Hoe werkt handen schudden eigenlijk? De Japanse wiskundigen Madoka Goto en Shihoko Yosumi besluiten om voor hun eerste ontmoeting met hun Nederlandse collega’s Finn en Cecile alvast even te oefenen. Na wat aanvankelijke gêne – waarbij de onderlinge hiërarchie tussen Madoka en Shihoko een rol speelt – experimenteren ze erop los. Onder welke hoek moet de handdruk plaatsvinden? Hoe hard moet je schudden? Wat doe je ondertussen met de rest van je lijf, en met je gezichtsuitdrukking?
De geestige openingsscène zet de premisse van Superposition goed in de verf. In de nieuwe voorstelling van acteur-regisseur Vanja Rukavina volgen we een internationaal team van wetenschappers – twee Japanners en twee Nederlanders – dat op het punt staat een wiskundig model te ontdekken waarmee culturele misverstanden te voorspellen zijn. Om data voor hun werk te genereren, houden ze bij hoe vaak ze tegen culturele verwarring aanlopen. De verwachting is dat het aantal gestaag zal dalen naarmate ze elkaar en elkaars cultuur beter leren kennen, maar zo eenvoudig blijkt het in de praktijk niet te werken.
Een van de zaken die Superposition blijft bevragen is: wat valt er eigenlijk allemaal onder dat bedrieglijke woordje ‘cultuur’? Natuurlijk speelt nationaliteit daar een rol in, maar worden we niet net zo goed gevormd door ons gender, door onze beroepsgroep, door de subculturen waar we onderdeel van zijn? De voorstelling legt subtiel de nadruk op deze meervoudige blik op identiteit door de personages op al deze vlakken te laten botsen. Zo valt Finn duidelijk binnen de ‘nerd’-subcultuur – acteur Bram Suijker geeft hem doeltreffend de bijbehorende houterige motoriek en defensieve sociale houding mee. Zijn worsteling om zich een houding te geven tegenover zijn drie vrouwelijke collega’s bemoeilijkt het sociale contact. Maar ook het verschil in visie tussen statistici Shihoko en Cecile aan de ene kant en theoretici Finn en Madoka aan de andere kant leidt vaak tot misverstanden.
Scène uit de voorstelling ‘Superposition’. Foto Sanne Peper
Spannende extra laag
Zo ontpopt Superposition zich tot een moderne zedenkomedie, waarin iedere interactie duidelijk wordt gevormd door de onderlinge verwachtingen en verwarringen, en de individuele identiteit die erachter zit. De wetenschappelijke context voegt daar een spannende extra laag aan toe: de hoop van de personages dat een wiskundig model alle misverstanden, en daarmee alle haat en oorlog, uit de wereld kan helpen, is even naïef als ontroerend.
Maar er zit ook een duister laagje onder. Dat zit in het zogenaamde nul-axioma dat Madoka in haar jonge jaren heeft bedacht, en dat nu door haar protegee Shihoko verder wordt ontwikkeld. Het stelt een mathematica voor waarin alle getallen hetzelfde betekenen, en verschil dus is uitgewist. Dat is natuurlijk de basis voor totalitarisme.
Zodra je je dat realiseert, krijgt het hele wiskundige project iets tragisch: deze sympathieke wetenschappers zijn zo bang voor eenzaamheid en conflict dat ze zich liever in hun conceptuele vesting opsluiten dan dat ze het echte leven instappen.
De kracht van Superposition is echter vooral dat die boodschap nooit te eenzijdig wordt: de voorstelling is daarmee tegelijkertijd een ode aan als een satire op doorgedreven wetenschappelijk positivisme.
In open americana klinkt Alex G het meest tijdloos
Er zit altijd iets vanzelfsprekends in de muziek van Alex G, nu al tien albums lang. Alsof elk nieuw nummer helemaal niet pas het afgelopen jaar ergens in Pennsylvania opgenomen is, maar altijd al bestaan heeft. Op zijn vorige albums verstopte hij dat vaak nog onder een dikke laag experiment. Op zijn nieuwe album Headlights durft hij het wat meer aan de oppervlakte te leggen, zonder zijn herkenbare stijl te verliezen. Opener ’June Guitar’ bouwt zo kalm op dat pas als er een accordeon prominent de aandacht op eist het, opvalt hoe achteloos alle lagen in elkaar passen. En hoe de achtergrondzangeres een teug helium neemt, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Alexander Giannascoli, zoals Alex G voluit heet, is zo iemand die veel geroemd wordt door andere muzikanten als zij vertellen naar wie ze veel luisteren. Pop, rock of hiphop: artiesten lopen allemaal met hem weg. R&b-fenomeen Frank Ocean had hem al vroeg op de radar, en liet hem meespelen en arrangeren op zijn veelgeprezen albums Endless en Blonde uit 2016 en nam hem mee als tourgitarist. Zij vonden elkaar in een liefde voor vervormde stemmetjes, structuren die zo maar kunnen afbrokkelen en genreloos denken.
Want hoewel Headlights makkelijk onder de parapluterm indie te schuiven is, gaat het eigenlijk alle kanten op. Op ‘Afterlife’ laat hij een mandoline zo irritant vrolijk klinken, dat het ongemakkelijk wordt. In het gewichtloze ‘Beam Me Up’ valt Enya-achtige new age-zang hem bij. ‘Bounce Boy’ is opgebouwd rond een gejaagde elektronische sample en misschien wel zijn eigen vervormde stem die zo uit trancy synthpop van rond de millenniumwisseling geript lijkt.
Toch lijkt akoestische americana vaak de basis, maar dan wel in handen van een muzikant die opgegroeid is met de grenzeloze mogelijkheden van internet en een laptop om mee te knippen en plakken.
Zo veel verschillende decennia aan invloeden bij elkaar zou gekunsteld kunnen voelen, maar in Alex G’s universum klinkt het logisch. Het ene moment vervreemdend futuristisch, dan weer echoot er een droeve singer-songwriter van dertig jaar terug. Of neem het wonderlijke hoogtepunt ‘Far and Wide’, waar hij haast ongemakkelijk als Neil Young zingt. Maar dan wel Young die een romantische compositie van Paul Williams speelt, de schrijver achter grote jaren zeventig hits van The Carpenters, Barbera Streisand, de Loveboat-tune en die op de laatste Daft Punk plaat nog op het schild werd gehesen.
In een recent interview met magazine Pitchfork legt Alex G zelf de connectie tussen het nummer en een andere onderschatte klassieker van diezelfde Paul Williams: ‘The Rainbow Connection’, van Kermit de Kikker. Maar waar dat de soundtrack was van een film, luistert ‘Far and Wide’ als een hoorspel. Als Giannascoli zingt over lange brieven, hoor je een pen op het papier krassen. Bij de zin „I’m all in pieces” rekt er plakband uit en begint het weelderige strijkersarrangement uit elkaar te vallen in dissonanten.
Headlights zou heel goed kunnen werken als het krakkemikkig was opgenomen, maar op dit soort momenten wordt duidelijk hoe gedetailleerd en tijdloos de beste liedjes klinken.
Ralph-Hermen Huiskamp
Langzaam kruipt Billie Marten uit haar schulp
Billie Marten is een breekbare ster. De zangeres uit Yorkshire, Engeland, klinkt als iemand die liever niet hardop praat, maar fluistert. In het verleden begeleidde ze zichzelf op de ook al ‘fluisterende’ akoestische gitaar. Ze bezong het leven als een ‘garden of eden’, waar zonneschijn ‘bloeit’ en troost biedt. Het klinkt alsof ze zichzelf moed inspreekt.
Maar Billie Marten is minder breekbaar dan ze lijkt. De zangeres is voor de muziek geboren. Al is ze slechts 26, ze schrijft al zo’n twintig jaar liedjes, ze zingt en speelt gitaar. Marten begon op haar negende een eigen YouTube-kanaal, kreeg op haar vijftiende een contract bij een grote platenmaatschappij en raakte dat op haar eenentwintigste weer kwijt. Tot haar opluchting.
Daarna hoefde ze zich niet meer te bewijzen als popzangeres die hits scoort. Ze kon haar eigen intieme liedjes maken en begon een samenwerking met een kleinere platenmaatschappij.
Martens stijl balanceert tussen klank en stilte. Ze heeft een manier van zingen die als ‘folky’ wordt omschreven, omdat haar stem zo herkenbaar en dichtbij klinkt, onopgesmukt, alsof ze zomaar voor zich uit zingt. Het is een stem die langs waait.
Die stijl is ook bekend van de eveneens Britse Laura Marling en wordt vaak in verband gebracht met het grote voorbeeld Nick Drake (1948-1974). Over hem zei Marten: „His music made me feel understood, like I could say anything quietly and it would still matter”.
Haar nieuwe, vijfde album heet Dog Eared, naar haar gewoonte om bladzijden met mooie teksten om te vouwen in boeken. Het is een raak beeld, de gevouwen oren roepen een associatie op met alles wat waardevol en een beetje gehavend is.
Op dit album liet Marten meer instrumenten toe. De jammerende pedal steel-gitaar geeft een rake omlijsting aan het gevoelige ‘Feeling’. Maar het orgel, het keyboard en de dwars tinkelende harp kregen zo te horen een volume-restrictie. De mooi verstrengeld klinkende bijdragen, waarin nauwelijks een specifieke instrument te onderscheiden is, blijven op de achtergrond. Martens zang klinkt voorzichtig – „I could say anything quietly and it would still matter”, blijkt nog de leidraad.
Het werkt niet altijd. Bijna te subtiel zijn liedjes als ‘Clover’ en ‘No Sudden Changes’. En soms zijn haar woorden voorspelbaar („Our love is like a rose/ It blooms and then it goes”). Dat ontsiert ‘Leap Year’ (schrikkeljaar) dat uiteindelijk toch beroert door de fijnzinnige melodie die van melancholisch mineur in kleine stapjes richting verleidelijk falset gezongen vervoering klimt.
Die kleine stapjes zijn Martens kenmerk, alsof ze langzaam uit haar schulp kruipt. De verfijning in haar stem en muziek is aantrekkelijk, en ook gedurfd in deze muzikaal luidruchtige tijd. Al zijn de momenten dat ze ‘los’ komt ook welkom, zoals het bijna dronken klinkende ge-lala in ‘Swing’. Ze zingt mooi smachtend in ‘Goodnight Moon’.
In een enkel uptempo liedje koos ze een luchtige zangpartij, die de doorgaans gedempte emotie aangenaam doorbreekt. In dit nummer ‘Crown’ groeit Martens muziek langzaamaan richting dansbare ritmes, zwoel en intiem.
Hester Carvalho
Hiphop Tyler, the Creator Don’t Tap The Glass
Onverwacht dropte Tyler, The Creator deze week zijn negende album: Don’t Tap The Glass . Het is luchtiger en ongecompliceerd in vergelijking met het complexe Chromakopia dat vorig jaar uitkwam. Het album is dan ook bedoeld om te dansen, schrijft de producer en rapper uit LA op zijn sociale media. En dat zul je, op beats die duidelijk geïnspireerd zijn op de hiphop uit zijn jeugd, en doen denken aan het beste werk van N.E.R.D. (Jonasz Dekkers)
jazz Brandee Younger Gadabout Season
De oude harp van de legendarische Alice Coltrane zelf blijkt voor de Amerikaanse harpiste Brandee Younger een toegangspoort naar het volgende jazzlevel. In een mengeling van moderne spiritual jazz en souljazz komt ze met muzikanten als vibrafonist Joel Ross en blazer Shabaka tot een diepere laag. De tingeltangel new age saus maakt alles wel heel vloeibaar, maar de harp glorieert zonder meer als volwaardig jazzinstrument. (Amanda Kuyper)
hiphop Raekwon Legend Has It
Tang legende Raekwon, Legend Has It, beslaat een breed palet aan stijlen: van old school boom bap, tot chipmunk soul en orkestrale stukken. Geweldige bijdragen van iconen als Nas (gerse verse op ‘The Omèrta, inclusief Karl Marx-referentie), maar ook Ghostface Killah, Method Man en de Griselda crew. Een zorgvuldig geconstrueerd, scherp verhaal – Wu Tang style. (Jonasz Dekkers)
Techno Joris Voorn Serotonin
Joris Voorn, house en techno dj uit Moergestel die de hele wereld overvliegt voor grootse, redelijk commerciële shows, werkte jaren aan Serotonin, zijn vijfde album. Het is een diepe duik in zijn ziel, over verlies, afscheid en rouw. Hij verloor zijn ouders en zijn relatie ging uit. Het album is één doorlopend geheel; abstracte soundscape techno. De solotracks zijn erg goed, zoals ‘Session One’, ‘Horizon’ en ‘Rose’, de samenwerkingen hebben te veel tekst. (Jonasz Dekkers)
Eind vorig jaar kwam eindelijk het verlossende woord: Sara Afiba mocht zich Eurydice in de grote musicalproductie Hadestown noemen. De weg daarheen was lang, „en echt ontzettend stressvol”, blikt Sara Afiba (25) terug. Vijf auditierondes, steeds de druk om het nóg beter te doen, nóg meer te geven. Na de laatste ronde kwam eindelijk dat verlossende zinnetje: we willen jou. Maar toen kwam een nieuwe cliffhanger: alles moest nog worden doorgestuurd naar de Amerikaanse producenten van de Broadway-musicalhit Hadestown.
„En dat duurde nog eens zeven weken!”, schatert Afiba. „Zenuwslopend, joh. Tot mijn agent belde: ‘ga maar even zitten. Je hebt ’m.” Nou ja, vervolgt ze. Ongeloof. Gillen. En echt even huilen. „Daarna heb ik meteen mijn vriend gebeld, en ben ik naar de bioscoop gegaan om de muziekfilm Wicked met mijn idool Ariana Grande en Cynthia Erivo te zien. Mooier kon ik het niet vieren.”
De recensies van de musical Hadestown, dé blockbuster van deze zomer in Carré, waren vorige maand juichend. En terecht. De naar Nederland gehaalde versie van Broadway-kraker is behoorlijk briljant aangepakt – Engelstalig, muzikaal veelkleurig met de hel als een swingend jazzcafé, en met topmuzikanten en theatraal vol vondsten.
Geheel eigen geluid
Met een glansrol voor de sprankelend zingende Jeangu Macrooy, een anker in de „onderscheidende productie”, aldus deze krant, „met een geheel eigen geluid – een mix van jazz, folk en popachtige muziek”. En naast hem de nog onbekende 25-jarige Sara Afiba, meevoerend zingend als „verpletterend talent” en „dé ontdekking van de productie”, aldus Parool en de Volkskrant. Samen zijn ze het dolverliefde mythologische koppel Orpheus en Eurydice dat in de onderwereld keuzes heeft te maken.
‘Hadestown’ is de doorbraak van Sara Afiba. Foto Andreas Terlaak
Sara Afiba (voluit Sara Afiba Visser) maakt zich in haar kleedkamer in Carré klaar voor de twee shows van vandaag, in de middag en de avond. Naast haar showbizz-spiegel tal van foto’s, kaartjes en de lp van muziekfilm A Star is Born (die met Barbra Streisand) – een toi-toi-toi-cadeautje van Claudia de Breij (die de rol van verteller Hermes heeft in Hadestown). Straks krijgt ze haar make-up en warmt ze haar stem op. Nu worden Afiba’s haren eerst in talloze vlechtjes gevlochten. Ze blijven er de hele week in zitten tot haar volgende rustdag komt, ze speelt 74 van de ongeveer 80 shows deze zomer.
Terwijl ze haar benen onder zich trekt, zegt ze hoe ze ervan geniet onderdeel te zijn van zo’n grote internationale productie. Een nieuwe familie is het al haast. Terwijl ze nog niet zo lang geleden de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie afrondde. Eerder acteerde ze in telefilms en stond ze in de muziektheater-voorstelling Wolfgang het Wonderjong (2023) en in de musical De Hospita (2024).
Lees ook
De magie van musical ‘Hadestown’: je weet dat het slecht afloopt en toch blijf je hopen
Afgewezen
Afiba komt uit Haarlem, is de dochter van twee docenten (haar vader geeft lichamelijke opvoeding en haar moeder gaf les aan de hotelschool) en ze heeft nog een jongere broer. Ze deed aan schooltoneel, droomde als kind van een rol in het openluchtmuseum Archeon, speelt piano, houdt van soul en jazz en is vegetariër in hart en ziel.
Fun fact: bij haar eerste auditie voor de toneelschool werd ze afgewezen. En nu hangt haar gezicht op zo’n groot posterbord en regent het favoriete musicalmomenten. On top of the world kan ze zich voelen met het hele ensemble op de draaischijf op het podium in de richting van de hel: de overweldigende hitsong ‘Wait for me’ is in de musical het kantelpunt in het verhaal. Orpheus besluit in die scène om zijn geliefde Eurydice achterna te reizen, diep de onderwereld in, om haar terug te halen.
De rol van Eurydice is in het doorgecomponeerde Hadestown vocaal behoorlijk uitdagend – de zang is emotioneel geladen, krachtig en vergt veel expressie. Ze kan er nerveus over zijn, bekent Afiba. Ze is opgeleid als actrice, niet per se als zangeres. „Op mijn opleiding kreeg ik wel zangles, maar het was nooit superintensief of diepgaand. Voor deze rol voelde ik dat ik meer nodig had. Daarom ben ik gaan werken met zangeres en vocal coach Tamar Niamut. Samen hebben we intensief aan het materiaal gewerkt.”
Ze zette de Hadestown-liedjes eindeloos op repeat. „Op Spotify vond ik ook oudere versies met andere arrangementen. Die heb ik bewust allemaal beluisterd, zodat ik niet per ongeluk één bepaalde versie ga nadoen.”
De echte vijand zijn je eigen gedachten als die zich tegen je keren
Als ze op onzekere momenten de gedachte heeft dat ze ‘gemiscast’ is – de goede recensies doen er dan even niet toe – denkt ze aan wat verteller Hermes in het stuk zegt over de gemeenste hond die je zult tegenkomen. Dat is niet de grommende hond in de straat, maar de ‘hond in je hoofd’, die is veel verraderlijker. „De echte vijand zijn je eigen gedachten als die zich tegen je keren.”
Ze beschrijft Eurydice als een beschadigd persoon die geen onvoorwaardelijke liefde kent en daarom kiest voor de zekere, maar kille veiligheid van Hadestown. Armoede, angst en overlevingsdrang spelen een belangrijke rol in haar keuzes.
Over welk nummer ze het meest uitdagend vindt om te zingen, denkt ze niet lang na. Al wisselde dat tijdens het repetitieproces. „In het begin had ik echt stress voor ‘Chant’. Daarin zitten mijn hoogste noten van de hele voorstelling, als Eurydice naar Orpheus zingt: ‘shelter us!’ en ‘harbor me!’. Technisch pittig, maar het was vooral de emotionele lading die het zo’n uitdaging maakte.”
Nu gaan die hoge noten best prima, gaat ze verder. „Maar nu moet ik slikken als we bij de ‘Wedding Song’ (een folky song aan het begin van de musical waarin Eurydice het hof wordt gemaakt door Orpheus) aankomen. Mijn stem is dan nog niet helemaal opgewarmd. Ervoor zit een zacht airy solostuk. Die ‘Wedding Song’ is uitdagender, dan moet echt gas erop.”
Intieme rol
In ‘Songbird’, een duet met de diep donkere stem van de duistere Hades (Edwin Jonker), voelt ze zich juist vrij glijden door de zanglijnen. Hadestown-componist Anaïs Mitchell toonde zich bij de première vorige maand verrast door hun versie.
Met zanger Jeangu Macrooy vormt Afiba een liefdespaar – een intieme rol waarin niet alleen het spel, maar ook hun stemmen nauw met elkaar moeten versmelten. Dat vergde wederzijds vertrouwen waaraan ze veel hebben gewerkt. „Je kunt niet zomaar een liefdesrelatie op het toneel zetten zonder elkaar eerst goed te leren kennen. We zijn bij hem thuis alle liedjes samen gaan zingen, hoe konden onze stemmen gaan vloeien alsof ze bij elkaar hoorden?”
Maar de samenwerking kende ook onverwachte uitdagingen – van fysieke aard, lacht ze. „We schelen ruim veertig centimeter in lengte. Dat lijkt een detail, maar op het toneel heeft dat veel impact. Een groot deel van de voorstelling zijn we in elkaars armen.” En hoe raak je iemand theatraal teder aan als hij een kop boven je uitsteekt? Zeker in een liefdesscène strandde hun eerste pogingen. „Ik voelde me zó klein. Het zag er gewoon vreemd uit.” Dus hebben ze allerlei lifts uitgeprobeerd. „Nu tilt hij me helemaal boven zich uit, het is een echt prachtig beeld geworden.”
Lees ook
Musical ‘Hadestown’ voert z’n publiek naar de vuren van de hel
De musical Hadestown is nog t/m 24 augustus te zien in Carré, Amsterdam. Info: carre.nl
Je kunt met de auto gaan. Maar dan kom je lang niet overal. Je kunt ook gaan fietsen, dat is de bedoeling en het is wat de meeste mensen doen. Wandelen kan ook, dan doe je een klein stukje.
De tweejaarlijkse ‘internationale kunstroute’ IJsselbiënnale bestaat uit achttien kunstwerken langs de IJssel tussen Brummen en Zwolle. Zou je de afstand rechtstreeks met de auto rijden, dan is het zestig kilometer. Maar de route meandert door het landschap en beslaat zo’n honderd kilometer. Hij voert je over binnenwegen, vaak volg je de fietsknooppunten, regelmatig moet je een pontje nemen. Soms loop je het weiland in waar zich een kunstwerk bevindt.
De eerste IJsselbiënnale was in 2017. Na een paar kleine exposities langs de IJssel „kregen we het idee van de hele rivier als thema voor een tentoonstelling”, vertelde initiatiefnemer Mieke Conijn destijds in NRC. Dat bleek nog ingewikkeld: veertien gemeenten, drie waterschappen, twee provincies en landeigenaren (natuurorganisaties zowel als particulieren): ze moesten allemaal akkoord gaan. Er waren al met al een stuk of vijftig vergunningen nodig. Uiteindelijk kwam de eerste kunstroute er twee jaar later dan voorzien.
Nu wordt hij voor de vierde keer gehouden. Wat de vraag oproept: wat is er in die tijd veranderd en wat is er gelijk gebleven?
Gelijk gebleven is in elk geval het overkoepelende thema: klimaat(verandering), waarbinnen steeds een ander accent wordt gelegd. De vorige keer was dat ‘aarde/bodem/grond’, dit jaar is het ‘grenzen’ geworden. Dat is een weids begrip, maar dat is ook de bedoeling. Mieke Conijn: „We willen ruimte bieden voor interpretatie, zodat de werken van elkaar verschillen.”
‘Silent Fragments’ van Felipe van Laar.
Foto Hanna Jansen
En ja, dat doen ze. Neem Silent Fragments van Felipe van Laar (1988), het staat bij de overgang naar een stiltegebied. Als je door het weiland loopt, zie je naast elkaar drie houten rechthoeken met kleine kantelen erbovenop, die als je er bent de achterkant van kerkbanken blijken te zijn. Ze gaan bijna op in het landschap, zoals vijftig meter eerder een trap je bijna terloops tot aan de waterkant leidde – waar een half open deur op het water bleek te drijven.
Of, heel anders: Woordwaarden van de Mexicaanse Héctor Zamora (1974). Grote oranje letters liggen in de rivier, ze vormen woorden als ‘welkom’, ‘gunnen’ of ‘space’. Samen met bezoekers en omwonenden maakt de kunstenaar elke paar weken andere woorden, op deze plek waar mogelijk een nieuwe brug over de rivier en een nieuwe woonwijk komen – het voornemen is vooralsnog controversieel.
‘Woordwaarden’ van Héctor Zamora.
Foto Hanna Jansen
Steeds nieuwe landeigenaren
Het uitzetten van de kunstroute begint met het kiezen van locaties: ook dat is gelijk gebleven. Het zijn steeds andere plekken, net zoals er elke keer andere kunstenaars worden aangezocht. Die kunstenaars maken hun werk speciaal voor de plek die ze krijgen toegewezen.
Mieke Conijn: „Elk thema vraagt om een ander soort locaties, voor grenzen zoek je andere plekken dan voor grond. En we doen het ook voor de terugkerende bezoeker: we willen dat de route je blijft verrassen.”
Dat is tegelijk complicerend: elke keer weer moeten er nieuwe landeigenaren bij de route worden betrokken. Aan de andere kant: „Ze kennen ons nu ook wel. ‘Oh ja, daar heb ik van gehoord’, zeggen ze dan.”
De verrassing moet ook komen van het ritme van de werken. Zo volgt op een activistisch kunstwerk – De brugwachter, zombie apocalypse abstraction van de Tsjechische Pavel Karous (1979) dat lijkt op een tank op weg naar de oorlog – het vrolijk makende the Reapers van de Turks-Engelse Ivan Morison (1974): metershoge hooimijten, het lijken reuzen in het landschap. Meanderen van Irene Fortuyn (1959) is daarna weer vooral poëtisch: je wandelt over een gewoonlijk niet bestaand, bochtig pad door hoog gras – voor de gelegenheid is het weiland daar gemaaid – dat feitelijk de grens vormt tussen twee provincies. Onderweg zie je hier en daar woorden die zijn gemaakt van in brons gegoten snoeihout van bomen.
‘the Reapers’ van Ivan Morison.
Foto Joris Metz
De kunstwerken van Zamora, Karous, Morison en Fortuyn zitten in ‘Fietsroute Deventer’: 28 kilometer, vijf kunstwerken. Felipe van Laar hoort bij ‘Wandelroute Fortmond’: dertien kilometer, drie kunstwerken. Dat is een verschil met eerdere edities van de kunstroute. In plaats van uit één lang traject, bestaat die nu uit vier rondes. Drie zijn een kilometer of dertig en bedoeld om te fietsen, de vierde is de wandeling van dertien kilometer. De fietsroutes – Deventer, Zwolle, Brummen – beginnen in plaatsen met een NS-station (Fortmond ligt op 3,5 kilometer van NS-station Olst).
Minder kunstwerken dit jaar
Mieke Conijn: „We vragen mensen elke keer wat ze vinden en daar kwam uit: graag een route om te wandelen, liever een paar rondes dan één lang traject. En omdat jonge mensen vaker met de trein komen, beginnen we op plekken waar je een ov-fiets kunt huren.” Overigens is het voor wie dat wil mogelijk gebleven de hele route te fietsen: er zijn verbindingsroutes.
Er is meer gemak gekomen. In plaats van één grote routekaart zijn het nu vier kleinere. En de ‘Reisgids IJsselbiënnale 2025’ is de helft dunner dan die van 2017, die ruim honderd pagina’s dik was. „Die gids werd wat intimiderend gevonden. We zetten nu meer informatie online.”
Wat dan weer wel hetzelfde is gebleven: als het regent, kun je ook op andere plekken terecht. Elke route bevat ‘IJB-tips’: musea en andere kunstruimtes in de buurt (De Fundatie in Zwolle, Museum MORE in Gorssel, Museum EICAS in Deventer). En in de Bergkerk in Deventer kun je naar Nevengeul, de traditionele tentoonstelling met werk van regionale kunstenaars. Al is ook die nu anders opgezet. „Eerst konden kunstenaars ook beelden plaatsen in de buitenruimte. Maar dat was verwarrend voor bezoekers: hoort dit nu wel of niet bij de route?”
Tenslotte: er zijn minder kunstwerken dan bij eerdere edities, 18 in plaats van 27. Deels is dat vanwege de andere opbouw van de route, ook is het om de organisatie minder complex en daarmee minder kostbaar te maken. Want inderdaad: je kunt een reisgids en routekaarten kopen, maar dat hoeft niet – alle werken staan in de buitenruimte, iedereen kan ze zomaar bekijken.