‘Ik ben een vaderskindje. Absoluut. Al lijk ik qua uiterlijk precies mijn moeder. Ik ben de middelste uit ons gezin. Mijn zus is vijf jaar ouder, en mijn broer zes jaar jonger. Ik groeide op in een piepklein dorp op de Veluwe en woonde de eerste zes jaar van mijn leven in Dieren. Mijn vader was slager en mijn moeder werkte tot haar huwelijk als bibliothecaresse in Deventer. Het was de bedoeling dat mijn vader de slagerij van zijn vader zou overnemen en zo het familiebedrijf – mijn opa was ook slager – zou voortzetten. Niet echt mijn moeders droom, maar ze ging ervoor.
„Die overname ging mis. Het fijne daarvan weet ik nog steeds niet. Mijn vader is al overleden en kan ik het niet meer vragen, en mijn 93-jarige moeder weet het allemaal niet meer zo precies. Wel is duidelijk dat er daarna grote schulden waren. En gedoe in de familie aan mijn vaderskant. Mijn vader is daarop als slager aangemonsterd op de Holland-Amerika Lijn en mijn moeder is weer gaan werken. Ze moesten samen die schulden afbetalen en hadden weinig geld. Gelukkig werd het beter toen mijn vader weer terug was in Nederland en als adviseur in de vleeswarenindustrie aan de slag ging.
„Bij ons thuis in Laag-Soeren was het altijd de zoete inval. Mijn vader zat in veel besturen en was een fanatiek sporter. Jongens die van huis uit niet leerden schaatsen of fietsen, nam hij op sleeptouw. En als er collega’s uit het buitenland overkwamen, logeerden ze altijd bij ons thuis. Mijn vader werkte keihard en niets was te gek. Dat kwam allemaal voort uit een enorm minderwaardigheidscomplex. Hij heeft zich nooit gewaardeerd gevoeld en hoopte door zijn tomeloze inzet op erkenning. Onbewust heb ik dat gedrag gekopieerd. Het was mijn manier om naast hem te staan. Om mijn vader te steunen.
„Mijn bewijsdrang kwam niet alleen omdat ik op mijn vader lijk, maar ook omdat ik in het gezin altijd als creatieveling werd weggezet. Dat was helemaal niet negatief bedoeld, maar ik vatte op dat men dacht dat ik andere dingen niet zou kunnen. En dat maakte mij nog fanatieker. Als ik iets wilde, dan ging ik ervoor. En in mijn hoofd was het onmogelijk dat iets niet mogelijk was. Dat heeft mij in mijn carrière veel gebracht. Voor ik in het onderwijs zat, werkte ik in de tijdschriftenwereld. Ik klom op van modestylist tot hoofdredacteur van het vrouwenblad Esta. Het ultieme bewijs dat ik iets kon, zo dacht ik.
„Kinderen wilde ik nooit. Mijn man ook niet. We vonden dat er al genoeg mensen op de wereld waren. Tegelijkertijd hadden we al heel jong kinderen over de vloer, omdat ik vanaf mijn 20ste twee oppaskinderen had. Toen hun ouders gingen scheiden, kregen wij een grotere rol in hun leven en werden we op ons 25ste zelfs hun voogd. Aan eigen kinderen dachten we nog steeds niet. Tot mijn broertje op mijn 35ste belde om te vertellen dat hij vader zou worden. Opeens werd alles anders. Na een liederlijk feest vreeën mijn man en ik de sterren van de hemel. De volgende dag wist ik zéker dat ik zwanger was. En hoe! Er kwam een drieling aan. Onze bonuskinderen, tieners inmiddels, vonden het geweldig.
„Natuurlijk vloekten we even in het begin, maar toen we het ziekenhuis uitliepen met drie baby’s, zei mijn man: ‘Wat een cadeau: drie in één keer.’ En zo is het. Die drie zijn écht een cadeau. We wilden niet dat er rivaliteit zou ontstaan tussen onze bonuskinderen en onze eigen kinderen, daarom hebben we ze altijd de plek gegeven in ons gezin die ze verdienen. We betrekken ze overal bij. Onze kinderen zien hen als hun grote broer en zus. En ze passen tegenwoordig op hún kinderen. We zijn één grote familie. Mijn huis is net zoals dat van mijn ouders: een bruisend thuis. Een huis waar immer plek is voor iedereen. Wat dat betreft lijk ik ook heel erg op mijn vader.
„Mijn man zorgde na de komst van de drieling dat thuis alles soepel verliep. En ik werkte ondertussen keihard door voor het tijdschrift Esta. Toen het blad ter ziele ging, was ik van plan om alles te doen waar ik eerder nooit tijd voor had gehad. Maar het liep helemaal anders. Ik kwam in een enorme burn-out terecht. Ik kon alleen nog maar huilen en schreeuwen, en wilde het liefst uit het leven stappen. Niets voor mij, want ik houd ontzettend van het leven. Maar ik voelde mij zo mislukt.
„Ik had een keihard oordeel over mijzelf. En heb de afgelopen jaren veel moeten leren om te zijn waar ik nu ben. Ik moest mijzelf herijken. Ik leer steeds beter nee te zeggen. En ben veel milder geworden nu ik zestig ben. Ook naar mijzelf. Ik hoef mijzelf niet meer te bewijzen. Dat probeer ik ook mijn leerlingen mee te geven. Doe vooral wat je écht leuk vindt. Ik probeer ze bij die zoektocht te helpen. En natuurlijk, ik vind het nog steeds moeilijk om stil te zitten. En kijk met bewondering naar mensen als mijn moeder die ouder worden en genoegen nemen met het feit dat dingen niet meer lukken en dat mensen voor haar zorgen. Ik weet niet of ik dat zou kunnen. Ik weet niet of ik tevreden kan zijn als mijn bewegingsvrijheid wordt ingeperkt door ouderdom. Tegelijkertijd ben ik er ook heel nieuwsgierig naar. Eindelijk tijd om alle boeken te lezen die nu nog ongelezen naast mijn bed liggen. Eindelijk rust.”
Aanmeldingen: [email protected]