‘Bij Van Manen, dé choreograaf van Nederland, is geen ruimte voor medelijden’

Sjeng Schijen

Lars van den Brink

Interview

Sjeng Scheijen, biograaf Zelfbevrijding is de rode draad in het leven en werk van de choreograaf Hans van Manen. Historicus Sjeng Scheijen schreef een onthullende biografie over hoe Van Manen zich optrok uit een moeras van achterstand.

Hans van Manen is een wereldberoemde choreograaf. Hij veranderde wereldwijd het danslandschap. Hij passeerde zijn collega’s links en rechts, bijvoorbeeld met de eerste vrouwenhand vol op een mannenkruis – een baanbrekend dansmoment. Hij wordt geadoreerd. Hij kan heel boos worden. En hij leeft. De biografie van Hans van Manen? Waar begin je aan?

Sjeng Scheijen is geen danskenner. Hij is slavist en historicus. Maar hij waagde het en schreef een rijk en onthullend boek dat hij Gelukskind noemde.

Dit boek, hoe begon dat?

„Ik had De Avant-gardisten [zijn boek over kunstenaars en de Russische revolutie] bijna af toen Henk van Dijk belde, de man van Hans van Manen. Ik kende ze zijdelings. Het werk van Van Manen volgde ik, maar ideeën had ik er niet over.”

Van Dijk en Van Manen zochten iemand die Van Manens biografie zou kunnen schrijven. Ze dachten aan hem omdat Van Dijk had genoten van Scheijens veelgeprezen biografie van de theater- en dansvisionair Sergej Diaghilev (2009). Scheijen wilde wel: „Ik ben altijd op basis van overmoed aan een boek begonnen. Ook van Diaghilev wist ik eigenlijk niks af.”

Het was niet zo dat hij bij nul begon, zijn kapitaal was hartstocht. Als jongen spaarde hij voor een kaartje voor het Scapino Ballet, ook al gingen zijn ouders nooit naar het theater. In zijn studietijd zag hij veel dans en volgde hij trouw het Nederlands Danstheater. „Met Van Manen op zijn top, maar dat wist ik niet”. Eind jaren 90 zat hij in Rusland. „Daar was niks te doen, behalve naar het theater gaan. Dat was goedkoop. Ik zag er voortdurend opera en ballet, nu ook de klassieke riedels die ik langzaamaan leerde te waarderen. Ik zat die buigende prinsen en prinsessen uit en genoot van het spektakel.”

Zodra hij De avant-gardisten af had, zette hij zich aan het Van Manenboek. „Ik had voor die avant-gardisten bijna tien jaar in archieven doorgebracht. Ik dacht: weg uit het stalinisme. Nu ga ik leuk schrijven over levende mensen.”

Nu begon hij elke dag met een Van Manenballet. Laptop open, kiezen uit het videoarchief en kijken.

Mes op uw keel: welk ballet is uw favoriet?

„Eh… Simple Things. Elke keer dat ik het zie raakt het me harder. Het is glashelder en volmaakt, op precies dat ene middendeel van een Haydn-trio, gekozen uit de bijna tien uur trio’s die Joseph Haydn schreef. Ik val speciaal op de eerste pas de deux, vol ingehouden gevoel dat in kleine gebaren verstopt zit. Voor kleine gebaren heeft Van Manen een zesde zintuig. In mijn boek vertelt hij over het gebaartje van een bokser die net een match had verloren en hoe hem dat ontroerde.”

Uw biografie begint in de Tweede Wereldoorlog. Hans van Manen is een ondervoed Amsterdams straatschoffie van een jaar of twaalf.

„Ik was onzeker. Om mijn zelfvertrouwen op te krikken stortte ik me eerst maar eens op de oorlog – dat was iets waar ik als historicus mee uit de voeten kon. Van Manen heeft het in interviews vaak over de prostituees in het trappenhuis bij zijn moeder. Hoe betrouwbaar was hij in zulke interviews vroeg ik me af. Heel betrouwbaar. In het Stadsarchief kon ik al die vrouwen met voor- en achternaam traceren. Vervolgens bleek de oorlog voor zijn verhaal veel belangrijker dan ik had voorzien.”

Hij was altijd op straat, liep op blote voeten.

„Een indrukwekkend detail dat pas een half jaar geleden opdook. We hadden het over zijn balletten op pumps en hij vertelde plotseling dat hij in de oorlog pumps van zijn moeder aantrok omdat hij geen schoenen had en op blote voeten door de stad liep. Hij praatte makkelijk over de oorlog, hij heeft voor zichzelf bedacht dat het een geweldige tijd was. Hij zat onder de zweren, de honger en het gebrek moeten verschrikkelijk zijn geweest. Maar als hij volhoudt dat het geweldig was, dan is het slap om dat niet serieus te nemen. Het is zijn overlevingsmechanisme geweest, vermoed ik.”

Deden zijn verhalen u pijn?

„Nee. Bij de Russische avantgardisten zat ik te kreunen van ellende, maar Van Manen geeft geen ruimte voor medelijden. Hij kan er niet tegen. Hij heeft zelf ook nooit medelijden met iemand.”

Wat is een goeie biografie?

„Geen idee. Niks tegen een minutieus gedocumenteerd verhaal van 1.500 pagina’s, maar zo’n boek lees je maar moeilijk van a tot z. Ik wil een biografie schrijven die de lezer meesleept, met een verhaal dat een persoonlijkheid tevoorschijn trekt en inzicht geeft in wat hij doet. De constructie van dit boek was me al snel duidelijk. Tot Van Manens veertigste gebeuren er de meest interessante dingen. Daarna krijg je de periode met zijn mooiste creaties, biografisch gebeurt er dan minder. Dat geeft ruimte om inhoudelijk door te dringen tot zijn werk.”

Waarin schuilt Van Manens brille?

„Ik vraag me altijd af wat er gebeurt met mensen, als ze die fantastische kunst maken. Waarom is Hans van Manen zoveel beter dan iemand anders? Je kunt zeggen: zijn helderheid is zijn grote kwaliteit. Maar zijn collega William Forsythe is helemaal niet zo helder en die vind ik even goed, dus daar zit ’t ’m niet in. De golden spark laat zich niet betrappen. Het heeft te maken met talent maar ook met heel erg willen, met altijd harder willen lopen dan een ander.”

U biografeerde tot nu toe mensen die er niet meer zijn. Hans van Manen is er wel. Hoe was dat?

„Heikel, soms. Ik werd door Van Manen uitgenodigd voor een van zijn fameuze vriendendiners. Ik zat daar aan tafel, er werd iets verteld en iemand uit zijn entourage zei: ‘Hé biograaf, let je op? Dit moet erin!’ Toen die figuur mij ook per mail aanwijzingen ging geven, heb ik een tikje van me afgebeten. Ik nam afstand, ik was bang ingelijfd te worden. Te bang misschien. Sommige vrienden zeggen: je kunt alles zeggen over Van Manen, zolang je maar accepteert dat hij het laatste woord heeft. Dat is de deal. Maar Keso Dekker [vaste decor- en kostuumvormgever] is zeer openhartig, Han Ebbelaar [danser van het eerste uur] ook. En Henk van Dijk is voorzichtig, maar liegen lukt hem niet. Er is geen omerta, maar mensen die iets groots tot stand brachten, hebben nu eenmaal grote ego’s.”

Hoe groot is uw ego?

„Nou, niet zo expansief als dat van Van Manen. En ik heb er weinig op tegen, zonder zo’n ego gebeurt er niks.”

Hij wordt hartstochtelijk bewonderd. U citeert uit prachtige liefdesverklaringen.

„Hij is heel beroemd, gul en gezellig. Het is altijd feest. Heb je geen winterjas, dan krijg je er een bij hem uit de kast.”

En dan verliest hij zijn belangstelling.

„Ja. Dat laat ik zien, maar het uitleggen wil ik niet. Kan ik ook niet. Hij kan goed ruzie maken, maar hij is niet goed in zijn gevoel laten zien. In zijn balletten kan hij het wèl. Daar vindt hij een manier om te laten blijken wat er in hem woelt. En over tegenslagen wilde hij het niet hebben. Die moest ik zelf achterhalen, waarna ik ze weer wel mocht beschrijven: ik heb niks te verbergen, riep hij dan.”

U heeft het nu over drugs en drift.

„Zelfbevrijding is de rode draad in Van Manens levensverhaal. Hij trok zichzelf op uit een moeras van achterstand en rigide sociale codes. Het drugsgebruik in de jaren 60 en 70 beschouw ik als het verlangen naar totale controle over lichaam en geest. Maar drugs bevrijden niet alleen, ze verslaven ook en ze kunnen onaangename karaktertrekken versterken. Dat probeer ik uit te leggen, daardoor kreeg het een serieuze plek in het boek.”

In hoeverre identificeerde u zich met Hans van Manen?

„Het is onmogelijk om je vier jaar lang met zo iemand bezig te houden zonder een beetje met hem mee te gaan. Op het eind, toen ik het grootste deel klaar had, werd het contact heel intensief en heeft er iets van identificatie plaatsgevonden, hoe belachelijk dat ook klinkt. Alleen zo kon ik hem begrijpen.”

Sommige biografen krijgen een hekel aan hun onderwerp.

„Ik kreeg dat bij Malevitsj, een onaangename persoonlijkheid. Daar moest ik vechten tegen mijn groeiende afkeer. Laat je dat te ver gaan, dan gaat het je werk kleuren, net als te veel van iemand houden.”

Houd u van Van Manens balletten?

„Ik ben er totaal mee geëngageerd.”

‘Houden van’ zegt u niet.

„Natuurlijk houd ik ervan, maar zulke woorden vermijd ik liever. Ik houd van mijn dochter, dat is iets heel anders. Maar mijn gevoelens komen er dicht in de buurt. Toen iemand zei dat Stravinski een prutser was, heb ik hem bijna een klap gegeven. Ik kon het niet aan, omdat zijn muziek zo enorm veel voor me betekent. Houd ik van Van Manens balletten? Het lijkt erg veel op liefde. Wijs er een af en je wijst mij af.”

Sjeng Scheijen: Gelukskind. Het leven van Hans van Manen. Prometheus, 422 blz. € 35.