerisme.”
Internaten
Deze visie is ook terug te zien in Oikos: rendieren worden verdreven door andere elementen: windmolens en grondstofwinning verstoren het gebied – zowel industrieel als groen kolonialisme. „Je moet bedenken”, vertelt Aikio „dat de Sámi een nomadische samenleving vormden. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren er niet echt dorpen.” In de laatste oorlogsjaren is het grootste deel van noord-Finland verwoest tijdens de Laplandoorlog, waarna de Duitsers alles vernietigden vlak voordat ze zich terugtrokken. Met de ‘opbouw’ van het land werd ook besloten dat vanaf 1947 Samische kinderen verplicht naar school moesten, vaak naar een internaat.
Ook de vader van Aikio. „Die school was zo ver weg dat hij onmogelijk bij zijn ouders kon blijven”, legt hij uit. „Hij is door zijn jaren in dat internaat getraumatiseerd: hij moest afstand doen van zijn taal en zijn omgeving. Het ging niet op elke school zo, maar je kan over het algemeen we zeggen dat die internaten niet alleen bij hem, maar bij de hele generatie erna hun sporen hebben nagelaten.”
Aikio’s werk is geëngageerd, net als dat van Sunna. Beiden moeten er echter niets hebben van het leggen van verbanden tussen Samische kunst (zoals overal: sommige kunstenaars zijn goed en anderen zijn dat niet). „Ik vind het verschrikkelijk wanneer de Sámi als een inheems, mystiek, exotisch volk worden neergezet. Er is aan ons niets exotisch of mystieks. De kennis die wij van natuur hebben, heeft iedereen. Alleen is die van ons niet in de loop der tijd zoekgeraakt, maar hebben we die weten te behouden.”
Het gevaar van exotiseren zie je ook in de fascinerende video Doll Cage die Aikio maakte. Daarin zie je een pop in Samische klederdracht in plastic verpakt. Terwijl de pop ronddraait, hoor je geluiden van hoe ze stikt. Soms klinkt er nog wel een Samisch lied doorheen, maar het stikken lijkt het te winnen van het behoud van de eigen cultuur. Het werk geeft uiting aan culturele toe-eigening, duidt Aikio zijn kunstwerk, met enige tegenzin want hij vindt dat het voor zichzelf moet spreken. „Dit is hoe het voelt als je cultuur wordt ingezet voor de toe-eigening in een land, als je voortdurend als exotisch wordt neergezet terwijl je cultuur en leefwijze worden bedreigd of afgepakt, of als je gedwongen wordt te assimileren aan de meerderheid van een land. Onze cultuur stikt en sterft, maar voor de buitenwereld zien we er nog steeds prachtig uit, zoals die pop in plastic.”
Ook Anders Sunna heeft een werk over de mythe die wordt opgehangen aan de cultuur van de Sámi: in een video verandert een Samische vlag in een strijder met een AK47. Het leverde hem veel kritiek op, ook binnen de Samische gemeenschap, omdat hij zo niet met de vlag kon omgaan. Het ging Sunna er vooral om de beeldvorming door te prikken. „Je moet je afvragen waar de vlag voor staat. Die wordt nu voor toerisme gebruikt in plaats van voor de geschiedenis. Als je de vlag koppelt aan de mythe van de goede Sámi die elke toerist welkom heet en het geld aanneemt voor de grondstoffen, dan maak je verzet tegen plannen op den duur onmogelijk. Het opplakken van het stereotype van de vredelievende Sámi maakt het makkelijker om als staat over hen heen te walsen.”
Waarheidscommissie
Van alle Scandinavische landen is Zweden volgens Sunna het ergste geweest in de gedwongen assimilatie van de Sámi. „Ze zijn doortrapter en arroganter dan de rest.” Hij licht toe: in alle drie de landen is een Samisch parlement ingesteld om de cultuur te waarborgen. Dat lijkt een goed initiatief, maar het ligt volgens Sunna anders. „Ze hebben ook het land nodig. Dus wat zie je gebeuren? De Zweedse overheid geeft veel subsidie voor taal en cultuur en laat het parlement wetgeving regelen die de cultuur behoudt. Maar voor het behoud van de rendieren en het land is er nauwelijks subsidie – terwijl beide onderdeel uitmaken van de cultuur. Tegelijkertijd zijn er zo veel leden, dat er nooit overeenstemming is.”
Naast het Samische parlement stelden de drie landen ook een Waarheids- en Verzoeningscommissie in, om het verleden te onderzoeken en er wellicht ook meer mee in het reine te komen. Noorwegen deed dat in 2019, Finland en Zweden volgden. „Dat die commissie in Zweden alleen Waarheidscommissie heet, is veelzeggend voor de houding van de Zweedse overheid naar de Sámi”, merkt Sunna fijntjes op. Hij verwacht er weinig van.
Ook Aikio heeft zijn bedenkingen bij de commissies. „Waarom is die per land? Die grenzen zijn onderdeel van de kolonisatie van de Sámi, hierdoor is hun gezamenlijke geschiedenis en cultuur doorgesneden. Hoe kan het dat de grenzen zo bepalend zijn geweest? Dat is een vraag die de commissie boven tafel moet krijgen. Nu richt je je op de generatie die nog kan praten, terwijl het kwaad al veel langer geleden is geschied. In de jaren twintig van de vorige eeuw zijn er vele Sámi vermoord in Finland, daar is nooit iemand voor verantwoordelijk gehouden, er zijn zelfs nooit vragen over gesteld. Dat gaat zo’n commissie ook niet doen, want het gaat om de verhalen van de mensen die nu nog leven. Ik ben bang dat de echt belangrijke vragen niet aan bod zullen komen, en dat dit een manier is om de geschiedenis van de Sámi teniet te doen.”
Ook bij het idee dat het goed is als de verhalen die er zijn op z’n minst vast komen te liggen, heeft Aikio zijn twijfels. „Mijn vader heeft ook weinig geloof in de opzet, maar zal wel getuigen, vanuit het idee dat het maar ergens vastgelegd kan zijn.”
De vader van Anders Sunna gaat eveneens, al verwacht ook hij er niet veel van. Op het punt van vertrek uit zijn huis vraagt hij zijn zoon nog één ding te vertalen, om duidelijker uit te leggen wat de situatie is, en hij begint te huilen als hij de zinnen heeft uitgesproken. Anders Sunna vertaalt: „Ons bestaan is genegeerd. Ik leef alsof ik al vijftig jaar auto rijd, maar geen rijbewijs krijg. Niet omdat ik niet goed rijd, maar omdat ik niet de moeite waard ben om een document aan te geven, alsof ik niet besta.”