‘Sommige schapen komen naar me toe voor een aai over de bol’

‘In de zomer staan mijn schapen op zo’n twaalf verschillende plekken, van Zwolle tot Borne. Hemelsbreed liggen sommige plekken zeventig kilometer uit elkaar. Ik zit veel in de auto. De meeste schapen staan op zonneparken. Tussen elke twee rijen zonnepanelen zit een meter gras, soms heb je in het midden ook een behoorlijk grote strook. Daarnaast heb ik voor waterschappen schapen langs waterlopen en om retentievijvers, en nog wat op veldjes voor gemeenten.

„Ik ben niet altijd schaapherder geweest. Een jaar of zes heb ik gevaren. Ik heb bijna de hele kust van Europa gezien, op Italië en Malta na. Ik ben ook in Venezuela, Panama en Amerika geweest. Het was een relatief klein schip, negentig meter lang. Dan kom je ook in de wat kleinere havens.

„Ik ben opgeleid tot stuurman-werktuigkundige, en deed zowel het wachtlopen op de brug als de machinekamer. De werkdruk aan boord is hoog. Het is zes uur werken, zes uur rust, zes uur werken. In die zes uur rust moet je ook eten en je wasje doen. Ik had steeds blokken van drie, vier uur slaap. Je bent maar met acht man aan boord. En je spreekt drie maanden bijna alleen maar Engels omdat er bijna geen Nederlands personeel meer is. De matrozen kwamen uit Oekraïne, Rusland, de Filippijnen.

„Als ik op verlof was, hielp ik mijn vader. Hij was bijna twintig jaar geleden als schaapherder begonnen. Hij heeft contracten afgesloten met zonneparken en waterschappen, zodat er een fatsoenlijke boterham mee te verdienen valt.

„Ik ben met varen gestopt nadat ik binnen een paar weken vier overlijdens had: mijn opa, mijn oma, een heel goede vriend en een klasgenoot die er een einde aan had gemaakt. Net iets meer dan een mens in één keer aankan. Eerst heb ik een beetje fabrieksarbeid gedaan en daarna heel even in de bijstand gezeten. Vanuit de bijstand heb ik de mbo-opleiding tot schaapherder gedaan – met van mijn vader de garantie op een baan. Het is best een pittige opleiding, met vakken als ecologie, landschapsbeheer, schaapgerelateerde dierziektes, het maken van een begrazingsplan. Ik ben in 2018 geslaagd.

„Mijn vader en ik werkten zeven dagen per week samen. In de auto zaten we vaak te babbelen over ditjes en datjes. Ook over onderwerpen die niets met schapen te maken hebben, zoals geschiedenis, politiek, zorg. Ik ben altijd heel leergierig geweest. Als ik denk: waarom is dat zo, dan zoek ik het automatisch op. Ik heb een brede algemene kennis.

„Afgelopen zomer is mijn vader overleden. Aan de ene kant is het prettig dat ik nu alles op mijn eigen manier kan doen. Maar het is ook heel stil. We waren niet alleen vader en zoon maar ook collega’s en zelfs vrienden van elkaar. We hadden maar een half woord nodig om elkaar te begrijpen. Achteraf is dat wel bijzonder geweest. Mijn vader heeft mij en mijn zus opgevoed vanaf mijn vierde, toen mijn ouders gescheiden zijn. Hij is gestopt met een goedlopende houthandel omdat hij ons anders niet genoeg tijd en liefde kon geven. Hij wilde zelf het eten klaarmaken, het huishouden doen, er zijn voor de kinderen.

„We hebben thuis altijd honden, kippen, eenden en konijntjes gehad. Voor de schapen heb ik nu twee werkhonden, bordercollies, die wissel ik af. Ze halen een snelheid van 45 kilometer per uur, en leggen best wat afstand af om de schapen bij elkaar te drijven. In de zomer moet je oppassen dat ze niet oververhit raken, een bordercollie stopt pas als jij zegt dat hij moet stoppen. Van wolven heb ik geen last. Om zonneparken heen zit bijna overal een minimaal twee meter hoog hek. Ik heb wel wolvennetten aangeschaft, een flexibele afrastering van 1,20 meter hoog, voor buiten de zonneparken.

Een van mijn schapen heeft de tekening van een koe, die noem ik koetje. Als ik dat zeg, komt ze ook naar het gaas toe

„Ik zet mijn schapen binnen de afrastering in blokken neer. Waar ze niet zijn krijgen bloemen de kans om te bloeien en zaad af te zetten. Waarna de schapen de zaden via hun vacht over het park verspreiden. Het begrazingsseizoen loopt van april tot en met oktober. Op de zonneparken zet ik in de wintermaanden een onderhoudskoppel van tien à vijftien schaapjes, mits het park niet te nat is. De andere schapen gaan naar de boeren, voor winterbegrazing. Dat doe ik met gesloten portemonnee: als schapen bij de boeren lopen hoef ik ze geen hooi te voeren.

„Er is van te leven. Je moet niet al je uren tellen, dan kun je beter bij de Jumbo vakken gaan vullen. In droge zomermaanden heb ik werkweken van tachtig uur. Dan ga ik alle plekken twee keer per dag af om te zorgen dat mijn dieren schaduw en water hebben. Je kunt niet zeggen: ik heb geen zin, ik ben verkouden dus ik kan niet naar mijn werk. Het schaap is van jou afhankelijk voor eten en drinken. Als ze in de winter bij de boeren lopen zet ik velden op waar ze een week kunnen grazen. Dan hoef ik ze maar één keer per dag te controleren, mocht er eentje ziek zijn.

„Ik heb favoriete schapen. Bijvoorbeeld omdat het een fleslam geweest is dat ik zelf heb grootgebracht. Of als een schaap heel zinnig is, tam, en naar me toe komt voor een aai over zijn bol. Een van mijn schapen heeft de tekening van een koe, die noem ik koetje. Als ik dat zeg, komt ze ook naar het gaas toe.

Na acht jaar doe ik mijn schapen weg, dan gaan ze naar de veehandelaar. Dat is een zakelijke beslissing. Op een gegeven moment moet je afscheid nemen. Je kunt je niet aan al je schapen gaan binden.”