‘Israël vaagt in Gaza een hele cultuur weg’

Ironisch genoeg luidde de naam van de wijk in Khan Younis waar de 38-jarige Karam en zijn gezin woonden Amal. Dat is Arabisch voor ‘hoop’. Die hoop werd enkele weken geleden in een paar uur letterlijk de bodem ingeslagen door een Israëlisch bombardement, vertelt de 38-jarige leraar Engels in een herhaaldelijk onderbroken telefoongesprek vanuit de grensplaats Rafah. Daar heeft hij in het appartementje van zijn schoonouders, met 45 anderen, een nieuw tijdelijk onderkomen gevonden. Om veiligheids-redenen wil Karam alleen met zijn voornaam in de krant.

De wijk Amal in Khan Younis, de tweede grootste stad van de Gazastrook, werd grotendeels verwoest, ook het flatgebouw waar Karam en de zijnen op de zesde verdieping woonden. „Alles waar ik de afgelopen twintig jaar voor heb gewerkt, heb ik verloren”, vertelt hij met van emotie overslaande stem. „Mijn werk, het centrum voor Engels onderwijs dat ik had opgebouwd, mijn huis, mijn daktuin. Alles is weg. Terwijl er alleen maar civiele gebouwen in onze buurt waren. De enige reden dat mijn vrouw en ik nog verder willen leven zijn onze kinderen. We willen hun toekomst veilig stellen.”

De omvang van de onafzienbare puinhopen in Gaza is ook in historisch perspectief ongekend. Balakrishnan Rajagopal, speciaal VN-rapporteur voor het recht op adequate behuizing, schreef eind januari dat er in Gaza inmiddels ruim 70.000 huizen zijn verwoest. Dat is volgens hem bijna drie keer zoveel als tijdens de vernietigende bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog op Rotterdam en Dresden, waarbij in beide gevallen zo’n 25.000 huizen in ruïnes werden herschapen.    


Lees ook
NRC-onderzoek: ruim één op de drie gebouwen in Gaza is beschadigd of verwoest

31 oktober 2023, Palestijnen zoeken na een bom op het permanente vluchtelingenkamp Jabalia naar overlevenden tussen het puin.

Het zijn niet alleen woonhuizen maar ook scholen, ziekenhuizen, moskeeën, kerken, theaters, kantoren, fabrieken, winkels, restaurants, akkers, boomgaarden, moestuinen, wegen, waterleidingen, elektrische netwerken die aan puin zijn geschoten of gebombardeerd. Begin november al constateerde kolonel Yogev Bar-Shesht, plaatsvervangend hoofd van het Israëlische civiele bestuur in Gaza, in een videofilmpje: „Wie hier ook maar terugkeert, als ze hier terugkeren zullen ze verschroeide aarde vinden. Geen huizen, geen landbouw, helemaal niets. Ze hebben geen toekomst.”

Een vertrouwde omgeving

Cynici zullen wellicht betogen dat er – afgezien van een handjevol historische monumenten – niet veel verloren is aan een groot deel van de Gazaanse bebouwing. Veel daarvan bestond immers uit betonnen appartementencomplexen, die met bescheiden budgetten waren gebouwd en over het algemeen de schoonheidsprijs niet verdienden. Eerdere Israëlische bombardementen hadden bovendien ook al veel sporen in Gaza-Stad en ander plaatsen nagelaten.

Maar zo’n redenering gaat er ten onrechte aan voorbij dat voor veel van de 2,3 miljoen Gazanen die plaatsen in de Gazastrook toch hun thuis vormden. Daar voelden ze zich op hun gemak, in een vertrouwde omgeving binnen hun eigen gemeenschap. De plaats ook waar ze hun kinderen grootbrachten en vaak zelf waren opgegroeid.

„Als leden van een familie hun hele leven hebben gewoond in een gebouw, dat ze misschien ook zelf hebben gebouwd, dan geeft zo’n huis mensen een gevoel van veiligheid en een gevoel dat ze deel uitmaken van een gemeenschap”, zegt Ammar Azzouz, een architect uit de eveneens zwaar door oorlog geteisterde Syrische stad Homs die tegenwoordig in Londen verblijft. „Maar als hun huis is verwoest, hoe kunnen ze er dan ooit weer bovenop komen, zeker als door de oorlog ook nog leden van hun familie zijn omgekomen?”

Dit immateriële leed dat voortvloeit uit de verwoestingen blijft niet beperkt tot individuele burgers. „Het gaat ook om het verlies aan herinneringen van een hele gemeenschap”, zegt Azzouz aan de telefoon. „Een stad is als een archief van de prestaties en ambities van zo’n gemeenschap. Door zulke verwoestende oorlogen als nu in Gaza wordt dat allemaal in één keer weggevaagd.”

In dit verband spreken Azzouz maar ook VN-rapporteur Rajagopal en anderen van ‘domicide’, letterlijk het doodmaken van een huis maar in dit verband het opzettelijk verwoesten van steden, zodat het gemeenschapsgevoel wegvalt. „Campagnes als die in Gaza zijn erop gericht de hele geschiedenis van een gemeenschap, hun cultuur weg te vagen, zodat het is alsof ze nooit bestaan hebben”, zegt Azzouz, die zelf om veiligheidsredenen nooit naar Homs heeft kunnen terugkeren sinds zijn vertrek eind 2011. Rajagopal bepleitte daarom onlangs om domicide voortaan in het internationaal recht aan te merken als een misdaad tegen de menselijkheid.

Veel wijst erop dat Israël bewust allerlei maatschappelijk belangrijke gebouwen heeft opgeblazen, zonder directe militaire noodzaak. Welk doel dient het om het complex van de Israa-universiteit, een hotel aan zee, een VN-school of een gerechts-gebouw met de grond gelijk te maken via vanuit de verte gecontroleerde ontploffingen? The New York Times stelde een overzicht samen van liefst 33 gebouwen die op die manier werden neergehaald. Israël betoogt dat dit nodig was om ruimte te creëren voor een nieuwe bufferzone langs de grens om nieuwe aanvallen van Hamas te voorkomen. Maar een deel van de explosies was ruim buiten die bufferzone.

Oude oriëntatiepunten

De naoorlogse fase is volgens Azzouz, auteur van een boek over domicide, vaak nog moeilijker voor de getroffen bewoners van verwoeste steden en dorpen dan die tijdens de gevechten zelf. „Een deel van de oude gemeenschap is vaak dood of in de diaspora terechtgekomen en de achterblijvers tussen de puinhopen zijn in allerlei opzichten hun oude oriëntatiepunten kwijt. Ze worden bovendien dikwijls vergeten door de rest van de wereld, omdat de belangstelling zich intussen naar een conflict elders heeft verplaatst.”

Als er al wederopbouw plaatsvindt, hangt er veel van af hoe die wordt aangepakt. Soms zeggen de autoriteiten: alles is toch al kapot, laten we een nieuw begin maken en de stad volgens de modernste ideeën herbouwen. „Dat verergert de toestand vaak alleen maar”, zegt Azzouz. „Je moet naar de wensen van de lokale bevolking luisteren en oppassen dat mensen zich geen vreemden in hun eigen stad gaan voelen.”

Een voorbeeld hiervan is het Engelse Coventry, dat in 1940 door Duitse bombardementen was verwoest. Alleen de kathedraal werd in zijn gehavende staat bewaard als een monument, de rest van de stad onderging nadien door sloop een nieuwe cyclus van verwoesting, en de nieuwbouw sloot niet aan bij de wensen van de inwoners. In Warschau daarentegen bouwden ze aan de hand van oude tekeningen en foto’s de oude stad steen voor steen weer op. Dat bood de bewoners meer aanknopingspunten.

Het motto van Azzouz en anderen die zich met dit thema hebben beziggehouden luidt: creëer een stad waar de bevolking zich weer thuis voelt, en niet alleen de rijken maar ook het arme deel van de bevolking. Herbouw niet alleen enkele bekende oude gebouwen maar ook meer alledaagse plaatsen in gewone buurten, waar bewoners zich aan hechtten.

Karam, de Engelse leraar uit Khan Younis, zou niets liever zien, al is zijn eerste zorg op dit moment de veiligheid van zijn gezin. Maar ondanks de deprimerende verwoestingen is hij vastbesloten zo snel mogelijk naar zijn geliefde stad terug te keren. „Ik kan geen toekomst opbouwen in andere landen. Wie zou ons daar bescherming en een onderkomen bieden? We dromen nu van een betere toekomst voor onze kinderen in onze eigen stad.”