Samen met een goede vriendin, haar geliefde en mijn geliefde bezoek ik de tentoonstelling This Will Not End Well van Nan Goldin.
Onze vrienden zijn een weekend op bezoek. Vrienden die, als ik het boud mag stellen, altijd dronken zijn, vooral de vriendin, die ik ken van het drinken. De betreffende vriendin bezoekt de AA, niet om af te kicken, maar om leuke mensen te ontmoeten. Gelijkgestemden, zeg maar. En daar lachen we dan om, haar omgeving vraagt naar nieuwe verhalen die rondgaan als anekdotes op verjaardagen, we blijven graag aan de oppervlakte van dit probleem, aan de diepte denken we liever niet.
Mijn geliefde vraagt die vrijdagmiddag vlak voor het bezoek arriveert of het ook een keer zonder drank kan. Dat de komst van deze vrienden garant staat voor een 48 uur durende roes en dat ze daar minder zin in heeft. Dat alles dan zo ver weg voelt, hard, afstandelijk, vaag, verdrietig en vooral: onnodig. Ik kijk haar wanhopig aan, smeek inwendig om genade, denk: ik weet het, je hebt gelijk, maar ik hoor mezelf zeggen dat het niet anders kan, dat ze niet te kinderachtig moet doen. Dit is de kern van onze vriendschap, zeg ik. En dat het erbij hoort.
Waar hoort het bij? vraagt mijn geliefde. Bij het leven gewoon, zeg ik. En dan, een eerlijker antwoord: we hebben het nodig.
Het is zaterdagmiddag. We zitten zwetend en trillerig van de vrijdagnachtdrank in het Stedelijk Museum in Amsterdam, één van ons is in slaap gevallen op het warme tapijt, we kijken naar de film(collage) Memory Lost (2019-2021), waarin Goldin foto’s en flarden van gesprekken toont van haar verslaafde vrienden en van zichzelf, of, zoals op de website van het Stedelijk Museum te lezen valt, we zijn de toeschouwers die getuigen zijn van een claustrofobische reis die het afkicken van drugs met zich meebrengt – Goldin zelf raakte verslaafd aan oxycodon. „Goldin may not remember as much as she once did, but the photographs do.” De foto’s kaderen precies dat waaraan Goldin en haar vrienden aan te lijken hebben willen ontsnappen, namelijk plaats en tijd. We zien momenten van extase, aftakeling, schoonheid, liefde, hoe alles vervaagt en terug helder wordt. De film eindigt bij het begin, als iedereen nog leeft en jong en gezond is. Alsof Goldin wil laten zien dat er ook nog de mogelijkheid bestaat te ontsnappen, de andere kant op.
In de film somt een arts de redenen van een verslaving op. Die komen zo ongeveer hierop neer: je wil vergeten, bent op zoek naar de roes, naar schoonheid, je gebruikt om niet alleen te hoeven zijn, je bent te verlegen, wil het lichaam ontvluchten, weg van de existentiële schaamte, de schuld ook, je voelt de behoefte om te flirten met zowel het leven als de dood, de vrijheid tegemoet, je wil verdwijnen, je vooral niet vervelen, je wil meer, je wil anders, je wil bestaan maar weet niet hoe. En dan zegt de stem: dat zijn menselijke wensen.
Menselijke wensen. Daar zijn we even stil van.
Om af te koelen fietsen we na afloop van het museumbezoek langs het Marineterrein, een afgebakende plek waar je in het open water kunt zwemmen. Vanaf de steiger springen we in het koude water; hoofd onder het donkere oppervlak, weg oriëntatie, het lichaam zo lang mogelijk maken, armen vooruit alsof je een pijl bent, kracht zetten, tussen twee werelden zweven, de tijd vergeten, ademen, voelen, doorzwemmen tot alles vanzelf gaat. Alles gaat een kort moment vanzelf. Als we onszelf weer aan de kant hijsen, breekt er plotseling een waterige zon door. Ik hoor mezelf tegen mijn vrienden zeggen dat ze vaker moeten zwemmen. Mijn geliefde heeft me afgelopen zomer (een beetje) leren zwemmen. Het begon met mijn hoofd onder water; iets wat essentieel is bij het zwemmen, maar wat ik nooit durfde, ik wilde de controle houden. Precies vanwege diezelfde controledrang heb ik natuurlijk vaak zin om dronken te worden, even geen spanning te voelen, niet alles proberen te overzien, weg met de angst en nervositeit, de ontembare behoefte alles kapot te maken. Sinds ik zwem drink ik veel minder. Omdat zwemmen buitenaards voelt – wie zwemt bevindt zich in een wereld waarin tijd en ruimte een andere vorm aannemen. Alsof je even de kans krijgt overal tussendoor te glijden.
Olivia Laing heeft een boek geschreven over schrijvers en dronkenschap: The Trip to Echo Spring. Een van de schrijvers over wie hen schrijft is John Cheever (1912-1982). „Je dood drinken leek me helemaal geen reden tot ongerustheid, tot ik ontdekte dat ik me dood aan het drinken was”, citeert Laing hem.
In zijn wonderschone verhaal met de toepasselijke titel The Swimmer schrijft Cheever over dronkenschap aan de hand van het personage Neddy Merrill; een man die na een nacht vol drank besluit om naar huis te zwemmen via alle zwembaden in de provincie. Hij zwemt langs vrienden, buren, kennissen, mensen uit zijn leven. Hij zwemt maar door, door de seizoenen heen, langs de jaren, tot-ie thuiskomt en zijn vrouw en kinderen weg zijn, het huis overwoekerd en verkocht. De tijd, zijn leven, is voorbij, zonder dat Neddy Merrill er getuige van was. De zwemtocht is een mooie metafoor voor de dronkenschap. Cheever schreef in zijn dagboek dat zijn geheugen vol kraters en gaten zit, net zoals wordt getoond in Memory Lost van Goldin. Ook het brein van Cheevers personage Neddy Merrill zit vol hiaten en gaat een eigen relatie aan met de werkelijkheid. Merrill zwemt en zwemt tot hij niet meer kan, maar de wereld waarnaar hij terug wil is allang niet meer de zijne. Hij heeft er geen toegang meer toe.
Cheever heeft gezegd dat de opwinding van alcohol en de opwinding van fantasie erg veel op elkaar lijken. Schrijven, drinken, zwemmen; het is allemaal tijdreizen. We drijven. We drijven af. In de hoop dat we nog kunnen ontsnappen: de andere kant op.
Leeslijst