Benzi Sanders (32) is een praktiserende Jood met keppeltje uit het religieuze Jeruzalem, Alon Sapir (33) een seculiere Jood met tatoeages en een neuspiercing uit het hippe Tel Aviv. In 2014 zijn ze allebei naar het front gestuurd in de Palestijnse Gazastrook. Die vijftig dagen durende oorlog veranderde niet alleen hun blik op het conflict, maar gaf ook hun leven een radicale wending.
Sanders groeide op in New York. Op zijn negentiende reisde hij naar Israël om er te studeren in een yeshiva, een religieuze Joodse school. Hij vestigde zich er definitief, en begon op zijn 21ste „zeker niet met tegenzin” aan de verplichte legerdienst. „Ik begreep de noodzaak van een sterk Israëlisch leger, mijn eigen familie was immers voor de nazi’s gevlucht”, vertelt hij tijdens een gesprek in Jeruzalem, vlak bij het parlement, en buiten de tent waar ouders van gegijzelde en vermoorde Israëliërs nu al weken actievoeren tegen hun regering.
Maar na zijn legeropleiding werd hij naar de bezette Westelijke Jordaanoever gestuurd. Daar liep de jonge rekruut al zijn eerste ontgoocheling op. „Ik was getraind om naar de oorlog te trekken, maar plots bevond ik me tussen Palestijnse burgers, die ik elke dag opnieuw aan controles moest onderwerpen.” Sanders moest verhinderen dat de Palestijnen te dicht in de buurt zouden komen bij de Joodse nederzettingen, die illegaal zijn volgens het internationaal recht.
Lees ook
‘Ineens stak er een Israëlische vlag in een boom op mijn erf’
„We vuurden traangasgranaten en rubberen kogels af, en ’s nachts arresteerden we ontzettend veel mensen, sommigen nog tieners. En soms vonden we ook wel wapens in de huizen, maar meestal niet. Intimidatie was ook een onderdeel van onze taak om op een onprettige manier onze aanwezigheid daar te laten voelen.”
Het doel, zegt de oud-militair, was om de Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever een gevoel van veiligheid te geven, „en de Palestijnse burgers precies het tegenovergestelde. Ik ging inzien dat ik als soldaat daar niet het bestaan van Israël verdedigde, maar wel het nederzettingenbeleid. Het voelde alsof wij ons daar gingen opdringen, en het voelde onrechtvaardig.”
Grondoffensief in Gaza
Sanders’ tweede ontgoocheling was het grondoffensief in Gaza, in 2014. Zijn eenheid moest de weg banen voor militaire ingenieurs, die de tunnels van Hamas zouden identificeren en ontmantelen, en die ingenieurs ook de veiligheid bieden om die klus te klaren. „Wij gooiden granaten in huizen en schoten kogels in kamers, om hinderlagen te voorkomen. ‘Alle burgers zijn al weg’, werd ons verteld. Maar dan zag ik het lijk van een oudere Palestijnse vrouw, dodelijk verwond door granaatscherven, in een plas bloed.”
Ook de soldaten riskeerden hun leven. In Beit Hanoun, in het noorden van Gaza, werd Sanders’ eenheid vanuit de verte met antitankraketten bestookt. Er vielen bij het Israëlische leger heel wat gewonden en ook één dode. „Toen moesten we wel evacueren. Maar nadat we ons uit de wijk, die al onder onze controle stond, hadden teruggetrokken, kwam de luchtmacht langs. Die raasde een groot deel van het dorp gewoon weg.”
Daarbij kwamen acht leden van één Palestijnse familie om, burgers wier woning soldaten van Sanders’ eenheid dagenlang hadden bezet. De Wahdan-familie, zegt de legerveteraan zacht, terwijl hij bij het uitspreken van die naam nog steeds naar adem hapt. Uit zijn rugzak vist hij enkele volgekrabbelde papiertjes. Het zijn oorlogsnotities uit Gaza, opgetekend met een rode balpen. „Ook al tijdens de oorlog vroeg ik me af of het offensief, met al zijn dood en vernieling, wel het voeren waard was.”
Toen luidde zijn voorlopige conclusie nog: „Ja, toch wel, áls we erin slagen de dreiging van Hamas definitief uit te schakelen.” Maar Hamas werd niet verslagen, integendeel. „De organisatie werd nog versterkt, mede door de harde cash uit Qatar, een geldstroom naar Hamas die premier Netanyahu gewoon heeft toegelaten.”
„Wij vernielden woonwijken in Gaza en onze bommen doodden mensen, en tegelijk riskeerden we ons eigen leven, zodat de Israëlische regering daarna gewoon verder kon gaan met de uitbreiding van de Joodse nederzettingen”, zegt hij boos. „Onze oorlog in Gaza bereikte helemaal niets, omdat onze leiders niet streefden naar een politieke oplossing waarin nog méér geweld niet onvermijdelijk zou zijn.”
Lees ook
Protest tegen Netanyahu zwelt aan na dood van Israëlische gijzelaars
Tijdens de Gaza-oorlog van 2014 veranderde Benzi Sanders in een paar weken tijd van een diepgelovige yeshiva-student, die vóór zijn legerdienst nog had gestudeerd in Ma’ale Adumim, een Joodse nederzetting op de Westelijke Jordaanoever, in een activist tégen de bezetting van de Palestijnse gebieden. Hij werkt nu voor ‘Extend’, een organisatie die Israëlische en Palestijnse mensenrechtenleiders in contact brengt met een Amerikaans-Joods publiek.
Eerder stapte Sanders al naar de veteranenorganisatie Breaking the Silence, een bekende Israëlische ngo die al meer dan 1.400 getuigenissen heeft verzameld van voormalige soldaten, ontgoocheld over hun diensttijd in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever.
Pion in andermans oorlog
Ook Alon Sapir (33) wilde na de oorlog van 2014 getuigen over wat hij in Gaza had meegemaakt. Hij vertegenwoordigt Breaking the Silence nu als mensenrechtenadvocaat, en behartigt daarnaast de belangen van Palestijnse cliënten. „Het is mijn manier om enkele dingen recht te zetten.”
Sapir groeide op „tussen mensen in uniform”, in Rosh HaAyin, een legerstad. Zijn vader was officier, zijn grootvader was in de jaren vijftig een paratroeper geweest. „Soldaat worden, en wie weet wel officier, voelde ook voor mij als een natuurlijke stap.” In 2014 was Alon Sapir als eerstejaars rechtenstudent hard aan het studeren voor een belangrijk examen. „En toen belde mijn commandant met de boodschap dat ik aan het front werd verwacht”, zegt Sapir op een terrasje in Tel Aviv, niet ver van zijn advocatenpraktijk.
Dienst weigeren kon hem op een celstraf komen te staan. En dus trok Alon Sapir met zijn gevechtseenheid naar de grens met Gaza, waar hij als taak kreeg te vuren, vanuit de lucht maar ook via de artillerie. „We hielden ook in de gaten wie toch ontkwam, en dan beschoten we hen opnieuw.” Zijn toon is zo neutraal mogelijk, haast alsof hij het over iemand anders heeft.
„Ook onze opdracht was toen al om Hamas zulke ernstige schade toe te brengen dat de militie nooit meer een dreiging zou vormen voor Israël”, zegt hij met klem. „Maar daar zijn we duidelijk niet in geslaagd. Je kan het idee van gewapend verzet tegen de bezetting niet uitroeien met een oorlog. Als je veel militaire kracht gebruikt, kweek je gewoon de volgende generatie Palestijnse strijders.”
Hij was 24 jaar toen hij in Gaza vocht, en omschrijft het als een moment dat hij nog volop zijn eigen politieke mening vormde. „Maar ik voelde me ook toen al duidelijk een pion in andermans oorlog.” Net als Benzi Sanders beschouwt hij het leger nu als een politiek vehikel om de bezetting in stand te houden. „En die politieke agenda”, besluit hij, „is niet hetzelfde als de veiligheid van de staat Israël beschermen.”
Lees ook
In de kapotgeschoten kibboets hebben overlevers geen ruimte voor empathie met Gazanen: ‘We moeten voort, tot de knock-out’