‘Ik ben alleen, maar niet eenzaam’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Frans Storm van ’s Gravesande (82) verloor zijn grote liefde aan aids.

Foto Roger Cremers

„De Nederlandse cultuur is aan mij ontsnapt. Als ik hier in Amsterdam een praatje maak, heb ik vaak geen idee waar mensen het over hebben. Ik heb sinds 1958 niet meer in Nederland gewoond. Ben hier ook niet geboren. Mijn wieg stond in Batavia, het huidige Jakarta. Ik was twee toen Japan Nederlands-Indië binnenviel. Samen met mijn moeder en broer belandde ik in een kamp. Ik heb daar nauwelijks herinneringen aan. En thuis werd er niet over gesproken. Als ik iets wilde weten, zei mijn moeder dat ze geen idee had waar ik op doelde.

„Nadat Soekarno in 1945 de onafhankelijkheid uitriep, ging mijn vader meedoen aan de politionele acties. We woonden inmiddels in Soerabaja. We hadden altijd veel mensen over de vloer. Mijn ouders waren echte entertainers. Ik heb later begrepen dat het voor Nederlanders in die stad heel gevaarlijk was, maar daar heb ik nooit iets van gemerkt. Ik had een onbezorgde jeugd. Speelde veel buiten met mijn Indonesische vriendjes.

„Toen steeds duidelijker werd dat Nederlanders niet langer welkom waren in de Indonesische republiek, hebben mijn ouders mijn broer en mij naar Nederland gestuurd. We kwamen terecht op kasteel Eerde in Ommen waar de Quakers een internationale school runden. Ik was 12. Dat was best moeilijk. Ik was gek op mijn moeder en was bang dat ik haar nooit meer zou zien. Ik kende in Ommen alleen mijn drie jaar oudere broer, en die zat niet te wachten op een klein broertje dat hij altijd op sleeptouw moest nemen.

„Ik vond het leven in het kasteel ook interessant. En spannend. Ik ontmoette daar mijn mentor. Hij nam mij mee naar musea, lezingen, theatervoorstellingen en op vakantie. Hij bereidde mij, en ook vijf andere jongens, voor op onze toekomst. Hij stimuleerde ook mijn seksuele ontwikkeling. Groomen, zou je dat tegenwoordig noemen. Maar zo heb ik het nooit ervaren. Ik genoot. Ik was altijd al op mannen gefocust en vond het samenzijn met een man heel natuurlijk. Dus toen mijn ouders besloten om Indonesië te verlaten en naar Australië te verhuizen, heb ik geweigerd om ook naar dat land te emigreren. Ik wilde bij mijn mentor blijven. Niet omdat ik verliefd was. Nee, dat denk ik niet. Ik wilde de culturele en levenslessen die hij mij kon onderwijzen, graag tot mij nemen.

„Uiteindelijk ben ik op mijn 18de toch naar Australië vertrokken. Mijn broer, die mijn ouders wel achterna was gegaan, had leukemie en overleed vlak voor zijn 21ste verjaardag. Ik wilde mijn ouders troosten. Maar na een paar jaar hield ik het niet meer vol. Mijn ouders waren door de ziekte van mijn broer Christian Science-volgelingen geworden. Vooral mijn lieve moeder citeerde te pas en te onpas de teksten van Mary Baker Eddy. En homoseksualiteit paste daar natuurlijk niet bij. Al heeft mijn moeder mij nooit laten vallen.

„Ik wilde toneelspeler worden. Het liefst in Engeland, maar dat was heel moeilijk omdat Groot-Brittannië toen geen onderdeel van de Europese Unie was. Daarom werd het Duitsland. Daar heb ik mijn opleiding gedaan. Ik vond een baan bij een theatergezelschap in Zwitserland, maar dat werd een ramp. Toen Groot-Brittannië in 1973 lid werd van de EU heb ik onmiddellijk mijn spullen gepakt en ben naar Londen gegaan.

„Ik werkte in de horeca en was openlijk homoseksueel. In 1976 ontmoette ik Steve. Hij was 13 jaar jonger en een bijzondere man. Hij deed veel drag. Steve vond seks heerlijk en was er geweldig in, dus er waren een heleboel mensen die achter hem aanholden. We waren in die tijd niet heel erg voorzichtig. Op een gegeven moment zijn we naar Brighton verhuisd. Steve werd steeds magerder. In 1993 heeft hij zich laten testen en toen werd duidelijk dat hij hiv had. Zijn vroegere vrienden wilden opeens niets meer van hem weten. Voor Steve reden om geen medicijnen te nemen. Hij wilde niet leven in een wereld waar vriendschap geen waarde heeft. Steve stierf een jaar later aan aids.

„In die tijd ben ik politiek geëngageerd geraakt. Engeland ging zo afschuwelijk om met mensen die hiv of aids kregen. Dat was echt verschrikkelijk. Ik liep mee in demonstraties, gaf voorlichting en hielp jongens die ziek waren en moederziel alleen thuis lagen. Ook verzorgde ik Steve. En ondertussen werkte ik bij British Telecom. Niet geheel verrassend, bleek ik zelf ook hiv te hebben. Maar ik voelde mij prima. Ik heb blijkbaar sterke genen. Pas in 2004, ik was inmiddels naar Spanje verhuisd omdat ik gek werd van alle herinneringen in ons huis in Brighton, was mijn weerstand zo laag dat ik medicijnen moest gaan slikken om te voorkomen dat ik aids zou krijgen.

„Jarenlang ging dat prima. Maar een paar jaar geleden voelde ik allemaal vreemde dingen in mijn lijf. Iedereen dacht aan een kankersoort die veel voorkomt bij hiv-patiënten. Maar het bleek de ziekte van Castleman te zijn. Het is gelukkig niet dodelijk en makkelijk te behandelen, maar heeft wel mijn beenspieren aangetast. Daarom loop ik moeilijk. En dat werd een probleem op de Spaanse berg waar ik woonde. Ik verhuisde daarom naar Torrevieja, maar daar waren ze niet zo gediend van Engelsen. En zo werd ik daar natuurlijk gezien.

„Hoewel ik al 20 jaar in Spanje woonde, sprak ik de taal niet. Iedereen wilde altijd Engels met mij oefenen. Dat werd een probleem als ik echt hulpbehoevend zou worden. Ik heb mij daarom ingeschreven voor een sociale huurwoning in Amsterdam. En daar zit ik nu. Van de buitenkant oog ik wellicht als een zielige man die duimendraaiend voor de televisie zit. Ik ben inderdaad alleen. Maar niet eenzaam. Ik doorleef de goeie herinneringen die ik met Steve heb gehad.”