Het overgrote deel van de tankstations in Iran is maandag platgelegd door een vermoedelijke cyberaanval. Zo’n 60 procent van de tankstations in het land is buiten werking, zo heeft olieminister Javad Owji op de Iraanse staatstelevisie volgens internationale persbureaus gezegd. De aanval is opgeëist door de hackers van Predatory Sparrow, een groep die volgens Iran banden met Israël heeft.
De hack was gericht op de kaartlezers bij de stations. In Iran is brandstof hevig gesubsidieerd en krijgen inwoners een kaart waarmee ze elke maand een bepaalde hoeveelheid kunnen tanken. Minister Owji verwachtte maandagochtend dat het herstel nog „zes tot zeven uur” zou duren. De aanval was vooral goed te merken in de hoofdstad Teheran. Inwoners werd verzocht niet te gaan tanken.
Predatory Sparrow zegt in een verklaring de aanval „op een gecontroleerde manier” te hebben uitgevoerd om zo de hulpdiensten niet te belemmeren. De groep was al eens eerder verantwoordelijk voor het platleggen van tankstations in Iran. In 2021 zorgde een cyberaanval voor lange rijen bij tankstations in het land. Predatory Sparrow eiste eerder ook de verantwoordelijkheid op voor hacks van treinstations in 2021 en een staalfabriek in 2022.
Eeuwenlang was het spreekwoordelijke hutje op de hei de armzalige woonstee waartoe de allerarmste keuterboeren en landarbeiders op de Veluwe en andere streken met heide waren veroordeeld. Maar aan het eind van de 19de eeuw werd het hutje op de hei het ideale huisje voor kunstenaars en wereldverbeteraars in Het Gooi.
Zo stichtte de schrijver Frederik van Eeden stichtte in 1898 in Bussum de ‘huttenkolonie’ Walden, genoemd naar Walden or: Life in the Woods, het boek uit 1854 van Henry David Thoreau. Hierin beschrijft de Amerikaanse schrijver-filosoof zijn tweejarig verblijf in een zelfgebouwd huisje in een bos en bepleit hij en passant een eenvoudig, zelfvoorzienend en op ‘transcendentie’ gericht leven.
Naast Thoreaus boek was een huttenkolonie van dagloners in een bos op de Veluwe de inspiratiebron voor de Walden. ‘Ik heb nog maar één ideaal, mijn leven door te brengen in zoo’n hut, in dat bosch’, schreef Van Eeden in zijn dagboek, nadat hij de tijdens een wandeling de huttenkolonie bij Vierhouten had gezien. Niet veel later begon hij op het landgoed Groot Cruysbergen de commune Walden, die leefde van landbouw en ambachtelijk handwerk.
Daar liet Van Eeden een aantal door een architect ontworpen hutten bouwen, die half waren ingegraven en een dak van stro hadden. Later werden ze, vermoedelijk wegens een gebrek aan comfort, vervangen of omgebouwd tot huisjes die lijken op de houten stulpjes die nu overal op volkstuincomplexen staan. De hut van Van Eeden zelf, die bijna een kopie is van de cabin die op het omslag van de eerste druk van Thoreaus Walden staat, is nu een Rijksmonument.
Vier jaar na de stichting van Walden opende de timmerman en wereldverbeteraar Tjerk Luitjes een ‘vegetarisch huttenpension’ op de grens van Laren en Blaricum, de twee pittoreske, straatarme Gooise boerendorpen die aan het einde van de 19de eeuw per stoomtram bereikbaar werden en toen al gauw door schilders en wereldverbeteraars onder de voet werden gelopen. Voor lieden als de christen-anarchist Luitjes was Laren een ‘onbedorven wereld’ en ‘een alternatief voor de kapitalistische samenleving’, schrijft oud-NRC-redacteur Lien Heyting in De wereld in een dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum (1994). Luitjes zag de grote stad als een oord ‘waar de bedorven lucht en het rumoer, het stof en de vuilnis en de naargeestige huizenrijen de mens met vrees vervullen’, schreef hij eens.
Luitjes’ huttenpension was het begin van een ‘huttenrage’ in de Gooise kunstenaarsdorpjes. In een stukje bos aan de Noolseweg met de bijnaam ‘het Humanitaire bosje’ wemelde het omstreeks 1910 van de hutten, van onder anderen de schilder Otto van Rees, de ‘prins der dichters’ Adriaan Roland Holst en de wiskundige en filosoof L.E.J. Brouwer. De tekenares Rie Cramer bracht er haar vakanties door in een woonwagen zonder zonder wielen en ‘zo waren er nog wat pittoreske barakjes’, aldus Heyting.
Beroerde natuur
Veel van de hutten moesten in de loop van de 20ste en 21ste eeuw wijken voor de villa’s van welgestelden die na de kunstenaars en wereldverbeteraars de weg naar het idyllische Laren vonden. Maar de hut van Mondriaan aan de Eemnesserweg in Blaricum is gered door de Dooyewaard Stichting, die als doel het behoud en de instandhouding van ateliers in Laren en Blaricum heeft. In 2009 werd de stichting eigenaar van de hut van Mondriaan en breidde die uit met een ondergrondse, deels met glazen platen bedekte ruimte, zodat het huisje geschikt is als atelier van artists in residence.
Het opvallendste onderdeel van de houten hut met een dak van rode pannen is de kloeke bakstenen schoorsteen die door het merkwaardige kleine raampje oogt als een huisje op zichzelf. Wie het bord met het opschrift ‘eigen terrein – verboden voor onbevoegden’ negeert en door de ramen naar binnen gluurt, ziet dat de oorspronkelijke hut slechts drie piepkleine ruimtes heeft. Aan de achterkant, waar de ingang zit, bevinden zich een slaapkamertje en een halletje, de kleine woonkamer gebruikte Mondriaan als atelier.
Foto’s: Ruchama van der Tas
De hut van Mondriaan, die overigens eerst in het Humanitaire Bosje stond en in 1927 naar de Eemnesserweg werd verplaatst, is een van de ateliers waar Mondriaan tijdens zijn Larense periode werkte. De jaren 1915-1919 waren cruciaal: in Laren bereikte Mondriaan het einde van de lange weg naar de volledig abstract-geometrische schilderkunst die hem beroemd zou maken. Mondriaan woonde er in gehuurde kamers en gebruikte de hut vooral als atelier. Hij had er drie huizen, zei hij eens: ‘één waar ik eet, één waar ik werk, en één waar ik slaap’.
Hoewel hij in zijn kunst op zoek was naar de absolute zuiverheid, was de hut voor hem dan ook niet verbonden met een ‘onbedorven wereld’ of ‘een rein leven’. Sterker nog, hij hield helemaal niet van hutten en pittoreske boerderijtjes, een stalen brug vond hij mooier. ‘Een rustiek huis staat dicht bij de natuur, een modern ingenieurswerk niet’, zei hij eens. Van de natuur en de hei waarop de hutten veelal stonden werd hij somber. ‘Die natuur is eigenlijk verdomd beroerd’, zei hij eens na wandeling over de hei. ‘Ik kan ’t haast niet uithouden.’
De hutten waarin hij schilderde hadden dan ook invloed op zijn werk. In een brief uit 1919 liet hij Theo van Doesburg, de oprichter van De Stijl, weten dat schilderen in hutjes remmend werkte op zijn tocht naar de absolute zuiverheid. Bij de beoordeling van zijn nieuwe werken moest Van Doesburg wel bedenken dat ze ‘in een kleine kamer waren gemaakt,’ schreef hij in 1919. ‘Verder dat ik die stemmige kleuren voorlopig neem, me aanpassende aan de tegenwoordige omgeving in de wereld: dit sluit niet uit, dat ik een pure kleur prefereeren zou.’ Niet lang daarna verhuisde Mondriaan naar Parijs, waar hij, bevrijd van de hutjes op de hei algauw slechts in primaire, zuivere kleuren en even zuivere niet-kleuren zou schilderen.
Ik was te gast in Radio Pedis, een podcast van Omroep Zwart, waar Indo’s alle tijd en ruimte krijgen om te vertellen over de consequenties van het bloed dat door hun aderen stroomt.
Ik had al lang niet meer in het openbaar over dat deel van mijn geschiedenis gesproken. Dat heeft allerlei redenen: de laatste keer dat ik iets over mijn geschiedenis probeerde te vertellen, weliswaar in het theater, brak de pleuris binnen mijn familie uit. Nou gebeurt dat wel vaker, maar in dit geval was ik de forever-Judas. Wat volgde waren jaren waarin ik alle zeilen bij heb moeten zetten om een stevig huis met dikke muren voor mijzelf te bouwen. Maar zoals dat vaker gaat bij mensen met een verscheurde achtergrond: zodra je een beetje stabiel staat, haak je opeens jezelf weer pootje.
Dus daar ging ik weer, in die warme studio, door de geschiedenis heen: van Java en Sumatra naar naoorlogs Rotterdam, naar Hardinxveld-Giessendam waar ik als vreemd kind opgroeide. Ik sprokkelde voorzichtig bij elkaar wat ik van mijn oma dacht te weten. Eindeloos zeeziek tijdens de overtocht naar Nederland, met alleen griesmeelpuddinkjes als soelaas. Schorpioenen in een blikje. De verkoop van alle organzajurken op de markt, alleen nog een rubberen hemdje over, brandende zon, ‘drie kilo kwijt op 1 dag’. Maar ik raakte in de knoop. Want hoe het nou zit met het kamp, het huwelijk van mijn oma, mijn opa’s oorlogsverleden? Ik weet het niet precies, en bij alles wat ik dacht te weten, hoorde ik direct bekende stemmen in mijn hoofd die me spottend mijn waarheid ontzegden. In die studio ervoer ik een vreemde schaamte, alsof ik iets kwam stelen.
In bodemloze families heeft niemand grip. Het wordt het individu onmogelijk gemaakt de geschiedenis bij de horens te vatten en tot een coherent verhaal smeden. Overal is drijfzand, waarin de woorden van vroeger langzaam wegzinken. Aan niemand wordt de autoriteit gegeven om zichzelf gerust te stellen met een narratief dat het hier en nu makkelijker zou kunnen maken. „Het was anders, hoe kom je daar nou bij, nee dat heb ik helemaal niet gezegd, wat bedoel je daarmee, ik had totáál geen problemen met mijn moeder!”
Ik denk aan Orwell: „The past was alterable. The past never had been altered. Oceania was at war with Eastasia. Oceania had always been at war with Eastasia.”
Een staat en een familie functioneren volgens dezelfde regels. Verwarring en verstoting zijn in beide gevallen machtige wapens. Zo fluisterde een nicht mij tijdens de begrafenis van mijn oma toe dat het heel waarschijnlijk was, zij had het natuurlijk ook alleen maar van horen zeggen, dat mijn opa helemaal niet mijn opa was. Wel háár opa, niet mijn opa.
„Ik ben nog nooit naar Indonesië geweest”, vertelde ik de presentatoren. Ze keken me verbijsterd aan. Opeens wist ik waarom ik nooit ging. Het voelt alsof ik er geen recht op heb.
Maar op hetzelfde moment begreep ik ook dat in de gedwongen gatenkaas van mijn herinneringen een gemankeerde poging tot bescherming zit. ‘Hou het allemaal maar weg, dan hoeft ze het ook niet te dragen.’
Toch moet ik erheen, naar die berg (was het wel een berg?) waarop ooit het huis stond van mijn overgrootouders. En ik zal erover schrijven. Ze zullen wel weer boos zijn. Maar dat geeft niet. Want grip krijgen, nog steviger dan nu, is mijn van daad van liefde.
Liefde voor mijn familie.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. |Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
De 22-jarige man die verdacht wordt van het steekincident op de Rotterdamse Erasmusbrug maandag, wordt verdacht van „moord en poging tot moord met een terroristisch oogmerk”. Dat schrijft het Openbaar Ministerie vrijdag in een verklaring. Het lopende onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de man „ideologisch gedreven” is – zo riep hij „tijdens het plegen van de feiten een aantal keer Allahoe Akbar”.
Eerder zei minister David van Weel (Justitie, VVD) een terroristisch motief niet uit te sluiten, maar ook „psychologische problematiek of antecedenten in het criminele circuit” nog als mogelijke verklaringen te zien. Het OM benadrukt vrijdag dat andere motieven nog niet zijn uitgesloten en dat het onderzoek nog loopt.
Een woordvoerder van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTV) zegt op vragen van persbureau ANP dat het terroristische dreigingsbeeld in Nederland naar aanleiding van de steekpartij in Rotterdam niet wordt aangepast: het is nog steeds 4 uit 5.
De verdachte is bekend bij de politie en werd eerder veroordeeld voor geweldsincidenten. Een 32-jarige Rotterdammer werd door de verdachte gestoken en overleed ter plekke. Een tweede slachtoffer, een 33-jarige Zwitser, werd gewond naar het ziekenhuis gebracht en is inmiddels weer thuis.
Het OM schrijft dat de verdachte maandag wordt voorgeleid bij de rechtbank van Den Haag, niet die van Rotterdam. Onder de ooggetuigen van de steekpartij bevonden zich medewerkers van de Rotterdamse rechtbank.
Lees ook
De kickbokstrainer dacht een ruzietje te sussen, maar overmeesterde de dader voordat die meer omstanders doodstak